Hoodstuk 8 Bij de zilveren

30 2 0
                                    

Tommy kriebelde aan zijn arm, hij lag op een bed van stro in een hut. Achterin stond een ketel te pruttelen op een vuurtje die een sterke kruidengeur van iets wat soep moest zijn verspreide. Aan de rechter muur hingen wapens in alle soorten en maten er zaten ook een paar rare tussen zoals een touwtje met aan de ene kant een ijzeren bolletje en aan de andere kant een soort van bijl maar dan met een handvat van maar twee centimeter lang. Aan de linker muur hingen allerlei huiden die tommy niet kon plaatsen, witte met zwarte stippen of bruin met gele strepen en nog een aantal andere. Maar wat alle aandacht trok was een enorm wandtapijt met een beer met drakenvleugels en een gouden bijl in zijn handen. Er zat midden onder een gat in wat precies over de deur heen paste. Pas nu zag hij een glazen bol met in het midden een afgesloten plek waar een kaars in brandde, in het andere deel zat een blauwe vloeistof waar kristallen in ronddreven, de lamp verspreide een lichtblauw sprankelend licht wat telkens veranderde door de drijvende kristallen. Er waren geen ramen maar het was toch goed verlicht. Opeens kwam iemand naar binnen. Tommy kon niet herkennen wie dat was. Hij keek nog eens, ah het was de zilveren arend maar. Was dit nou echt nodig? Hij zei niks. Het was vast een test of zo. Kom, Tommy stond op en liep uitgeput de hut uit. Er waren nog, een, twee, drie hutten. De vier hutten stonden met de ingang naar elkaar toe in een cirkel rondom een kampvuur. Om de hutten heen stonden houten staken. Tussen de hutten stond en muren van steen en allemaal katrollen en touwen om houten balken te laten zakken over de smalle ingangen. Een opmerkelijk ontwerp, dacht Tommy. De zilveren arend liep tussen de opening in de muren door en klom over de palen. Je loopt makkelijk tussen de palen door, alleen een ruiter op paard zou moeten afstappen. Op de hutten stonden lage open verdiepingen waar je net kon hurken, je kon er bij via een touwladder en er waren luiken waar je met een boog door heen kon schieten. Bijvoorbeeld terwijl de ruiter afstapte. Er moesten wel belangrijke mensen wonen, als er zo veel verdediging was voor vier hutten. Tommy had geen schoenen aan en de takjes kraakten onder zijn voeten, wat een fijn gevoel dacht hij. Even weg van de drukte en het rumoer. STOP! Zei de zilveren arend, we zijn er. Tommy zag niks anders dan bomen, de zilveren arend bukte en duwde wat bladeren opzij. Achter dat natuurlijk afval lag een kaart! Hij was gemaakt van gelooid leer en de namen waren erin gekrast. Tommy herkende het wel, in het noordoosten de ruïnes van het kasteel van de grijze koning. En in het zuidwesten het kasteel van Drenkor. Ergens in het zuidoosten lag Berkelon, en overal lagen dorpjes verspreid. Maar de kaart was veel uitgebreider dan alleen Organwik. Hij las nog andere rijken zoals: het woestijnrijk shaïno in het uiterste zuiden, en de grottenbewoners goloäna in het noordwesten. En iedere bergtop van de grijze bergen in het noorden van organwik stond duidelijk aangegeven. Maar de randen van de kaart waren nog niet zichtbaar, dus schoof Tommy nog een hoop bladeren weg. In het uiterste noorden achter de grijze bergen nog lag Feraïth. Wat wil je mij laten zien? Vroeg Tommy. Hier gaan we naar toe, terwijl de zilveren arend dat zei wees hij naar Feraïth. WAT!? Dat is toch veel te ver! Zei Tommy. Dan moeten wij over de grijze bergen heen! Toen zei de zilveren arend, weet ik maar. Wie heeft gezegd dat we “over” de bergen heen gaan en niet onderdoor. Eeuwen geleden woonden er nog gnomen in de bergen, zij groeven tunnels om zich sneller te kunnen verplaatsen, iedereen denkt dat ze uitgestorven zijn. Maar ze houden zich alleen goed verborgen. En daarmee gaan we naar Feraïth. Maar wat moeten we doen in Feraïth?'Vroeg Tommy. Ik zal het je wel uitleggen terwijl we opreis gaan, zei de zilveren arend. Ze verstopte de kaart weer en liepen terug naar de kleine vesting. Hij pakte zadeltassen en liep naar een andere hut toe. De hut zag er precies hetzelfde uit als degene waarin Tommy was bijgekomen. De zilveren arend schoof het bed opzij en onthulde daarmee een trap. Ze liepen naar beneden, aan de geur merkte Tommy dat deze gang al lang niet in gebruik is geweest. Hij liep door en hoorde zijn voetstappen galmen door de lege tunnel. Tommy voelde zich niet zo fijn hier beneden in de tunnel. Hij had liever op een boom gezeten en naar de uitgestrekte horizon zitten staren. Af en toe schoot er een rat langs zijn voeten of plonsde hij in het water. Tommy werd duizelig door de stank van deze ondergrondse gang. Ze liepen steeds verder het donker in omdat er geen licht was zoals fakkels of die gekke lampjes die ook in de hut hingen. Toen ze eenmaal aan het einde van de gang kwamen werd de stank weer minder. In het plafond zat een luik waar kleine straaltjes daglicht doorheen schenen. Met een krakend geluid opende de zilveren arend het luik. Het luik kwam uit in een grot met een opening verborgen door de lianen. In de hoek zat een oude man paarden te borstelen. Zou jij een pony kunnen uitzoeken voor die jongen hier, zei de zilveren arend tegen de man. De oude man leidde hen door een grottenstelsel wat vol zat met een enorm aantal paarden in alle soorten en maten. De zilveren arend pakte een paard wat zo te zien erg blij was dat hij er weer was. Tommy was wel erg zenuwachtig want hij had nog nooit op een paard gezeten! Het leek net alsof de zilveren arend gedachten kon lezen want hij zei: Het geeft niet als je nog niet kan paardrijen, dan leren we je het gewoon. Tommy keek hem aan alsof de zilveren arend Fruksjuwako sprak, een taal van de Fritsgen op de grens van het bekende en het onbekende. De man stelde zich voor. Ik ben Maurus, de paardentemmer van de zilveren. Maar wie……, Tommy kon zijn zin niet afmaken want maurus onderbrak hem. De zilveren is een groep met meerdere locaties. Op deze locatie zorg ik voor de paarden dus heet ik de zilveren hengst. Maar bij niet officiële gebeurtenissen noemt iedereen mij gewoon maurus.

De Zilveren ElfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu