"Arrogant boy, love yourself so no one has to, they're better off without you." -All Time Low
Even geloofde hij Silver. Heel eventjes maar, voor een paar seconden. Allen verscheen vanuit de keuken; zonder kleding, alleen zijn boxer nog aan. Quinn's vertrouwen in Silver verdween in een ogenblik. Zijn blik ging van Allen naar Silver en van Silver naar Allen. De manier waarop Allen 'babe' had gezegd, raakte Quinn. Hij had haar nooit babe of iets dergelijks genoemd. Sil of Silver was het altijd geweest. Allen leek een beter iemand voor haar, maar Quinn begreep het niet. Hij reageerde niet, staarde alleen wat voor zich uit. Hij schudde zijn hoofd en probeerde de tranen weg te krijgen uit zijn ogen. Drie jaren. Drie fucking jaren. En dan doet ze dit. "Silver," bracht hij met moeite uit, "Silver, hoe kun je?" Quinn staarde en hoopte om in het niets op te lossen. Hij had honderden vragen, maar wilde niets zeggen. Duizenden scheldwoorden die hij uit wilde roepen, maar hij zweeg. Een kille stilte. Silver huilde, maar daar had ze het recht niet toe. Het was compleet haar eigen schuld. Quinn hield het in, hij wilde niet dat Silver zag hoe erg ze hem gekwetst had. Hij wilde koel blijven, rustig. Hij wilde weglopen, maar ook zien hoe erg Silver leed onder haar eigen ondergang. Hij wendde zijn ogen af, keek naar hoe de deur nog open stond. Een moment, zonder na te denken. Hij stapte het huis in en liep naar Allen, Quinn's vuist raakte zijn wang. Zijn neus. Hij werd tegen de tafel aangeduwd. Een poging tot verdediging, maar het werkte niet. Quinn maakte hem uit voor van alles, riep dat het zijn schuld was en voelde hoe de woede alsmaar erger werd. Tranen liepen over Quinn's wangen. Silver probeerde hem weg te trekken van Allen, maar ze was niet sterk genoeg.
Woede. Angst. Verdriet. Paniek. Schuld. Nog meer woede. Quinn duwde Silver van hem af en keek woest om zich heen. Nagels in zijn handpalmen gedrukt, maar hij voelde er niets van. Het hielp. Het hielp echt. Quinn sloeg zijn vuist tegen de muur. Opnieuw. En opnieuw. Hij pakte Silver's arm misschien iets te stevig beet en mompelde wat onaangename dingen. Hij liet Silver los, liep het huis uit. "Veel geluk samen!" riep hij ze woedend na. Hij trapte tegen verschillende losse stenen, veegde zijn wangen af, deed oortjes in met muziek, trok meerdere bladeren van takken af en schreeuwde af en toe in het niets. Hij rende. Zo hard hij kon. Zoveel hij kon. Zo ver hij kon. Na drie kwartier was hij uitgeput. De woede was eruit, maar het verdriet zat nog in hem. Was dit zijn schuld? Was hij teveel hetzelfde geweest? Had hij beter moeten luisteren naar wat Silver tegen hem had gezegd? Had ze wel ooit iets gezegd?
Quinn ging zitten, zijn rug tegen een muurtje. Hij veegde de tranen en het zweet van zijn gezicht. Hij was moe, uitgeput, afgepeigerd. Zijn benen voelde zwaar en hij was ver van zijn huis. Hij wist niet hoe hij thuis moest komen. Hij had niemand om te bellen of om hem op te komen halen. Hij kon niets anders dan hier blijven zitten en wachten tot hij uitgerust was. Daarna teruglopen naar zijn huis. Het zou nog zeker 2 tot 3 uur lopen zijn, voor hij thuis was. Hij zat daar. Muziek vulde zijn oren. De auto's die door de straat reden hielden hem bezig. Zijn gedachten hielden hem bezig. Zijn hoofd zat vol met Silver. Waarom deed ze het? Hoe kon ze? Sinds wanneer? Wat had hij verkeerd gedaan?
Hij staarde en staarde, en dacht na. Zijn gedachten dwaalden langzaam af naar de leuke herinneringen aan Silver. Hoe ze samen naar het strand waren geweest en hoe Silver bijna bevroor in het ijskoude water van de zee. Hoe ze op hun eenjarige jubileum samen naar het chicste restaurant in de stad waren geweest en op Quinn's kosten namen wat het lekkerste leek - ondanks de prijs. Hoe ze samen verschillende games hadden gedaan, in hun ondergoed, de hele nacht door. Het was allemaal een grote leugen. Silver wilde niet bij hem zijn. Ze wilde bij Allen zijn. Drie jaren. Voor niets. Tijdsverspilling. Het einde van bitterzoet geluk. Quinn stond uiteindelijk op, liep langzaam terug naar zijn wijk. Ook Silver's wijk. Hij wilde niet bij Silver zijn. Hij wilde het wel. Hij wilde praten. Schreeuwen. Zwijgen. Duidelijkheid. Hij wilde er niets van weten. Hij wilde alles weten. Hij wilde weten wat Silver dacht, waarom ze het deed. Hij wilde weten wat Allen ervan dacht. Hij wilde wraak. Hij wilde zijn eigen gedachten op een rijtje hebben. Hij dacht dat hij degene was die Silver in leven had gehouden, haar had geholpen door de moeilijke tijden. Misschien was Allen dat wel geweest, had Quinn alleen maar in de weg gezeten. Hij was overbodig. Zoals altijd. Hij moest nog een paar straten tot zijn eigen huis, de straat hierna was die van Silver. Hij had een brok in zijn keel en tranen in zijn ogen. Hij hoopte dat hij Silver nog zou zien. Hij hoopte haar nooit meer te zien. Hij hoopte haar te vergeten. Hij hoopte dat ze naar hem terug zou komen, hem smeken haar te vergeven. Hij hoopte van alles, maar hij kon er niets mee. Hij liep sneller door, met stevige passen. Hij rende voorbij Silver's huis, in de hoop dat hij het huis niet zou zien. Het leek slow-motion, de manier waarop hij hierlangs kwam. Hij keek naar binnen, er was niemand. Een leegte. Geen Silver, geen Allen en al helemaal geen Quinn.
De grond voelde koud aan. De lucht om hem heen voelde alsof het niet ingeademd wilde worden. Zijn hoofd wilde niets voelen. Quinn kon niet zeggen of hij boos of vrolijk was, verdrietig of blij. Hij huilde zonder een gevoel. De muziek vulde zijn oren, maar hij begreep er geen woord meer van. Hij had geen woorden voor wat hij voelde, hij voelde niets. Hij voelde een leegte. Niet alleen miste hij iets in zijn lichaam, in zijn hart. Hij miste een gevoel, een leven, een teken van nuttigheid. Hij lag daar, op de kille grond, te huilen zonder te weten waarom. Hij staarde naar het plafond, zijn haar werd nat van de tranen die langs zijn hoofd naar beneden rolden. Zijn hoofd voelde alsof het elk moment kon stoppen met nadenken. Maar hij bleef nadenken. Hij wilde iets doen. Niet iets als een hobby. Hij wilde zichzelf iets doen. Hij wilde iets voelen. Pijn was een gevoel. Tranen stroomden harder, meer, sneller. Voor wie deed hij deze moeite, voor wie hield hij vol? Het was altijd Silver geweest. Silver had hem weggehouden bij het randje, zijn hand vastgehad terwijl ze zelf bijna viel. Hij wilde er voor haar kunnen zijn, haar op kunnen vangen zonder dat hij zelf in de problemen zat. Hoewel school vandaag was begonnen, was Quinn niet gegaan. Hij was opgestaan, maar niet aangekleed. Hij had ontbijt gemaakt, maar het onmiddellijk bij het vuilnis gegooid. Hij had gedoucht, het koude water langs zijn lichaam laten stromen, maar hij voelde zich niet schoon. Hij voelde zich smerig, vies. Maar hij kon er niets aan doen. Hij had zonden en hij moest de consequenties ervoor ondergaan.
De muren kwamen steeds dichterbij, het plafond kwam langzaamaan naar beneden. De ruimte werd alsmaar kleiner. De kou voelde goed, alsof het hem omhelsde en veilig hield. De stilte was verdovend, ieder geluid was teveel. Het leek alsof de schaduwen naar hem toe kwamen, bewogen, hem aanvielen. Hij voelde zich minder en minder veilig, bang voor iets wat hij niet eerder had gezien. Hij huilde, maar hij hield zijn ogen wijd open. Hij staarde naar iets wat er niet was. Een geest waar hij doorheen keek. Een persoon met een onzichtbaarheidsvloek. Lucht. Zijn hart klopte als een gek, maar er was niets om echt bang van te zijn. Hij was bang van zijn eigen gedachten, zijn eigen hoofd. Hij was bang van zichzelf. Hij wilde niet. Hij wilde niet meer. Hij was er klaar mee. Hij pakte zijn hoofd met beide handen vast en kneep zijn ogen stijf dicht. "Ga weg, ga weg, ga weg." fluisterde hij tegen zichzelf. Het hielp niet. Zijn ademhaling versnelde, stokte om de zoveel seconden even en vervolgde nog sneller dan daarvoor. Hij huilde met geluid, de tranen stroomden als rivieren over zijn wangen. Zijn ogen openden. Hij keek om zich heen, stond op en wankelde naar zijn bureau. Hij opende een la, pakte een boek eruit en opende deze. Er zat een klein, maar scherp mesje in. Hij keek ernaar. Hij keek er naar met woede, met angst. Alsof het zijn grootste vijand was, maar hij de strijd hoe dan ook zou gaan verliezen. Hij pakte het mesje vast tussen zijn duim en wijsvinger, zette hem tegen de binnenkant van zijn arm. Het was zeker een jaar geleden geweest dat hij ook maar iets had gedaan. Hij zette het mesje er steviger tegenaan, duwde een beetje. Hij voelde de pijn, maar hij glimlachte erbij. Hij bewoog het mesje een stukje, waardoor er een streep te zien was. Een bloedrode streep op zijn arm. Het leek alsof zijn innerlijke vijanden en stemmen zijn lichaam verlieten door een klein sneetje. Hij kalmeerde.
JE LEEST
Bittersweet, depressing love.
Aktuelle LiteraturNa drie jaren een relatie te hebben, komt Quinn erachter dan zijn suïcidale vriendin Silver vreemd is gegaan met Allen, een jongen van school. Hoe het dan verder moet, is voor Quinn een grote vraag en het heeft cruciale gevolgen op zijn leven. "Lip...