Hoofdstuk 1: Uitgekozen

16 0 0
                                    


Ik probeer mijn zenuwen te vergeten door een stomme film te kijken. Ik ben de naam al vergeten, ik weet ook niet waar hij over gaat. Het boeit me niet. Het is een of andere comedy. Wat maakt zo'n film uit als ik toch bijna dood ga? Waarom ik? Het vliegtuig kan er natuurlijk niks aan doen, maar dan nog. Naast mij zit een te dikke man. Ik zit gelukkig wel naast het raampje. Ik durf alleen niet naar de wc, omdat ik dan half over die man moet klimmen. Opnieuw gaat mijn blik door het vliegtuig, staar ik mensen aan. Zou zij ook uitgekozen zijn? Of hij? Misschien is dat meisje dat zo verdrietig uit het raam staart ook uitgekozen? Of is ze te jong? Ik weet het niet. Ik heb deze mensen al honderd keer aangestaard, misschien zelfs vaker. Ik wriemel met mijn vingers. Het kan werkelijk iedereen zijn. Elk jaar is het anders. Toch zijn het elk jaar kinderen tussen de 10 en 16. Kinderen uit weeshuizen en kinderen van de straat. Kinderen van wie het niet uitmaakt als het misgaat, als ze verdwijnen.
'Staan blijven!' roept iemand plotseling. 'Verroer je niet!'
Ik schrik en kijk om mij heen, wat gebeurt er!
'Deze bus is nu van mij! Op naar de bios!'
Huh? Bus? O, tuurlijk het is die stomme film maar.
'Hahaha' lacht de film.
'Grappig hoor' mompel ik terug.
'Wat is er?' vraagt de man naast me. 'Ben je een leuke film aan het kijken?'
'Nee,' snauw ik terug.
'Rustig meisje,' zegt de man.
'Ik ben al 15 hoor,' snauw ik.
'Oké, oké,' zegt de man. 'Mis je, je vriendje al? Doe je daarom zo?'
'Nee! Ik heb geen vriendje! Ik mis hem niet, ik ga bijna niks missen! Ik ga nu naar...' zeg ik, plotseling verdrietig.
Waar ga ik eigenlijk heen? Dat had mevrouw Koensma niet gezegd, ze vertelde me alleen welk vliegtuig ik moest nemen.
De man gniffelt. 'Je gaat naar New York, dame. Je bent toch geen crimineel ofzo hé? Want dan moet ik de politie bellen.'
Vrolijk lacht de man naar me. Zo te zien heeft hij wel zin in de reis.
'Hoe je bek dicht,' mompel ik.
'Wat zei je daar?' vraagt de man, hij kijkt mij boos, verbaasd en raar tegelijk aan. Ik snap hem ergens wel. Hoe kan iemand nou niet weten waar hij heen gaat? Ik ben zelf dit vliegtuig ingestapt.
'Stil, oké? ik... ik...' er diggelt een traan over mijn wang heen.
Ik sluit mijn ogen en probeer alles om mij heen te vergeten, even nergens meer aan te denken.
'Oké, ik was al gewaarschuwd dat er rare luitjes in een vliegtuig konden zitten,' mompelt de man.
Hij werpt me nog een blik en dan draait hij zijn gezicht de andere kant op en praat met de vrouw achter ons. Het maakt mij allemaal niet uit, het enige wat mij uitmaakt is dat ik misschien doodga. Dood door een stomme reis, een missie. Waar ik tegen mijn zin in voor uitgekozen ben, waar ik niet eens aan mee wilde doen.

x

'Jongens en meisjes, daar ben ik weer!' zegt de vrouw met een stemmetje alsof ze tegen kleuters praat. 'Ik, mevrouw Koensma, ben er weer. Net zoals élk jaar!'
Ze laat een stilte vallen. Ze staart naar ons, terwijl wij met ingehouden adem door de zaal staren. Zij vind het allemaal geweldig. Of énig, zoals ze het zelf altijd zegt. Wij vinden het altijd verschrikkelijk.
'Allereerst wens ik jullie allemaal succes, al helemaal de kinderen die voor deze speciále missie uitgekozen zijn. Jullie weten hoe het werkt. Ik heb iedereen nagetrokken, iedereen getest. Ben je bijvoorbeeld enorm slim, knap, snel, sportief, dan kom je niet in aanmerking voor deze missie. Jullie kunnen namelijk nog iets voor deze samenleving betekenen. Kinderen die nog veel familie hebben hoeven ook niet, of kinderen die écht iets belangrijks hier hebben,' lacht mevrouw Koensma. 'De rest zou gemist kunnen worden, alhoewel we er natúúrlijk van uitgaan dat dat niet nodig is.'
Hoe durven ze. Zou ik moeten? Ik heb Sophie, ik moet op haar passen, ze kan niet alleen blijven. Volgens mij geloofde ze mij niet, snapt ze mij niet.
'We hebben natuurlijk ook tests gedaan, want je moet wel iets kunnen voor deze missie, van dit weeshuis hoeft er...' Ze laat opnieuw een stilte vallen.
In die stilte pakt iedereen elkaars hand, staart elkaar zenuwachtig aan en hoopt dat hij of zij het niet is. Alsjeblieft zeg dat niemand uit ons weeshuis hoeft smeek ik in mijn hoofd.
'Eén persoon te gaan, een meisje. De andere kandidaten komen uit andere weeshuizen en... plekken,' zegt de mevrouw Koensma.
Jaloers kijk ik naar de jongens, die allemaal opgelucht zuchten en blij zijn. Sommige kijken bezorgt naar een meisje met wie ze een band hebben of goed kennen. Ik snap ze, ik zou precies hetzelfde doen. Iedereen hier zou hetzelfde doen.
'Als ik de naam heb genoemd, verwacht ik dat je meteen naar voren komt, geen gemaar, geen gezeur, geen gedoe. Het is een enórme eer. Alleen niet iedereen begrijpt dat. Dus. Geen gemaar. Geen gezeur. Geen gedoe,' zegt mevrouw Koensma.
De korte stilte tussen haar zinnen in zorgt dat iedereen huivert en aan het rillen is. Wij, de weeskinderen in de zaal staren bang en angstig naar het podium. Laat mijn naam alsjeblieft niet genoemd worden. Alsjeblieft niet ik. Ik weet dat de kans groot is dat ik genoemd wordt. Veel van de meisje in de zaal hebben goede banden met de buitenwereld. Sommige sporten zelfs op hoog niveau.
Eindelijk zegt ze: 'Lara Green kom hier!'
In die seconde daarna lijkt mijn hele wereld in te storten. Ik moet, ik ben gekozen. Alles wordt zwart voor mijn ogen. Ga ik flauwvallen? Nee. De duizeling trekt weg en ik weet dat ik moet gaan. Je kan niet, niet gaan. Dat weet iedereen.
'Lara, Lara,' zegt Sophie. 'Je naam werd gezegd. Luister je wel? Je mag niet weggaan. Nee dat kan niet. Toch? Je komt toch wel terug hé?' vraagt ze met natte ogen.
'Tuurlijk kom ik terug,' lieg ik.
Ik probeer haar gerust te stellen. Arm kind, ze is iedereen verloren. Ik ben alles wat ze nog had en nu ga ik ook weg.
'Lara Green komen. Nu!' hoor ik mevrouw Koensma roepen. Ik weet dat ze langzaamaan haar geduld verliest. Nog even en ik heb écht een probleem.
Langzaam loop ik naar haar toe...

VerdwijnWhere stories live. Discover now