Deel 2 - Hoofdstuk 11

21 3 7
                                    

Ondanks al het geluk dat de familie Fitzgerald had ervaren de afgelopen tijd - voornamelijk dankzij Joséphine's bruiloft, die de schandelijke reputatie van de familie wat had opgekrikt - sloeg ook bij hen het noodlot onvervalst toe.

Het noodlot, en de tijd, zijn beiden onverbiddelijk, hard en onherroepelijk. De één sloeg zonder waarschuwing toe als een roofdier, de ander tikte vergankelijk en tergend langzaam of juist razendsnel, door.

Op een afgrijselijke maandag, die de boeken in zou gaan als Miserabele Maandag (een uitzonderlijk eufemistische naam, maar goed), rinkelde de telefoon. Hij ging één keer over, en toen twee keer, drie keer, vier, net zolang totdat Olivia, die net een gesprek had aangeknoopt met Babette de tuinvrouw, wel móést opnemen omdat het geluid van de telefoon dusdanig door merg en been ging dat niemand zich meer kon concentreren.

"Hallo?" zei Olivia en dr irritatie droop zo'n beetje van haar stem af. Helaas zou haar hele leven over iets minder dan tien seconden compleet veranderen, en nooit meer echt hetzelfde worden.

"W-wat?" stamelde ze toen ze de vriendelijke stem van de man aan de andere kant van de lijn aanhoorde. Ze zakte in elkaar, stortte zich op de vloer en begon luidkeels te gillen. De tranen kwamen zo snel dat Olivia al gauw in een poel van water lag.

Babette hoorde het lawaai en haastte zich naar binnen. Daar trof ze een snikkende, snotterende, gillende, hysterische Olivia aan, en zonder precies te weten wat er precies aan de hand was, trok ze haar dicht tegen zich aan en fluisterde dat alles goed zou komen. Dat was helaas niet zo.

-

Één onverbiddelijk uur later was de situatie een beetje duidelijker geworden. Door de vlagen van informatie die Olivia snotterend uitbracht en wat kennis van de dokters, ze waren immers in het ziekenhuis, kon Cees een optelsom maken van wat er was gebeurt. Toen het tot hem doordrong, greep hij naar zijn hoofd en moest hij overeind gehouden worden door Joséphine.

"Hoe erg is hij eraan toe?" bracht Joséphine met moeite uit. Door de weinige emotie die haar echtgenoot toonde, had ze geleerd dat ook niet te doen. En dus slikte ze haar bittere tranen in en verbeet ze de stekende pijn die haar momenteel uiteenreet. Ze stond te trillen op haar benen maar bleef staan.

"We zijn nog met hem bezig, we zullen jullie op de hoogte stellen als er iets veranderd," zei de jonge verpleegster eerlijk. Ondanks haar jonge ogen verried haar gezicht dat ze al veel leed had gezien, zowel bij patiënten als bij hun familieleden. Ze glimlachte zwakjes om zichzelf een houding te geven, en knikte toen. 

Terwijl Olivia, Cees en Joséphine huilend in de wachtkamer gingen zitten, verslagen, leeg en uitgeput van het huilen, kwamen er een paar bekenden de ruimte binnen. Pas toen wisten ze dat de hele situatie écht foute boel was. 

"O-Oli-livia?" zei Guillaume D'Arnaud met moeite. Hij zag er onherkenbaar uit. Onder zijn ogen zaten paarse wallen en zijn altijd netjes in model gebrachte haar lag verslagen en vergeten op zijn hoofd. Zijn das zat scheef en hij zag eruit alsof hij nog net op tijd een broek en twee dezelfde schoenen had kunnen aantrekken. Naast hem stond de kleine Eloise, bibberend en stamelend in onbegrijpelijk Frans. Olivia zette direct haar eigen verdriet opzij om Eloise en haar broer te troosten. Waarom ze hier waren, wist niemand maar toch wisten ze dat het niet goed kon zijn. 

Pas na een paar minuten van hopen, snikken, smeken, huilen, gillen, trillen en troosten waren Eloise en Guillaume weer enigszins in staat iets uit te brengen. 

"Wat is er gebeurd?" zei Joséphine die met een zakdoek, een cadeautje van Diederik, de zoute tranen van Eloise's gezicht afveegde. 

"Claude..." was het enige dat Eloise kon uitbrengen. Haar lip begon te trillen en ze legde haar hoofd op Joséphines schouder. Verdere woorden waren niet nodig. Cees had de optelsom gemaakt en legde zijn hoofd in zijn handen toen het tot hem doordrong. 'Gelukkig' voor de familie Fitzgerald en de D'Arnauds waren er geen andere mensen in de wachtkamer, waardoor ze niet hoefden te schromen hun verdriet te tonen. Ze wisten alleen niet dat de vriendelijke verpleegster daarvoor had gezorgd. 

Na een paar minuten die eigenlijk alleen maar voorbij gingen dankzij een ontelbaar aantal tranen, kwam de verpleegster, Simone, weer binnen. Achter haar liep een lange jongen met een bijna doodse uitdrukking op zijn gezicht. Hij zag bleek en gedroeg zich apathisch maar ook enigszins geschokt. 

"Olivier!" riep Joséphine uit en ze omhelsde haar broertje stevig. De gebruikelijke blijdschap die hij normaal voelde bij knuffels, bleef uit. Hij bevond zich in een soort oneindige leegte, en de witte wachtkamer contrasteerde met zijn emoties. Het leek alsof de felle lampen in de ruimte hen omhoog wilde slurpen, de lucht in, maar daar wachtte echter niet de hemel, alleen hel. 

De verpleegster greep ergens een stoel vandaan en zette Olivier erop, al leek hij dat niet te merken. Hij bleef doods naar de witte muur staren, alsof hij probeerde hem met enkel zijn blik omver te werpen, wellicht om een soort van instorting te veroorzaken, aangezien zijn leven dat zojuist ook gedaan had. 

Voor ongeveer een minuut was het enige geluid in de ruimte het irritante getik van de grote wandklok. Joséphine wilde dat ding het liefst door de kamer smijten, maar dan zouden er alleen maar nog meer gewonden vallen, wist ze. Cees haalde juist veel steun aan het geluid van de klok, omdat er op die manier nog enige regelmatigheid was in zijn momenteel totaal ontregelde leven. 

Simone pakte ook een stoel en ging langzaam zitten. Omdat ze oogcontact maken altijd moeilijk had gevonden, begroef ze haar blik in haar papieren op een klembord in haar hand. Ze probeerde  de juiste woorden te vinden, maar zoals altijd leken die niet te bestaan, alsof de mensen van vroeger al wisten dat dit verdriet niet onder woorden te brengen was en je het moest meemaken om de essentie ervan te begrijpen. 

"Ik had jullie beloofd op de hoogte te stellen van de situatie van Lennard-" begon Simone, maar Olivia, die haarzelf tijdelijk herpakt had, onderbrak haar. "Alleen als zijn toestand zou veranderen." Simone moest wel knikken. 

Ze beet op haar lip. Dit was de eerste keer dat ze dusdanig triest nieuws aan de familie moest brengen. Het is deel van het vak, dat wist ze, maar dat maakt het niet makkelijker. Jouw woorden zullen namelijk het leven van een familie compleet veranderen. Vaker negatief dan positief. 

"Lennard heeft een zeer ernstig auto-ongeluk gehad. Toen hij hier werd binnengebracht, was er weinig wat we konden doen..." Simone viel even stil, omdat ze wist dat haar woorden een andere onderliggende boodschap hadden dan ze bedoeld had. Ze pakte haar verhaal echter razendsnel weer op, omdat Joséphine in een hartverscheurend gesnik was uitgebarsten. 

"Maar we hebben een scan laten maken die uitwees dat er enkele bloedingen in zijn hersenen aanwezig waren, waarschijnlijk vanwege de impact van de klap en-"

"W-waren?" stamelde Olivier die schijnbaar wel had zitten luisteren. Zijn stem klonk broos en als schuurpapier en hij schoof onrustig heen en weer op zijn stoel.

Simone kon zichzelf wel vervloeken. "Dat brengt me bij het volgende punt. Omdat we hersenbloedingen niet kunnen stoppen, was er niets wat we konden doen. Het spijt me."

"Dus..." begon Cees, die bang was voor de woorden die hij zo ging zeggen omdat ze klonken als een vonnis, als iets definitiefs, als iets onomkeerbaars. "Is... is hij dood?" Cees kreeg 'Lennard' niet over lippen. 

Dit is waarom Simone haar werk eigenlijk haatte. Waarom ze het nog deed, wist ze zelf eigenlijk niet. Ze dwong zichzelf om even door te bijten, want zíj was hier niet het slachtoffer. Dat waren alleen de families hier. 

"Lennard," begon ze, "is hersendood." 

De Geschiedenis van de Familie Fitzgerald ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu