Ik was het spuugzat. Elke keer hetzelfde liedje. Wat had ik gedaan dat hen zo boos maakte? Ik kon me niets bedenken, maar het voelde alsof er een onzichtbare muur tussen ons stond. Eén ding wist ik zeker: teruggaan was geen optie. Waarom zou ik? Iedereen was toch kwaad op me. Niemand leek me te begrijpen, niemand leek me te missen. En hij... Hij was te druk bezig met háár, die stomme bitch, alsof ik niet eens meer bestond.
Mijn voeten voelden zwaar terwijl ik doorliep, mijn blik gericht op de donkere horizon van het bos. De bomen rezen als stille wachters om me heen op. Bij de rand van het bos bleef ik even staan, mijn ogen gericht op het duister dat zich dieper tussen de bomen verschool. Ik had een deken meegenomen; ik was van plan om vannacht hier te blijven. Teruggaan naar die giftige sfeer? Geen haar op mijn hoofd die daaraan dacht. Laat ze maar boos zijn. Niemand zou me missen. Hij zou vast opgelucht zijn dat ik hem met rust liet. En de anderen... ze leken altijd wel een reden te vinden om teleurgesteld in me te zijn. Het was altijd iets, altijd gedoe.
Ik liet me neerzakken tegen de ruwe stam van een boom en trok de deken strak om me heen. Het begon kouder te worden nu de nacht viel, en de stilte van het bos was verstikkend. Mijn gedachten draaiden in cirkels, net als altijd. Waarom was het altijd zo moeilijk? Waarom moest ik alles voelen, alles oplossen, terwijl ik zelf steeds verder wegzakte?
Plotseling hoorde ik mijn naam. Een ijzige rilling gleed over mijn ruggengraat. Mijn adem stokte. Wie was dat? Mijn ogen schoten snel heen en weer, zoekend naar iets tussen de donkere bomen, maar er was niets te zien. Alleen maar schaduwen die zich bewogen in de wind. Misschien had ik me vergist. Misschien was het de wind, een vogel, of gewoon mijn verbeelding. Ik probeerde mezelf te kalmeren, maar diep van binnen wist ik dat dit geen goede plek was om te blijven, zeker niet 's nachts.
En toen hoorde ik het weer. Mijn naam, duidelijker deze keer. Het geluid trok door de duisternis heen en liet mijn hart sneller kloppen. Het was zijn stem. Hoe had hij me gevonden? Waarom was hij achter me aan? Ik was toch altijd die irritante, hyperactieve sukkel die hem alleen maar in de weg liep? Hij gaf toch niets om mij?
Er klonk geritsel achter me. Mijn hart begon te bonken in mijn borst. Hij had me gevonden, daar was geen twijfel meer over. Ik hoorde opnieuw mijn naam, maar de stem klonk nog ver weg. Misschien had ik geluk en liep hij in de verkeerde richting. Een moment van opluchting maakte zich van me meester. Misschien kon ik hier nog even blijven zitten, ver weg van de confrontatie.
Maar die opluchting duurde slechts een seconde.
Nog meer geritsel. Dichterbij. Vlak achter me.
Ik draaide me snel om, mijn hartslag oncontroleerbaar. Mijn ogen vestigden zich op een donkere gedaante die geruisloos door de bomen naar me toe kwam. Hij droeg een grote zak over zijn schouder, en voordat ik ook maar iets kon doen of zeggen, zag ik een doek richting mijn gezicht bewegen. Paniek overspoelde me.
"AAAAAAH! HELP! IEMAND WIL ME ONTVOEREN!" schreeuwde ik met alles wat ik had, mijn stem rauw van angst en wanhoop.
Mijn schreeuw echode door het bos, maar voor er hulp kon komen, werd alles zwart. Het laatste wat ik voelde, was hoe ik ruw werd weggetrokken, naar een onbekende bestemming.
JE LEEST
De liefde gevonden in een schoolvakantie
RomanceHet gaat over een 15-jarig meisje Alice die juist is verhuisd en veranderd van school is. Ze maakt niet zo snel vrienden. De school gaat op een bosklassen en daar ontmoet ze Audren die blijkbaar in een andere klas zit. Ze worden goede vrienden missc...