Met de ogen gesloten liet hij zich meevoeren op de wind. De wind was goed, de zeilen stonden bol en het water was rustig. Een heerlijke dag om te zeilen. Als alleen de reden ook maar goed was geweest... Het was niet zijn schuld geweest, hij had het alleen maar zien gebeuren. En toch, tóch werd ook hij veroordeeld. Verbannen van het vaste land, om te gaan wonen in de Late Eilanden. Handel werd er weinig gedreven, de gronden waren onvruchtbaar en de geruchten gaan dat het er wemelt van de piraten. Fijne plaats om te wonen zou het niet zijn. Maar wat moet je dan als banneling?
Met een zucht deed hij zijn ogen open, hij hoorde zijn naam. Het was tijd om van wacht te wisselen. Hij werd door een wachter uit de handboeien gehaald en naar het kraaiennest gebracht. Hij had een goede positie, hij mocht uitkijken naar land, uitkijken naar andere boten, piraten misschien. Dit was niet het leven waarvoor hij had gekozen. Maar ook niet het leven dat hij voor altijd verder zal leiden. 'Het komt wel goed' fluisterde een stem naast hem. Op zijn schouder zat de kleine draak, nauwelijks groter dan een fatsoenlijke hagedis met vleugels. Jade was al een paar jaar oud, maar groeien wou ze niet. 'Ook op de Late Eilanden kan je leven als je weet hoe het land in elkaar steekt'. Overál kan je overleven als je weet waar je bent, bedacht hij zich.
De wacht vorderde zonder noemenswaardige gebeurtenissen. Ze vonden een grote school vissen, dus er was weer even volop vers eten. Iets waar de bemanning heel blij mee was, na zes weken op zee zonder enig land in zicht. 'En we zijn nog maar op de helft' hoorde hij de kapitein zeggen na ze de vangst hadden schoongemaakt. 'Goed werk, makker!' Een complimentje. Hij glimlachte, het deed hem goed.
De dagen die volgden werden echter ruiger en ruiger, het weer werd slecht en het roeien schoot niet op zoals de kapitein het wou. De zeilen moesten ingeregen blijven, het was te gevaarlijk om ze uit te waaien. De sfeer aan dek werd ook slechter en ziektes konden niet uitblijven. Hij zag de ene na de ander over boord verdwijnen. Jade en hijzelf konden slechts hopen om de reis te overleven. Het voordeel was, hoe meer reisgenoten er stierven, des te meer eten er voor hun over bleef. Het nadelige was dan wel weer dat er meer werk aan boord was.
Na de regen en de ziektes kwam de stilte. Omdat er geen wind was, moesten ze roeien, dag in, dag uit. Het maakte hem sterker en Jade was trots vanbinnen, omdat zij hém zou helpen overleven. Hij moest alleen deze reis zien te overleven.
Maar ook de reis eindigde niet zoals gepland was. De Late Eilanden waren niet geliefd bij de handelaars en er waren weinig kaarten van. Als er kaarten beschikbaar zouden zijn, waren ze waarschijnlijk in bezit van de piraten. Dag en nacht roeiden ze door tot ze op een zandbank strandde. Hier werden ze de boot uitgejaagd, zonder hun spullen. Het enige bezit was wat ze droegen.
De wind waaide hard, Jade kroop weg onder zijn kraag. 'Het komt wel goed' fluisterde ze nogmaals. Hijzelf werd er knetter gek van, na zo veel pech, was dit het waard? De mannen ploeterden voort door het lage water, op weg naar de eilanden. Het leek nu niet ver meer, maar de zandbanken waren drassig en het lopen was zwaar.
Eindelijk aangekomen op het eiland vonden ze alleen maar ruïnes. De huizen die er stonden waren leeg gebrand en er leek geen enkel teken van leven. 'We gaan hier sterven' zei hij. Veel puf zat er niet meer in. Jade keek voorzichtig op. Met haar scherpe ogen en reukvermogen leidde ze hem verder het eiland op. Het scheelde voor hem niks meer, ze mocht zijn leven hebben. 'Kijk eens aan' fluisterde ze zachtjes, nadat ze twee dagen hadden gelopen. Hij keek op. Er stond een hutje naast een waterval. Een bos, de geur van rijp fruit bereikte hem. 'Een nieuw begin Ergo, dit is een nieuw begin...' Ze vloog op en verdween in het woud.
JE LEEST
Een nieuw begin
FantasyVerbannen van het vaste land, zijn Jade en haar mens op weg naar de Late Eilanden. Maar de reis verloopt niet zoals gepland. Kort verhaal