Proloog

16 1 0
                                    

Apollo maakt hetzelfde mee; dag in, dag uit. Hij brengt de dag, jaagt met zijn zuster – Artemis – en hij maakt muziek.

Zijn leven is niet zo interessant als je van een god zou verwachten. Hoe kan het ook anders? Hij leeft al duizenden jaren; inmiddels heeft hij alles al eens gezien.

De meeste goden hoort hij er niet over klagen. Niet hardop, in elk geval.

Zijn vader, Zeus, lijkt content met zijn werk. Hij is gelukkig met zijn positie – zijn macht.

Zijn stiefmoeder, Hera, heeft wellicht een ingewikkelder leven. Ondanks dat ze de godin van het huwelijk is, had ze geen ergere huwelijkspartner kunnen krijgen.

Hades, zijn oom, wordt door een groot gedeelte van Olympus buitengesloten, maar in de Onderwereld is het nooit saai.

Om nog niet te spreken over de god van de zee, Poseidon – ook een oom van Apollo – wie een fantastisch leven lijkt te leiden in zijn rijk onderwater.

Dus waarom kan Apollo niet van zijn eigen taken genieten? Waarom zoekt hij wanhopig naar meer?

Toen hij zijn vragen bij Artemis legde, antwoordde zij: ‘Oh, Apollo, altijd ben je op zoek naar avontuur.’ Ze schudde met haar hoofd, lichtekijk afkeurend. ‘Maar heb je door dat je, iedere keer als je je best doet om verandering te vinden, jezelf pijn doet?’

Hij had haar aangestaard, een blik in zijn ogen die niet veel goden van hem kenden; onzekerheid.

‘Je overdrijft, zuster,’ had hij beweerd, ondanks zijn weinige zelfvertrouwen. ‘Het zoeken naar verandering bezorgd me vaker geluk dan ongeluk.’

Artemis trok een wenkbrauw op, een gebaar dat haar scepticisme toonde. Toen opende ze haar mond en sprak ze een woord, wat het ichor – het goddelijke bloed – in zijn lichaam deed stollen: ‘Daphne.’

Hij wilde protesteren; wilde aan haar uitleggen dat Daphne, een nymph die zich nog liever wilde laten omtoveren tot een boom dan een woord met hem te wisselen, niets met zijn zoektocht te maken had. Daphne kwam op zijn pad toen hij niet naar haar op zoek was.

Het is de moeite echter niet waard. Er kunnen honderden woorden over zijn gedoemde geliefde gezegd worden, maar niemand zal ooit geloven dat hij niet met opzet handelde zoals hij op dat moment deed.

Hij slaakte een zucht, zijn ogen op de sterrenhemel gericht. ‘Daphne,’ sprak hij haar na, zijn lippen strak op elkaar geperst.

Artemis keek naar hem opzij. ‘Dat was tactloos van me,’ zei ze, spijt zichtbaar in haar blik. ‘Het spijt me; ik had haar naam niet mogen noemen.’

Apollo schudde met zijn hoofd. ‘Maak je niet druk.’

Hij kwam zo plosteling overeind dat zijn zuster in verwarring leek, maar hij besteedde er weinig aandacht aan.

‘Ik ga ervandoor,’ laat hij haar weten, zijn ogen overal behalve op Artemis gericht. ‘Ik zie je morgen, zuster.’

Hij draaide zich om een liep bij haar vandaan.

Dat gebeurde een week geleden. En, ondanks haar pessimistische houding, is zijn wanhoop nog niet weggeëbd.

Hij moet en zal zijn leven omgooien; al is het maar voor even.

Hoe hij dat precies zal doen, weet hij nog niet. Wat hij echter wel weet, is dat hij alles op alles moet zetten om niet aan de verveling te bezwijken.

Apollo heeft lang genoeg stilgezeten; hij heeft zich – voor zover dat, voor iemand zoals hij, mogelijk is – lang genoeg op de achtergrond gehouden; hij heeft zijn taken lang genoeg zonder (veel) te klagen uitgevoerd.

Inmiddels is het toch echt tijd voor een welverdiende vakantie.

En, als je een eeuwigheid voor je hebt, kan een vakantie langer duren dan door mensen gezien wordt als normaal.

Hij kan maanden wegblijven – zolang hij zich aan een paar kleine taken houdt – en dan is er niemand die hem ervoor veroordeeld.

Vergis je echter niet:

Het eeuwige leven klinkt als een droom, maar komt altijd met een prijs. Goden raken verveeld, dwalen af naar de mensenwereld – op zoek naar geluk en afleiding – en worden verrast door een gebroken hart.

De pijn schudt een god soms wakker, maar over het algemeen zijn ze gedoemd om dezelfde fouten eeuw na eeuw te maken.

Goden hebben geen makkelijk leven, ondanks dat ze niet gekweld worden door ziekte of zwakte.

De dood is tenslotte dichterbij een god dan je zou verwachten. Natuurlijk, hun ziel wordt niet opgehaald door Thanatos, maar hetzelfde valt niet te zeggen over hun sterfelijke geliefden.

Wanneer een god verliefd wordt, kijkt de dood altijd over hun schouder mee; klaar om toe te slaan, en al dat geluk van hen af te nemen.

ZonnevlammenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu