Hoofdstuk 39

12 3 2
                                    

Wat ben jij. De woorden galmden na in mijn hoofd. Een melodie die onafgebroken mijn zintuigen bespeelde. Wat had de pixie bedoeld toen ze het er zo uitriep? Het had zo verafschuwd geklonken, alsof ze voor het eerst pas goed naar e had gekeken en het beeld haar niet aanstond.

Ik schudde mijn hoofd. 'Wat bedoel je?' Ik vroeg het de pixie, maar ze gaf geen antwoord, volkomen in beslag genomen door iets wat ze in me leek te zien. De kleur was nog niet teruggekeerd op haar gezicht. Ze tilde haar kleine vingers op en liet ze hulpeloos in de lucht hangen.

'De..- Je.'

'Ik ben wat?' Ik drong aan, vastbesloten om een verklaring uit het kleine wezentje te persen. Wat had ze bedoeld. Ik was veranderd, maar dat was toch geen aanleiding voor de vraag die ze er uit had geworpen. Wat, niet wie. En de toon. Het was net alsof ik een monster was, zo had het geklonken. Ik hief mijn handen naar mijn gezicht en raakte mijn wangen aan. Niks bijzonders, slechts een gladde warme huid. Geen afschuwelijke pokken, wonden of iets anders gruwelijks wat haar woorden zou verklaren.

'Roux?'

Ze leek wakker te worden uit de nachtmerrie waarin ze was verzonken en knipperde. Voorzichtig en aarzelend fladderde ze dichterbij met die fragiele, doorzichtige vleugeltjes van haar. Dichter en dichter totdat ze een hand op mijn voorhoofd had gelegd.

Abrupt zoog ze haar adem naar binnen. 'Nee..-' Stamelde ze. 'Het zou toch niet waar zijn?' haar ogen staarden in de mijne. Nietsziend en kijkend in een andere realiteit. Haar aanraking was zacht en tussen onze huid ontstond een warme tinteling. Een statisch gevoel dat zich opbouwde in de lucht. Het voelde vreemd, niet zozeer onaangenaam maar eerder alsof er iets in mij werd blootgelegd aan de rooskleurige ogen van de pixie. Het deed me denken aan de ontmoeting met het wezen, terug in Embergrove, het kleine stadje waar ik geboren en getogen was. Die topaaskleurige ogen zou ik nooit meer vergeten.

'Dit is onmogelijk.' Verzuchtte ze. 'Zij zijn al eeuwen hier niet meer.'

Ik rukte mijn hoofd van haar weg. 'Waar heb je het over. Wie zijn weg? Roux?' De pixie gaf nog steeds geen antwoord en haar zweverige gedoe begon me op mijn zenuwen te werken. Ik wilde weten waar ze het ver had. Het klonk alsof ze iets over mij wist, iets over mij had ontdekt. En het frustreerde me dat ze me er niks over vertelde.

Het afgelopen uur was er al genoeg gebeurd waar ik het begrip niet van kon vatten en de adrenaline begon eindelijk een beetje weg te ebben waardoor de realiteit begon in te zinken. Als dit echt was gebeurd, en ik niet gek was geworden dan zou dat niet lang meer duren als de pixie me niet nu meteen antwoorden zou geven. Soms als ik weer een bui had waarin alles als een verstikkende deken om mijn schouders leek te hangen dreef ik af naar mijn gedachten. Een plek waar fantasie realiteit werd en ik niet meer in staat was de een van de ander te onderscheiden.

Dit was gelijkwaardig, en op de een of andere manier toch weer verschillend. Diep van binnen was ik me er van bewust dat dit echt was. Dat dit echt was gebeurd, maar het was gewoon zo onwerkelijk.

'Het spijt me.' De pixie veerde op. Even schoten haar ogen schichtig heen en weer. 'Ik moet gaan.'

'Gaan?' Ik vroeg het haar verbaasd. Waar zou ze heen moeten? Terug naar Aegea, het pixiedorp? Het leek alsof ze nog iets wilde zeggen, zo opende ze haar mond. In haar ogen was een storm van twijfel te zien. 'Roux?' Drong ik zachtjes aan. Het was duidelijk dat de pixie van streek was, om een of andere reden.

'Ik moet terug naar huis.' Ze durfde me niet aan te kijken en ontweek mijn vragende blik. 'Hoe bedoel je, terug naar huis?' Sputterde ik tegen. 'We zijn hier net. Ik dacht dat je...-'

Ze schudde haar hoofd in een verontschuldigende beweging. 'Het spijt me Dawn. Maar ik moet echt gaan, het is van levensbelang.' Nu snapte ik er al helemaal niks meer van. Wanhopig hief ik mijn handen in de lucht. 'Roux, wacht nou even..-' De pixie fladderde al weg in een noodvaart. Even zat ik stokstijf stil en liet mezelf toen van de tak afglijden. Mijn voeten raakten licht de grond, zo soepel als een kat. Ik besteedde er geen aandacht aan en rende achter het kleine feetje aan. Binnen de kortste tijd had ik haar ingehaald. Ze wilde echter niets stoppen en fladderde vastberaden verder, haar ogen voor zich uitgericht.

Op dit moment was ik helemaal niet bezig met de mogelijkheid om gezien te worden. Al die tijd had Roux zich verborgen gehouden en wanneer ik weg was om te trainen zorgde zij dat ze ergen in een boom of struik verstopt zat. Zelfs als ze alleen in de barak zou achterblijven was het niet veilig. Ik vertrouwde mijn mede-rekruten niet en zeker niet Zeke en zijn kameraden. Maar nu. Nu was ik gefixeerd op het koppige meisje dat me geen antwoorden wilde geven.

'Roux!' Eindelijk hield ze stil bij het horen van mijn snauwende toon. Ik was hier zo ongelofelijk klaar mee. Ze draaide zich naar me om. Er was een mengeling van spijt en zorgen op haar gezicht te zien. 'Wat is er allemaal aan de hand? Ik begrijp er niks meer van.' Ik kon niet voorkomen dat er een wanhopige toon in mijn stem te horen was. Hoe hard ik ook mijn best deed om kalm te blijven, onder de oppervlakte sloeg de paniek toe. Dit gevoel, deze kracht die in mij rondtolde was vreemd en ik wist niet hoe ik er mee om moest gaan.

Ik was volledig uit mijn comfort zone getrokken. Het niet voelen, het lege gevoel, dat was wat ik kende. Dat was veilig en vertrouwd en ik wist he ik daar mee om moest gaan. Maar dit. De kracht die zich onder mij nieuwe huid had opgebouwd was verwoestend. Dat voelde ik. En...- En het beangstigde me.

Met een geruststellende glimlach kwam ze dichter bij en sloeg haar korte armpjes om mijn nek. Ze voelde ongetwijfeld de bonkende hartslag in mijn keel. Het simpele gebaar was genoeg om de tranen in mijn ogen te laten springen. Ik wilde het niet zeggen, wilde geen emoties tonen maar ik was bang.

En ik denk dat de pixie zich er van bewust was. 'Het komt allemaal goed Dawn. Je hoeft niet bang te zijn.' Ze verstrakte haar greep en fluisterde in mijn oor. 'Omarm de kracht. Leer het te gebruiken, buig het om naar je wil.' Ze stopte even en wist niet zeker of ze verder moet gaan. 'Want de tijd komt dat je het nodig zal hebben.'

'Wees niet bang. We zullen elkaar weer zien.' Een voor een liet ze haar vinger los en trok zich terug. Nog een blik. Nog een glimlachje van het kleine, vrolijke wezentje dat we de afgelopen weken door mijn somberheid had heen gesleept. De geruststellende aanwezigheid die in de holte van mijn nek opgekruld lag te slapen wanneer de gedachten me in hun macht hielden, liet me achter.

'Ik moet wel Dawn.' Fluisterde ze terwijl ze mijn ogen zag. 'Er hangt te veel van af.'

En toen was ze weg.

En ik kon niet anders dan haar laten gaan. 

Emperor of Death | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu