Lilly

92 2 2
                                    

Ze was weg, verdwenen in de nacht. Toen hij erachter was gekomen dat ze niet meer in haar roze geschilderde slaapkamer lag, was de angst hem om het hart geslagen. Het bedje dat hij eigenhandig voor zijn dochtertje gebouwd had was leeg geweest, de dekens waren woelig tegen de achterkant van haar bedje getrapt. Hij had zijn vrouw geroepen die eerst de kalmte bewaard had en het huis begon te doorzoeken, maar als snel bleek het dat Lily niet meer in het huis te vinden was. Zijn vrouw had de telefoon gepakt en de politie gewaarschuwd, terwijl hij door het huis begon te ijsberen. Langzamerhand raakte hij in paniek, het gevoel dat hij voelde door de vermissing van Lilly was de angst die elke ouder zou voelen als zijn of haar kind verdwenen was. Waar bleef verdomme de politie? Die gedachte herhaalde zich als een mantra, hij raakte steeds gefrustreerder, hoe veel tijd koste het de politie wel niet om van het bureau naar zijn huis te komen?

Uiteindelijk greep hij zijn jas van de kapstok en waarschuwde hij zijn vrouw dat hij vast zou gaan zoeken naar Lilly. Hij kon gewoon niet stilzitten, hij kon niet rustig wachten op de politie terwijl zijn dochter misschien wel verkracht werd door een of andere pedofiel, ontvoerd werd of misschien nog wel erger; dood was. Kort bleef hij stilstaan in de koude nacht toen de deur achter hem dicht viel. In de verte sloeg een hond aan, een lantaren flikkerde kort om daarna de straat weer te verlichten. John keek om zich heen, hij wist niet waar hij moest beginnen, hij moest Lilly vinden, zo snel mogelijk. Hij kon het beeld van zijn kleine meisje niet uit zijn hoofd krijgen, enkele uren geleden had hij haar nog voorgelezen. Lilly had dicht tegen hem aan gezeten met haar duim in haar mond en haar knuffel dicht tegen zich aangeklemd. Eerst had ze niet willen slapen, maar nadat hij haar nog een stukje van haar lievelingsverhaal had voorgelezen waren haar ogen dicht gevallen. Zelfs deze gedachten konden geen glimlachje op zijn lippen vormen, nee de bezorgdheid had de overhand genomen.

Ondertussen was hij verder de straat ingelopen, keek in elke voortuin, probeerde huiskamers binnen te kijken om te zien of hij een glimp van zijn blonde meisje kon opvangen. Soms riep hij haar naam, telkens was de enige reactie een licht die aanschoot bij een van de huizen in de straat, nergens was ze te bekennen. Gedreven door zijn angst ging hij verder, hij keek in de verlaten steegjes, hij klom over schuttingen heen om achtertuinen te doorzoeken en hij keek in de  schuurtjes bij de huizen die zelden op slot stonden. In de verte hoorde hij sirenes in de buurt van zijn huis, wat betekende dat de politie gearriveerd was, toch keerde hij niet terug. De tijd was te kostbaar om te verspillen, elke seconde had hij nodig om Lilly terug te vinden. 

Uren kropen voorbij, maar nog steeds was er geen spoor van Lilly. Uitgeput keerde hij terug naar zijn huis, nog steeds stonden er politiewagens die de straat verlichtte met hun zwaailichten, er was een rood-wit lint opgehangen bij zijn huis, een stel buurtbewoners stonden toe te kijken. Hij herkende de buurvrouw die hij elke ochtend vriendelijk groette en de jongen van drie huizen verderop. Voor zijn ogen zag hij een brandcard afgevoerd worden door twee mannen die volledig gekleed waren in witte pakken. Het waren het soort pakken die hij enkel van het nieuws kende, de witte pakken droegen ze als er een moord gepleegd was. Het bloed trok weg uit zijn gezicht. Een vlaag van misselijkheid trof hem toen hij besefte wat hij zag. Op de brancard lag een zwarte zak, ter grote van zijn dochter. Het begon hem te duizelen. Wankel deed hij enkele stappen in de richting van het lint, toen er rumoer uitbrak. Een van de vele agenten die rond zijn huis stonden wees naar hem, gevolgd door geschreeuw vanaf verschillende kanten. Op hetzelfde  moment kwam zijn vrouw naar buiten toe, ze werd ondersteund door een vrouwelijke agente. Ze had gehuild, ze huilde nog steeds, maar haar uitdrukking veranderde toen ze hem in de gaten kreeg. “Moordenaar!”  het was een schreeuw die aan kwam als een klap. “Jij, Moordenaar, klootzaak, hoe kon je.” De stem van mijn vrouw brak, “Hoe kon je, je bloedeigen kind vermoorden.” De tranen stroomde over haar wangen, dat was het laatste wat hij bewust mee kreeg van de situatie. Vaag merkte hij hoe zijn handen ruw beetgepakt werden door twee agenten, als versteend staarde hij voor zich uit. Langzaam begon hij het terug te krijgen, de stem in zijn hoofd, de tweede persoonlijkheid waarmee hij zijn lichaam al jaren mee deelde. Al jaren vocht hij tegen zijn alter ego, maar nu waren de jaren van strijd  in een klap voorbij. Hij had verloren. John herinnerde zich het mes, het bloed en Lilly. Hij had haar vermoord.

LillyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu