Iedere keer als ik wakker word lijkt de wereld kleiner te zijn. Ik wil het nog steeds niet geloven. De deur op drie meter afstand kan ik al niet meer scherp zien. Ook de gezichten die binnenkomen zijn niet meer te onderscheiden van elkaar. Het is alsof ik leef in een steeds kleiner wordende geluiddempende bol van mat glas.
Als ik mijn moeder moet geloven ontwikkelde mijn zicht zich juist vlug als baby. Ik had mijn oogjes al snel open en keek nieuwsgierig rond. Klaar om de wereld te ontdekken, mij te verwonderen over nieuwe dingen, te schaterlachen om een klein detail. Mijn wereld werd steeds groter, meeslepender en boeiender.
'Liefje?'
Ik schrik op uit mijn gedachten en probeer mijn aandacht naar buiten te richten. Naar de gedaante die op de rand van mijn bed zit.
Ze houdt mijn hand vast.
Verward besef ik dat ik dat helemaal niet doorhad.
Tranen lopen over haar wangen, ze veegt ze snel af als ze ziet dat ik naar haar kijk. Een glimlach vormt zich op haar lieve gezicht.
'Mama,' zeg ik zacht.
Ze knikt. 'Hoi liefje.' Ze buigt zich naar voren en geeft me een kus op mijn voorhoofd.
Tranen borrelen op in mijn ogen. Ik probeer ze woest weg te knipperen. Snel draai ik mijn hoofd weg. Mama heeft het al moeilijk zat.
Ze staat op en pakt mijn hoofd vast. Haar groene ogen boort ze in de mijne. Het nieuwe hoofdstuk van haar leven is gegraveerd in haar gezicht.'Sluit je niet af meisje, vertel het me.'
Ik snik dat het ergste van alles is dat ik straks verdwijn, weg ben, de wereld met niets achterlaat.
Mijn moeder slaat haar armen om mij heen. 'Maar meisje toch,' fluistert ze zacht. 'Voor ons ben jij de hele wereld.'