Hoofdstuk 1.1 ~ Weg van hier

227 16 25
                                    

Dinsdag 29 maart - 16.38 uur

Met trillende vingers zoek ik het telefoonnummer op en start direct daarop de auto. Ik aarzel, maar werp toch een laatste blik op het onderkomen, wat mijn thuis was in de afgelopen vier jaar. Met geweld onderdruk ik het bittere gevoel dat mij overvalt; daar heeft immers niemand wat aan.
Ik rijd snel weg als ik de gordijnen zie bewegen: de adrenalinestoot neem ik voor lief.
De telefoon wordt opgenomen en mijn stem krijgt een geforceerd opgewekte klank als ik de begroeting beantwoord: "Dag mevrouw. U spreekt met Tessa van't Loo en ik wil graag voor een week reserveren."

De telefoniste probeert me uit te leggen waarom dat niet mogelijk is, maar ik heb gelukkig mijn antwoord klaar. Ik vervolg: "Ik kom wat eerder, er is toch wel plek?"

"Jazeker, deze week is het vrij rustig, volgende week wordt problematischer. Inmiddels begrijp ik dat dat bekend is bij u?"

"Ja, inderdaad. O, ik denk trouwens dat de organisatie de rest dan zal regelen."

De rustige vrouwenstem antwoordt: "Prima, we kunnen het er straks uitgebreid over hebben als u straks incheckt bij de balie."

"Super! Ik ben er over een uurtje, dan kunt u alle benodigde gegevens krijgen. Tot dan."

Als ik het telefoontje heb weggedrukt, valt de stilte over me heen. Ik laat het zo. Hoewel mijn gedachten direct beginnen te malen - en dat is nu echt niet positief - is de herinnering aan de schetterende muziek die Melissa altijd uitkiest nog erger, waardoor ik het gebrom van de auto die over de snelweg raast het allerbeste kan waarderen. Bovendien wil ik mijn favorieten wel eens meezingen en dat kan ik mijn trouwe auto nu niet aan doen.
Straks stopt hij ermee door mijn valse noten.

Ergens ben ik blij met het moment dat ik het huis uit ben geschopt. Volgende week zal de wedstrijd zijn fictieve armen voor mij openen en in de tussentijd kan ik gelukkig in het hotel verblijven. Daarna kan ik me wel weer druk maken om nieuwe woonruimte. In het ergste geval moet ik weer terug naar mijn ouders, maar wie wil dat nou na vier jaar op zichzelf wonen?

Als ik achter me kijk, ben ik redelijk tevreden. Ik heb mijn autootje tot de nok toe vol kunnen laden met alle spullen die ik in de gauwigheid mee heb kunnen grissen. Met een steek van spijt denk ik dan aan mijn stenen spaarvarken die nog steeds in het hoogste keukenkastje staat. Hij bevat gelukkig vrijwel geen geld, maar hij vertegenwoordigd wel sentimentele waarde doordat ik hem van mijn inmiddels overleden oma heb gekregen, en dat ben ik nu beide kwijt.
Snel ga ik met mijn gedachten over alle plekken waar ik kleding en attributen achter heb kunnen laten, maar schud dan mijn hoofd. Ik ben zo'n sloddervos: dat is onbegonnen werk.
Ik hoop dat ik het belangrijkste mee heb kunnen nemen, want ik ga nooit meer terug.

Ik trap het gaspedaal flink in en na vijftig minuten ben ik op de plaats van bestemming aangekomen. Het hotel De IJssel staat tussen de uitlopers van de stad, idyllisch aan de IJssel gelegen - dat laatste is natuurlijk niet zo gek met een dergelijke naam. Kampen is niet helemaal het midden van Nederland, maar komt aardig in de buurt. De makers van de show hebben deze plaats uitgekozen om alle deelnemers - die uit alle hoeken van het land komen - een uitermate lange rit te besparen.

Het parkeren en inchecken gaan van een leien dakje. De receptioniste keek niet eens vreemd op toen ze me bepakt en bezakt binnen zag komen lopen: ze zullen hier wel wat gewend zijn.
De hotelkamer die mij toegewezen is, is daardoor ook gelijk vol maar ik heb toch geen twee bedden nodig en ik verwacht niet al te veel op die kamer te zijn. Wat voor nu telt is dat ik alles kwijt kan zonder mijn broers in te hoeven lichten. Die zijn - wat mij bemoederen betreft - een graadje erger dan onze ouders, maar wel degenen die ik als eerste zal spreken over mijn wederwaardigheden. Hoe hecht onze band ook is, ik wil de problemen eerst zelf op een rijtje zetten voordat ik hen ermee lastig val. Ik ben voor nu vooral gehecht aan mijn rust.

Terwijl ik nog eens rondkijk en lusteloos enkele spullen wat op probeer te ruimen, overdenk ik wat ik nu het beste kan doen. Het restaurant beneden zag eruit alsof ik daar vanaf morgen in alle rust zou kunnen werken en samen met het overduidelijke open buffet is dat precies wat ik nodig heb.
Maar eerst moet ik douchen.
Als de hete stralen uiteindelijk mijn lijf geselen, schrob ik mezelf van top tot teen schoon.
Het voordeel van huilen onder de douche is dat niemand het ziet.
Na mezelf schoongespoeld te hebben zeep ik me opnieuw in. Met mijn ogen dicht laat ik alles even over me heen komen. Uiteindelijk zet ik de douche uit en ril van de plotselinge en dampende stilte.

Door het gedwongen rustmomentje, ben ik daadwerkelijk kalmer geworden en ik krijg het zelfs voor elkaar om de kamer dusdanig efficiënt in te richten dat het er opgeruimd uit ziet. Het geeft direct verademing in mijn gedachten.
Nadat ik me om heb gekleed, ben ik er klaar voor om andere mensen te zien.

TweelingtestWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu