the werewolf

379 8 2
                                    

Waakzaam loop ik door het dorp, terwijl de emmer in mijn hand schommelt. Ook al is het overdag, de weerwolf kan overal opduiken. Hij teistert ons dorp nu al maanden, en nog altijd is niemand in actie geschoten.

Ik vul de emmer vol met water en loop snel weer weg. Deze nacht is er weer een moord door hem gepleegd. Gelukkig is mijn familie nog niets overkomen. Het beangstigende is, dat hij iedereen kan zijn.

Hij kan mijn vriend zijn, mijn buur, mijn familie. Hij kan overal opduiken, dan praten met vrienden, eten met zijn familie, en dan zeggen dat hij gaat slapen, terwijl hij eigenlijk door het dorp sluipt, en mensen vermoord.

Snel loop ik door. Waarschijnlijk denken mensen nu: Een 16-jarige dat bang is voor een mythe. Maar zo zit het niet. Hoe graag ik ook wou dat het een mythe was, het is de harde waarheid.

Plots voel ik een hand op mijn schouder en ik draai me verschrikt om. Voor me staat Akon, een van de wachters van het dorp, en ook een vriend van mijn familie.

“Camille, wat doe je hier? Als ik jou was zou ik maar snel naar huis gaan, het is hier gevaarlijk.” Zegt hij en ik knik vlug. “Ik begrijp het. Het spijt me.” Ik knik hem toe en haast me weg.

Ik voel zijn ogen in mijn rug prikken en voel me ongemakkelijk. Snel vlucht ik ons huisje binnen en mijn zus snelt zich naar me toe.

“Camille, waar was je?” Vraagt ze ongerust. Ik hou de emmer water omhoog als antwoord. “Camille, dat moest toch niet?!” Zegt moeder, dat er nu ook bij staat. “Moeder, ons water was al een tijdje op. We konden zo niet verder. Het is goed dat we nu weer water hebben.” Zeg ik om hun gerust te stellen, want het klopt ook. We hadden al dagen geen water meer, ik voelde me verplicht om het te gaan halen.

Moeder zucht. “oke, wat gebeurd is is gebeurd, maar Camille. Ga nooit meer buiten zonder iemand bij je, het liefst je vader.” Ik knik begrijpend, maar vanbinnen moet ik vechten tegen de drang om haar tegen te spreken. Het is niet alsof ik me eraan zal houden trouwens.

Ik was altijd al het slechte kind. Ik volgde nooit bevelen op en ging altijd naar buiten. In tegenstelling tot mijn zus, Belle: ze is zo braaf, ze draagt nette kleren waar nooit een vlek op komt te staan, en ze luistert altijd naar vader en moeder. Ze is 2 jaar ouder als mij, maar ze heeft me nooit in bedwang kunnen houden. Maar mijn broer, Bale,  is weer iets anders. Hij was mijn maatje, en kwam altijd met me mee naar buiten, maar hij was verantwoordelijk, iets wat ik niet ben.

We eten in stilte, en zitten in de woonkamer, weer in stilte. Verveeld kijk ik voor me uit. Moeder en vader zitten op de bank, zachtjes te praten, en Belle leest een boek. Mijn broer Bale, is al maanden het huis uit. Al sinds de weerwolf kwam. Ik mis hem erg hard. Ik zie hem weinig.

Ik sta op en gaap. “Ik ga naar bed.” Zeg ik tegen mijn familie en ik loop naar boven.

Ik kijk nog even uit mijn raam. Geen weerwolf te bespeuren. Gelukkig. Ik loop naar mijn bed en val al snel in slaap.

Ik zie het zonlicht mijn kamer binnen schijnen. Ik wrijf in mijn ogen en gaap. Het lijkt alsof ik geen slaap heb gehad. Ik kleed me langzaam aan en loop naar beneden. Maar ik zie niemand staan. Moeder staat niet in de keuken ontbijt te koken, vader zit zijn krant niet te lezen in de zetel, en Belle zat niet in haar dagboek te schrijven aan de keukentafel.

“Moeder? Vader? Belle?” Roep ik ongerust. Maar een antwoord kreeg ik nooit. Gehaast loop ik naar de slaapkamer van mijn ouders. De bedden zijn beslapen, maar ze zijn nergens te bespeuren.

Ik slik moeizaam. Dan loop ik naar mijn zus’ kamer. Niemand te zien.

Ik zoek door heel het huis naar mijn familie, maar ik vind ze niet. Normaal gezien zijn ze altijd al wakker, maar nooit buiten. Waar zijn ze? En dan krijg ik plots een vermoeden. Wat als de weerwolf deze nacht weer heeft toegeslagen? Wat als mijn familie...?

Ik verstijf, tijd en plaats hebben geen belang meer. Het enige waar ik kan denken is waar mijn familie is, en wat ze aan het doen zijn. Of waren.  Ik voel een rilling langzaam over mijn rug lopen.

Wat doe ik hier nu? Ik moet gaan kijken of mijn familie niet toch gewoon in het dorp is! Ik moet ze gaan zoeken!

In mijn pyjama ren ik naar buiten. Ik duw mensen omver, in een poging de mensen waarvan ik zielsveel hou te vinden.

Eindelijk kom ik aan bij het plein, en ik zie een hele menigte mensen staan.

Een treurige blik op hun gezicht. De medelijdende ogen die kijken naar het midden van het plein. En ik weet al wat daar zal zijn. Een lijk. Een slachtoffer van de weerwolf.

Ik wring me tussen de mensen door en vang een glimp op van de persoon in het midden. Ik zie het rode haar. Niemand van mijn familie heeft rood haar. Gelukkig.

Ik word overspoeld met opluchting, maar al snel besef ik dat er wel degelijk iemand is gestorven, en dat ik gewoon egoistisch doe. Deze persoon heeft ook een leven gehad, vrienden, en familie. Ik zie mijn familie staan en loop er maar snel op af.

------------------

hejj! hopelijk vinden jullie het goed. vote, comment, en fan!! xx

the werewolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu