1

32 2 1
                                    

De deur waait open, en ik schrik op. Ik zie mijn luxaflex
heen en weer wapperen. Die zoals elke maandag- en

woensdagmiddag dicht is, omdat anders de buurvrouw met een kopje thee naar binnen staart.

'Hallo?' vraagt Thomas, mijn kleine broertje. Ik kijk op uit mijn gedachten.

'Sorry, wat is er?' vraag ik.

Thomas is acht jaar en heeft bruin haar. Hij is nooit irritant, bijna nooit dan. Het enige wat irritant is, is als hij telkens weer mijn kamer in komt om te spelen. Waarschijnlijk net zoals nu.

'Mama wilt je wat vragen,' zegt Thomas. 'Gaat het over God?' 'Ja,' antwoordt hij.' 'Dan kom ik niet.'

Mam praat te veel over god. Ze doet bijbel studies, en bedankt hem altijd voor een maaltijd. Van haar moet ik ook in god geloven, maar ik vind het onzin. Er is geen een feit op de wereld vastgesteld dat hij bestaat. En ik vind het geloven nergens op slaan en zonde van de tijd.

'Wat heb je tegen god, hij heeft jou toch niets aan gedaan?' vraagt hij. 'Laat maar, blijf jij maar hier zitten. Dan ga ik ga ik naar mam. Probeer jij mijn huiswerk maar te maken.'

Ik lach bij mijn laatste zin. Hij wilt altijd mijn huiswerk maken. Thomas lacht terug. Voor een acht jarige jongen is hij heel slim en intelligent. Rustig sta ik op en loop ik naar beneden. Daar zit mijn moeder, aan de tafel met een boek in haar handen. Niet de bijbel. Naast haar ligt een kopje thee voor mij. Haar blonde haar zit naar achter in een klein klemmetje. Ik zucht, veeg mijn handen van mijn broek af en loop naar haar toe.

'Ga zitten,' zegt ze als ze van haar boek op kijkt. Ik ga zitten.

'Wat is er?' vraag ik chagrijnig. Ik heb geen zin in verhalen over of van god.

'Wil je nog wat honing in je thee?' Ze klapt haar boek dicht en schuift de mok thee naar me toe. Dan sta ik op en loop ik naar de keuken. Ik trek het keuken kastje open en haal de honing er uit. Daarna schuif ik weer aan tafel.

'Wat is er nou?' vraag ik weer.

'Thomas zit in zijn kamer toch?' Ik kijk haar aan. Ze draait er om heen, ik weet het zeker. Er is dus iets aan de hand. Ik drup wat honing in mijn thee en stop er een lepeltje in.

'Ja, maar ik heb geen zin in verhaaltjes van of over god. Daar heb ik wel genoeg van gehoord. Dus als het daar over gaat loop ik meteen weg.' Zeg ik. Ze zucht. Ik draai met mijn lepeltje in mijn thee en wacht op een antwoord. 'Nou?' vraag ik.

'Kristen!' roept ze boos en ze staat van haar stoel op. Ze kijkt me niet boos aan, maar alsof ze bang voor iets is, heel hopeloos.

'Het is belangrijk!' gaat ze verder.

'Niks is belangrijk als het over god gaat!' roep ik. Ze gaat zitten met trillende handen. Ik heb er spijt van dat ik dit roep. Dit kwetst haar, ik zie het meteen in haar gezicht. Dan staat ze weer op.

'Luister,' zegt ze. 'Er gaat iets verschrikkelijks gebeuren en god doet dit om ons te straffen!'

Ik schud nee en draai me om, om weg te lopen, terug naar mijn kamer. Maar voor ik de kans krijg pakt ze me vast. Haar zachte hand zit stevig om mijn arm heen. Maar ik ben sterk genoeg om me los te trekken. Toch doe ik dat niet.

'Wat voor "verschrikkelijks" gaat er gebeuren dan?!' roep ik.

'Dat weet ik niet, dat weet niemand.' Zegt ze. Ik zucht.

'Maar ik weet dat er iets ergs gaat gebeuren, en ik wil dat jij voor Thomas zorgt. Wat er ook gebeurt. Beloof je dat?' ze laat me zachtjes los. Ik schrik. Dit komt hard aan, maar daar kan ik tegen. Ik kijk uit het raam naar buiten. Er loopt een stelletje met een kinderwagen die samen heel gelukkig zijn. Aan de andere kant van de straat loopt een oudere man met moeite, maar hij kijkt blij als hij naar zijn hond aan de lijn kijkt. En daar vier huizen vandaan zie ik een postbode een kind een krant voor zijn ouders geven. Hij laat het trots zien en het kindje lacht. Ik kijk weer terug naar mijn moeder en zie trots in haar ogen, net als al die mensen op de straat. Ze vroeg of ik het haar beloofde. Natuurlijk doe ik dat, maar er gaat niks gebeuren.

'Mam,' zeg ik 'ik ga'.

'Kristen!' roept ze. Maar ik ga er niet op in.

Daar zit Thomas, op mijn bed. Hij huilt, en heeft zijn knuffel in zijn handen. Hij probeert zijn tranen weg te stoppen maar het lukt hem niet. Mijn boeken liggen nog steeds open en er liggen druppels van zijn tranen op. Ik weet even niet wat ik moet doen. Moet ik het zeggen dat er iets ergs gaat gebeuren? Of moet ik doen alsof er niets aan de hand is, maar dat ik en mijn moeder gewoon even ruzie hadden? Ik besluit naast hem te zitten. Hij huilt waarschijnlijk omdat hij ons hoorde.

'Wat is er Thomas?' vraag ik heel normaal.

'Jullie hadden ruzie.' Zegt hij. Ik probeer snel iets te bedenken. Wat moet ik zeggen? Dat het over school ging? Dat ik niet goed genoeg leer of zoiets?

'Niks aan de hand,' ik wrijf over zijn hoofd, en hij leunt tegen me aan. Hij is net zoals mam, zacht.

'We hadden gewoon even een conflict,' ga ik verder. 'Mama vond dat ik niet genoeg mijn best doe op school. Dat is alles.' Het is niet moeilijk om te liegen, maar nu wel. Het is lastiger dan gedacht. Ik voel een traan ontsnappen. Het rolt over mijn wang en ik veeg hem weg.

'Kan je mij iets beloven?' vraag ik. Hij knikt ja. 'Als er ooit iets gebeurt, het maakt niet uit wat, wil je dan altijd bij mij blijven? Hoe hard het ook is om mama te verlaten als het nodig is?' Thomas kijkt me aan. Er ontsnapt weer een traan bij hem. Het is erg om hem zo te zien. Ik zie hem nadenken. Het is moeilijk voor hem.

'Ik beloof het,' fluistert hij. Dan gaat hij weer tegen me aan liggen. We staren een lange tijd naar voren, naar mijn kast tegen over ons. Op de deur zitten foto's geplakt van mijn vrienden en ik. Die hebben ze voor mijn verjaardag gegeven. We hebben onze armen over elkaar en lachen. Nog even en dan mag ik afstuderen. Waarschijnlijk -wel bijna zeker- komt er ook zo'n foto in onze afstudeerkleding. Ik trek een klein glimlachje onder mijn verdriet door. Volgens mij is die niet eens te zien.

'Dat huiswerk mag wel weg he?' zeg ik om hem te laten lachen.

'Ja,' antwoord hij. Ik stop mijn pen in mijn etui en klap mijn boeken dicht. Ik snij mijn vinger per ongeluk langs het papier.

'Au!' roep ik. Het is een flinke snee. Het is bijna rondom mijn hele vinger en het prikt.

'Gaat het?' vraagt Thomas.

'Ja, ik sneed mijn vinger alleen langs het papier.' Antwoordt ik. Het prikt heel erg, maar het is wel verdraagbaar. Thomas staat op en loopt naar mijn bureau. Daar is een laatje met rommeltjes, waaronder pleisters en een schaar. Hij trekt het laatje open en ik zak weer neer op mijn bed. Dan herinnerde ik mezelf dat ik mijn boeken nog moest opruimen. Ik pak ze op van de grond en leg ze in mijn tas. Op dat moment komt Thomas weer aanlopen met een pleister.

'Je vinger?' vraagt hij. Ik leg mijn vinger met de snee in zijn hand en hij plakt de pleister rondom mijn vinger. Hij doet het goed. Mijn moeder is een dokter, Thomas heeft het van haar.

'Dankjewel Thomas,' zeg ik. Ik kijk naar de klok. Het is half negen s' avonds. Mijn moeder komt al de trap op lopen, Thomas moet naar bed. De deur gaat open en allebei kijken we om. Daar staat ze.

'Je moet naar bed Thomas. Ga je alvast je tanden poetsen?' vraagt mijn moeder. Thomas geeft mij een kusje en loopt de kamer uit. Ondertussen kijkt mijn moeder naar de schaar en het pakje pleisters op het bureau en daarna naar mijn vinger.

'Nog iets te vertellen?' vraagt ze met een blik op mijn vinger.

'Ik sneed mijn vinger aan papier, meer niet. En Thomas heeft mij geholpen,' antwoord ik. Ze knikt en sluit mijn deur. Ik ruim mijn spullen op en leg mijn deken netjes neer. Ik plof er op en haal een diepe zucht. Dan ga ik liggen en kijk ik naar mijn foto's op mijn kledingkast. Zachtjes sluit ik mijn ogen en val ik door al het gedoe met god in slaap.

GOD DAMN ITWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu