3.

1 0 0
                                    


''Hoe ver nog?'' vroeg ik aan Felicia. Het was al de zesde keer dat ik die vraag had gesteld. En elke keer had Felicia gereageerd met ''Bijna''. Felicia had me beloofd om me naar een veilige plek te brengen waar ik voor een tijdje kon blijven totdat we een weg naar mijn huis hadden gevonden. Ze had gezegd dat het een klein dorpje was waar niet veel gevaren waren en dat ik bij een van haar zussen kon verblijven die daar woonden. We waren nu al zeker acht uur aan het lopen en ik begon steek te krijgen in mijn zij. Ook waren mijn benen moe en mijn mond voelde droog aan. Elke keer als ik wilde stoppen zei Felicia dat het te gevaarlijk was om te stoppen en dat we door moesten lopen. Ik had geprotesteerd maar uiteindelijk was ik haar toch gevolgd. Maar nu moest ik echt even zitten en wat drinken. ''Ik moet echt even stoppen. Ik kan niet meer'' zei ik. Felicia keek me onderzoekend aan. ''Weet je het zeker?'' vroeg ze. Ik knikte en leunde tegen een boom aan als ondersteuning. Felicia keek nerveus en snel om zich heen en zuchtte toen diep. ''Oke, vooruit. We blijven heel even hier staan, drinken wat en lopen dan weer verder,''. Ik glimlachte zwakjes. ''Bedankt'' zei ik. Ik hoorde in de verte het geluid van een stromend beekje. Aan Felicia te zien had ze het ook gehoord. ''Ik ga wel wat water halen. Als jij nou hier blijft en stil bent dan ben ik binnen een minuut of twee terug'' zei ze. ''Oke, is goed'' zei ik. Felicia liep weg en ik liet mijn hoofd rusten tegen de boomschors en sloot mijn ogen. Het was eindelijk een beetje rustig in het bos en ik hoorde alleen maar een paar vogels fluiten en het zachte gestroom van het beekje. Het was fijn om even te relaxen en mijn hoofd leeg te maken. Er was in de afgelopen 48 uur best veel gebeurd en ik moest het nog steeds een beetje verwerken. Na een tijdje deed ik mijn ogen weer open. Felicia zei dat ze over een minuut of twee weer terug zou zijn maar ik had zo het gevoel dat er al wat meer minuten waren voorbij gegaan. Misschien was ze tegen gehouden onderweg of kon ze het beekje niet vinden. Zo te horen moest het dichtbij zijn. Ik wist dat van Felicia moest blijven staan maar ik wilde er ook zeker van zijn dat alles nog wel goed ging. Ik ging weer rechtop staan en begon te lopen richting het geluid van het water. Terwijl ik liep zag ik dat de grond onder mijn voeten langzaam in modder veranderde. Waar modder was moest water zijn. Het water werd steeds luider en niet veel later zag ik het beekje. Het was heel helder en je kon de vissen zien zwemmen. Het verbaasde me hoeveel kleuren alle vissen hadden en ik bleef een tijdje verwonderd staren. Ik ging op mijn hurken zitten en stopte me handen in het water. Het voelde koel aan en ik waste voorzichtig mijn handen. Ik had het best warm en gooide wat water in me gezicht. Nadat ik mezelf even had afgekoeld liep ik weer verder. Het beekje kwam langzaam tot een einde en ik had Felicia nog steeds niet gezien. Ik wilde niet te veel opvallen dus ik riep een paar keer zachtjes haar naam. Ik kreeg geen reactie en begon nu best wel ongerust te worden. Ik probeerde het nog een keer maar dit keer wat harder. Het boeide me opeens niet meer of ik de aandacht trok. Het belangrijkste was dat ik Felicia weer vond. Ik liep weer terug naar de plek waar ik eerst stond. Misschien was ze terug gelopen. Maar ook daar zag ik haar niet. Ik hoorde opeens een ijzige gil uit de verte komen. Ik bleef even verstard staan. ''Zara! help!'' hoorde ik niet veel later. Ik aarzelde niet meer en begon te rennen. Ik wist niet waar ik heen ging maar ik wilde zo snel mogelijk Felicia vinden. Verschillende gedachten en scenarios vlogen door me hoofd terwijl ik rende. Wat wat er gebeurd? Was ze aangevallen of werd ze nog aangevallen? Ik voelde me opeens schuldig dat ik haar alleen weg had laten gaan. Er werd weer gegild en dit keer hoorde ik het luider. Ze moest dicht in de buurt zijn. Ik rende zo hard als ik kon en struikelde bijna over een boomstrond midden op het pad. Ik sloeg rechts af en ik kwam meteen tot stilstand door wat ik zag. Felicia lag op de grond op haar zij. Ze had haar benen opgekruld en haar armen er om heen geslagen. Haar gezicht vertrok van de pijn en er zat een veeg met bloed op haar wang. Ik liep gauw naar haar toe en ging op mij knieen naast haar zitten. ''Wat is er gebeurd?'' vroeg ik. Ik zag dat de ogen van Felicia zich gevuld hadden met tranen. ''Ik...ik werd aangevallen bij het beekje. Ik ben nog weggerend maar hij heeft me alsnog te pakken gekregen'' zei ze. Ik keek haar bezorgd aan. ''Wie heeft je aangevallen?'' vroeg ik. ''Ik weet het niet. Ik kende hem niet. Ik kan me alleen maar herinneren dat hij een duistere aura om zich heen had. Ik kon het voelen''. ''Weet je nog hoe hij er uit zag. Zijn kleur haar of ogen bijvoorbeeld?'' zei ik. Felicia kreunde weer van de pijn en schudde haar hoofd. Ik voelde een haat opborrelen voor deze vreemde die Felicia had aangevallen. Waarom zou je zoiets doen? ''Waar is je wond?'' vroeg ik. Felicia tilde langzaam haar arm op en er verscheen een grote steekwond in haar maag. Daar omheen was een grote vlek met bloed. ''Shit'' fluisterde ik. Het was ernstiger dan ik had gedacht. ''Hoe is dat gebeurt?'' vroeg ik. Ik kon me geen wapen voorstellen die zo grote wond achterliet. ''Een zwaard''. Voor een paar seconden kon ik haar niet geloven. Een zwaard? Vochten ze hier allemaal met een zwaard of zo. Maar toen bedacht ik me opeens weer dat ik in Lysandia was en dat alles hier raar was. ''Kan je opstaan? dan halen we wat water en dan kunnen we de wond misschien nog schoonmaken'' zei ik. Felicia knikte en ik gaf haar een hand en ondersteunde haar met mijn andere arm. We stonden nog maar een paar seconden overeind en Felicia zakte alweer in elkaar. ''Ik kan dit niet'' zei ze zacht. ''Jawel, je moet sterk zijn!'' zei ik. Ik probeerde haar overeind te trekken maar ze hield me tegen. ''Niet doen'' zei ze. ''Het is al te laat''. Felicia keek me bemoedigend aan en probeerde ondanks haar pijn nog te glimlachen. Ik schudde me hoofd. ''Nee, ik kan je hier niet achter laten. Niet in dit bos. Je hebt me zo goed geholpen en ik wil niet weer alleen zijn. Je mag nog niet weg gaan'' zei ik en ik voelde dat ik nu ook tranen in mijn ogen kreeg. Felicia kneep even gerustellend in mijn hand en liet het toen los. ''Het is goed zo'' fluisterde ze. Ze liet zichzelf vallen en haar net nog zo heldere groene ogen werden langzaam doffer en het licht in haar ogen ging uit. Ik haalde gefrustreerd me handen door me haar en voelde de eerste tranen over mijn wang rollen. ''Nee'' zei ik zacht. ''Dit kan niet. Dit mag niet gebeuren''. De enigste persoon die oprecht me wilde helpen en ook de eerste was die tenminste aardig tegen me deed was dood. De zon zakte in de verte naar beneden en het werd donker om me heen. Het leek wel of het hier sneller donkerder werd dan normaal. En toen besefte ik opeens dat ik er weer helemaal alleen voor stond. Ik had geen idee waar ik was en ik was vermoeid. Ik keek naar het levenloze lichaam van Felicia en ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om haar zo te laten liggen. Midden in het wild. Ik wist niet wat de tradities waren van de wezens of elven hier als er iemand dood ging maar het was vast niet iemand gewoon laten liggen tussen de bosjes. Ik pakte wat takken bij elkaar en bond die samen vast met wat stengels van planten en legde die aan de rand van het beekje. Ik tilde met veel moeite het lichaam van Felicia op en legde die op de mini vlot die ik net had gebouwd. Gelukkig was Felicia niet zo heel groot dus ze paste er op. Ik legde een mooie bloem die ik gauw had geplukt naast haar en duwde haar langzaam het water op. Nu had ze toch nog een soort van uitvaart gekregen. Ik liet me zelf verdoofd en vermoeid zakken aan de kant van het water. Ik staarde naar Felicia terwijl ze langzaam van me wegvaarde. Na een tijdje zag ik niks anders meer dan een klein stipje. Ik luisterde naar de onbekende geluiden om me heen en liet me uiteindelijk door de slaap overmeesteren. Niet wetend wat me allemaal nog te wachten stond.

The Valor's ChildWhere stories live. Discover now