De lucht is grauw en dreigend. De eerste regendruppels vallen op het gras. Dahlia zit op een bankje in het park. De regen laat haar koud. Ze staart naar de rij bomen aan de overkant. Haar donkere krullen worden zwaar van de regen waardoor ze slap langs haar gezicht hangen. Op haar bleke huid blijven druppels hangen, soms druipt er een langs haar wang naar haar hals waar haar rode sjaal de druppel opvangt. Haar bruine ogen staan open maar ze lijkt niets te zien. Alles in haar omgeving ontgaat haar. Het begint harder te regen, er is geen mens meer op straat. De harde regendruppels zijn als kogels die zich de grond in boren. Ze heeft haar nagels in de rand van de bank gezet. Haar ogen vullen zich met tranen terwijl ze zich probeert in te houden. Ze zet haar nagels steeds dieper in de bank. Ze kan het niet langer inhouden. Ze begint te schreeuwen en begint heen en weer te lopen. Haar vingers doen pijn van het knijpen. De tranen rollen over haar wangen. Ze laat zich op haar knieën vallen. Haar panty is doorweekt met modder en water. Haar lange zwarte jas hangt in de modder en is drijf nat van de regen. Ze staart naar de doorweekte grond. De regen heeft kleine stroompjes gemaakt in de modder. Ze zet haar koude handen in de modder en kijkt naar zichzelf in de reflectie van de stroompjes. De punten van haar haren hangen op de grond. Er komt weer een golf van woede en onbegrip naar boven. Ze balt haar vuisten waardoor de modder door haar handen wordt geperst. Ze haalt diep adem en staat op. Dit had haar moeder niet gewild. Ze strijkt haar haren naar achteren met haar modderige handen. Ze begint met lopen. Haar benen bewegen maar haar hoofd weet niet waarheen. Ze loopt, ze loopt ver. Het park uit, de stad uit. Ze loopt naar het bos. Ze loopt langs de grote eik met de schommel, over het lange pad richting het oude huis. Ze is er bijna. Ze wordt licht in haar hoofd en alles begint wazig te worden. Ze komt bij de deur. Ze glijdt via de deur naar de grond. Alles wordt zwart.
"Mam! Ik ben er weer!" Dahlia sluit de voordeur en loopt richting de keuken. De hele keuken is overhoop gehaald. Overal liggen borden in scherven, pannen, messen. Normaal is het altijd heel netjes in de keuken. Dat was haar moeders lievelingsplek. Ze stapt over de rotzooi heen en gaat verder met roepen. "Mam? Ben je daar?" Ze loopt naar de eetkamer. En ook daar ligt vanalles om. De stoel zijn omgegooid en er ligt een vaas in scherven op de grond. De rode rozen die er inzaten liggen er omheen. Dahlia had ze gister voor haar moeder gekocht. Er komt een akelig gevoel bij haar naar boven. Wat is hier gebeurt? Ze loopt verder terwijl er zich allerlei scenario's in haar hoofd afspelen. Ze komt aan bij de woonkamer. De glaze tafel ligt aan stukken en sommige kussens zijn gescheurd. Ze scant de kamer. Alweer niks. Maar dan ineens ziet ze een hand achter de bank vandaan komen. Het ligt stil, een witte bewegingsloze hand. Dahlia loopt langzaam naar de bank terwijl haar hart te keer gaat in haar borst. Aan de hand zit een arm waaraan een heel lichaam zit. Een vrouwe lichaam. Het lichaam van haar moeder. Het bewegingsloze lichaam van haar moeder. Haar zwarte lokken liggen over haar gezicht. Naast haar ligt een scherf van de vaas in de eetkamer. Haar hals is twee keer doorgesneden. Ook is ze 4 keer in haar hart gestoken. Haar witte blouse zit onder het bloed. Ze heeft geen broek meer aan. In haar linkerhand heeft ze een roos. Een rode roos. Dahlia staat verstijfd langs het lichaam. Ze kan niet geloven wat ze ziet. Ze laat zich op haar knieën vallen en uit paniek probeert ze de wonden dicht te houden met haar handen. Maar het is al te laat. Haar moeder is niet langer bij haar.
Dahlia schrikt wakker. Ze ligt in een bed. Elke nacht weer droomt ze over de dood van haar moeder. Het lijkt in haar netvlies te zijn gebrand. Ze herkent de kamer maar het is niet die van haar. Het is een grote kamer gemaakt van donker hout. Ze ligt in een groot bed in het midden van de kamer. Het bed ligt heerlijk zacht en het dekbed is groot en zwaar. Haar lichaam zakt weg in het matras. Ze zou hier voor altijd kunnen blijven liggen. Ze sluit haar ogen en focust zich op de geluiden van haar omgeving. De wind die door de takken blaast, de regen die op het dakt valt. Ze wordt helemaal licht van binnen en voor een klein moment vergeet ze al haar pijn. In de verte hoort ze voetstappen. Ze komen langzaam dichterbij. Er zit een raar bonkend geluid inverwerkt. De deur gaat open. Ze opent haar ogen en ziet hoe haar opa de kamer binnenstrompelt met in zijn rechterhand een wandelstok. Hij gaat aan de rand van haar bed zitten en kijkt haar aan. " Dit gaat zo niet langer" zegt hij. Hij legt zijn hand op de zijkant van haar gezicht. Hij kijkt bezorgd. "Ik heb je vader gebeld, hij neemt snel contact met je op". Hij pakt meer dekens en stopt haar toe. Ze is te moe om te reageren op hem. " Ga eerst nog maar eens een paar uur slapen ". Hij geeft haar een kus op haar slaap. Haar ogen vallen langzaam dicht en haar opa wordt een waas. De kamer vult zich met duisternis en de geluiden worden vager. De spieren in haar lichaam ontspannen. Ze loopt door de deur haar huis binnen. " Mam! Ik ben er weer!"