De struiken ritselen en ik voel me bekeken. Ogen die in mijn rug priemen. Gedachtenlezers die proberen te ontdekken wie ik echt ben. Denk ik.
Mijn voetstappen weerklinken zwaar en hard in het Zondewoud. De dunne, wittige stammen van de bomen die nog nooit door een wetenschapper zijn beschreven, omringen me. Geen wetenschapper die ze heeft gezien, net als de overige flora om me heen waar geen Latijnse namen voor zijn. Grassprietjes met rode randjes en andere begroeiing, zoals blauwige blaadjes met zwarte bloemetjes. Ik weet beter als er wordt gezegd dat "zwart" niet voorkomt in de natuur.
De struiken achter mij vormen een blokkade voor iedereen die het woud zou willen betreden. Dat ik me bekeken voel, heb ik hier in het woud nog nooit meegemaakt Achter de eerste de beste rotspartij die ik zie, verberg ik me. Ik ken het hier als geen ander, aangezien ik van kinds af aan hier al kom. Achter de rots wacht ik af.
In gedachte neem ik mijn stappen van vandaag door. Mijn ochtend begon met een ritje naar de supermarkt in de auto waar mijn zus Zadaria zelfs het bestaan niet van weet. Het boodschappenlijstje was kort. Kattenvoer en aardappelen. Meer en minder had ik niet nodig. En dat is maar goed ook. Mijn kleine autootje die ik in het geheim in mijn broekzak kan steken, is niet groot genoeg voor meer dan een boodschappentas vol.
Na de boodschappen te hebben weggeruimd heb ik in het bos vlakbij mijn huis een paar foto's genomen en daarna de katten eten gegeven. Ik heb zelfs iets gepost op social media, want daar zijn de gedachtenlezers vooral. Als geen ander weet ik dat ik "normale dingen moet doen en moet posten op internet". En public verborgen zijn is de beste plek. Ik schrijf er zelfs over in mijn boek, waarin mijn fictieve leven die verdacht veel lijkt op mijn leven naast mijn leven, centraal staat.
Na het posten van een bericht heb ik mijn vrijheid voor even weer terug. Direct van mijn stoel bij de laptop die ik met een handomdraai omkeer en opvouw om naast de auto in mijn zak te verbergen, loop ik de deur uit en het bos in. Naar de struiken die aan de wereldkant gesloten zijn en aan de andere kant van Zondewoud een zee van vuur zijn. Iedereen die geen elf is, verbrandt in het hellevuur zoals de mens het zou noemen. Een mensenvriendin heeft me eens uitgelegd hoe het hellevuur volgens haar eruit zou zien. Toen ik vroeg wie daar ooit van terug was gekomen, zei ze dat niemand dat was gelukt. Alleen de duivel kan heen en weer reizen.
'Dan moet je het van de duivel in persoon hebben gehoord,' antwoordde ik, waarna ze me verschrikt aankeek.
'Nee, het was de dominee,' reageerde ze.Terwijl de kou van de rots door me heen trekt, ben ik er nog niet achter wie in het woud kan komen zonder te verschroeien in de verzengend hete vlammen. De struiken aan de wereld wijken niet voor mensen. Aan de andere kant van het Zondewoud leven de elven die over het algemeen geen interesse hebben om door het woud naar de mensenwereld te reizen. In die zin ben ik mijn hele leven een uitzondering geweest. In Glorijade heb ik mijn draai nooit kunnen vinden. De vergankelijkheid van spullen en de eeuwigheid van elven zijn mij te vluchtig en te lang. De vergankelijkheid van de mensen en de duurzaamheid van veel spullen, spreken me juist aan. Maar wat moet ik daar nu mee als elf die altijd leeft en van elk voorwerp een dobbelsteen kan maken zonder dat de eigenschappen worden verloren. De mens weet enkel digitale informatie te comprimeren. De elven zijn zoveel verder dan dat.
Zadaria had gelijk toen ze me dat uitlegde. Wat moet ik dan bij die mensen? Het is een vraag die ik nooit zou kunnen beantwoorden, realiseer ik me, nu ik me hier verberg met mijn auto en laptop in mijn zak.
'Compasa.'
Als ik een plafond boven me had gehad, had ik er doorheen gegaan. Mijn hart schiet in mijn keel en mijn ademhaling stokt.
'Compasa,' zegt de stem harder.
Ik ga echt niet reageren.'Compasa, je kunt besluiten niet te reageren, maar dat helpt niets. Ik kan gedachte lezen. Je hart zit in je keel, er is geen plafond en je ademhaling zal zo weer starten.'
Mijn hart klopt zo hard. Ik val nog eens om. Dood. Ik zweer het je. Waar is Zadaria als ik haar nodig heb?
'Je hoeft niet te zweren, Compasa. Je hoeft alleen even te luisteren. Zadaria is veilig en wel. Weet je trouwens waar de uitdrukking 'Been there, done that' vandaan komt? Uit Gloriajade natuurlijk. Maar dat vroeg je je niet af. Dat weet ik. Ik weet wat je je afvraagt.'
De stem klink vriendelijk, dat moet ik toegeven. Mijn hart vertraagt langzaamaan en ik durf om de rots naar de weg te kijken. Tussen de witte schriele boompjes zie ik een helder licht dat in eerste instantie pijn doet aan mijn ogen, maar als ik er aan gewend ben zie ik een mens. Een man. Nee, een elf. Een vrouw. Een vrouwelijke elf? Nee, toch een mannelijke man. Het beeld verandert met de seconde en het focussen veroorzaakt een plotselinge migraineaanval.
'Die hoofdpijn hoort erbij, Compasa. Gaat zo over.'
Zelfs de stem kan ik niet als mens, elfs, mannelijk of vrouwelijk bestempelen. Ik ben te menselijk aan het worden. Ik ben te dol op hokjes. Zo denken elven niet. Het typerende hoge randje in de elvenstem die mensen niet eens kunnen horen, mist. Terwijl de toonhoogtes die typerend zijn voor de mensenstem ook mist. De monotone, wat donkere stem vertelt verder.
'Ik zal direct maar verder praten, aangezien je blijft zwijgen, Compasa. Ik snap dat je verward bent door mijn aanwezigheid hier. Ik ben geen mens, geen elf. Dat klopt. Ik zal niet verbranden in het hellevuur en woon niet in de wereld of Glorijade. Ik woon nergens en overal. Veel mensen zeggen dat ik in harten woon, maar persoonlijk vind ik sommige harten te klein. Behalve die van kinderen. Daar woon ik altijd.'
Een dronkaard. Dat moet het zijn. Een dronkaard die te veel heeft gedronken en daarom zo door het vagevuur kon rennen. Door te veel alcohol. Maar dat brandt toch juist heel snel? Ik snap niets meer van mijn eigen gedachte en hou het op een dronkenlap. Met een zaklamp. Het is een dronkenlap met een zaklamp. Iets anders kan ik niet verzinnen.
'Compasa, ik ben geen dronkaard. Ik wil je vragen je gedachten bij elkaar te rapen en jezelf te helpen. Eén vraag heb ik. Op welke plek vind je een vuur en een plek waar mensen eeuwig leven?'
Oh nee, een dronkaard met zaklamp en misplaatste humor. Ik tref het niet en uit frustratie gooi ik mijn hoofd in mijn nek, waarbij ik me flink tegen de rots stoot. Au! Aan de andere kant van de rots zie ik het einde van de weg. In het huisje van de Sedah brandt een klein lampje, het teken dat hij even weg is. Anders had er een grote lamp gebrand. In het licht van de dronkaard zie ik de bordjes die de voortuin van het huisje sieren. Een driehoekig waarschuwingsbordje met een driekoppige hond en een blauw bordje in de vorm van een pijl naar de rivier die achter het huisje langs Glorijade instroomt. "Xyts" staat er op. Ik reken uit dat de weg ongeveer tien meter van haar vandaan is. Zeker een paar seconde ben ik onderw... Een wit licht doen mijn gedachten verstommen.
'Nee, Compasa, dat red je niet. Je kan niet Zondewoud uit, voordat je mijn vraag hebt beantwoord.'
Ik zak terug op mijn billen. Welke vraag was dat dan, vraag ik me in stilte af.
'Nu je het je afvraagt: Op welke plek vind je een vuur en een plek waar mensen eeuwig leven?'
'Dank je,' zeg ik hardop.
Hier vind je vuur een eeuwig leven, denk ik.
'Klopt, maar waar nog meer? Het wordt nu wel wat saai,' vermeldt de nog altijd vriendelijke maar monotone stem.
'Saai?' roep ik luid. 'Me zo laten schrikken vind ik niet saai.'
'Nee, maar ik doe dat elke dag. Meestal vallen mensen op hun knielen en kussen de grond. Dat hoeft voor mij dan ook weer niet. Ze zijn totaal niet meer aanspreekbaar daarna. Maar ga verder met je speurtocht in je hoofd, Compasa.'
'Kan je misschien stoppen met steeds mijn naam zeggen? Ik weet hoe ik heet en volgens mij zijn we alleen.'
'Oké, Co... Oké.'
Ik verman mezelf, nu even goed nadenken. Zadaria had ook altijd van die vervelende raadsels toen we jonger waren en het eeuwig leven voor ons hadden en op school zaten in Glorijade. Er is vuur en eeuwig leven, wat is dat...
'In Turkije? Olympos? Daar is een soort gasbel waar vuur ontstaat en de Goden leefden daar hun eeuwige leven.'
'Ehm. Slim antwoord, maar helaas. Olympos is een plek met vuur in Turkije. Olympus is een berg in Griekenland waar ik ooit met vele anderen woonde, maar het werd me daar wat te druk,' zegt de stem, ietwat aarzelend. 'Waar nog meer?'
De stem heeft gelijk. Het wordt saai nu. De enige andere plek met eeuwig leven is het paradijs in het hiernamaals bedenk ik en daarmee klaar.
'En het vuur?' vraagt de stem.
'In de hel,' zeg ik fel, 'maar dat is niet naast elkaar.'
'Dat denk jij. Ben jij er al eens geweest?'
'Nee, jij dan?'
'Ja zeker, ook daar woon ik.'
'In de hel.'
'Ja, en in het paradijs.'
'Dan ben je vast de duivel.'
'Nee, joh. Dat was een grapje, maar iedereen gelooft er nu eenmaal in. Maar even terug naar het onderwerp. Waarom denk jij dat het paradijs en Gloijade twee verschillende plaatsen zijn?'
Dat is een vraag die geen antwoord behoeft, besef ik. De realiteit kickt me in "the ass" en ik schiet omhoog. Over de rots zie ik het licht.
'Mijn God.'
'Ja.'
'Ik bedoel, Jezus zeg.'
'Nee, die is elders bezig.'
'Ik bedoel, is het echt?'
'Ja, ja.'
'Maar wat wilt u dan van mij?'
'Oeh, ze zegt u tegen mij.'
'Ehm ja, wat wilt u? Moest ik erachter komen dat ik in het paradijs ben geboren?'
'Nou nee. Dat was een toegift. Eigenlijk is het heel simpel, maar ik heb altijd de neiging zaken te gecompliceerd te presenteren. Net als het oude en nieuwe testament. Veel te veel interpretaties mogelijk. Lastig. Lastig.'
Ik heb het gevoel dat ik mijn gesprekspartner aan het verliezen ben in gemijmer.
'God, alstublieft, vervolg graag.'
'O ja, mijn excuses. Zadaria is vergeten dat ze een afspraak had bij de het hoogste elvenhof en heeft nog maar tien minuten. Ze kon je niet bereiken en ze wist niet dat je vandaag naar Glorijade zou gaan. Je zou namelijk naar haar toe komen.'
'Shit. Dat is waar.'
'Het is niet beleefd om "poep" tegen God te zeggen.'
'Oh sorry.'
'Geeft niet. Ik vergeef je. Het zit namelijk zo. Toen ze erachter kwam, heeft ze een paar keer mij aangeroepen. Ik heb de "verdomme" genegeerd, maar wel naar haar schietgebedje geluisterd. Ze weet namelijk allang dat je een auto hebt en wilt graag die even lenen.'
JE LEEST
Zondewoud
FantasyCompasa ontmoet een gedachtenlezer in Zondewoud met een speciaal verzoek.