De dag dat hij verhuisde was op een vrijdag. Op een gewone vrijdagmiddag in april.
—---------------
'Marion, wat is er aan de hand?' Eva hoeft maar een enkele blik op haar beduusde collega te werpen, en meteen weet ze dat er iets vreselijk mis is.
'Mag ik binnenkomen?'
'Ja, tuurlijk, kom erin.' Eva opent de deur wat verder en gaat haar vriendin voor naar de keuken. 'Oh, en als je hier bent om te vertellen dat verhuizen een slecht idee is, wil ik het niet horen hoor!' Haar nerveuze lach dooft al snel als ze Marion's ernstige blik ziet en werktuigelijk slaat ze haar handen om de mok thee die ze eerder voor zichzelf had gezet. 'Wat is er?' wil ze nogmaals weten.
'Misschien moet je even gaan zitten.'
Ze schudt haar hoofd en blijft resoluut staan waar ze staat. Ze ziet toe hoe haar collega diep ademhaalt.
'Eva, Wolfs heeft een auto-ongeluk gehad. Hij is frontaal aangereden door iemand die door rood reed.'
Het duurt even voordat de betekenis van Marion's woorden een weg naar binnen weten te vinden en ze pakt met één hand de stoel voor zich stevig vast. Haar benen zijn plotseling niet goed in staat meer haar te dragen. 'Hoe... hoe is het met hem? Is hij... is hij?'
Marion schudt hard haar hoofd. 'Nee, hij ligt in het ziekenhuis. Hij is er niet goed aan toe, maar hij wordt geopereerd nu.' Ze maakt een toenaderende beweging, maar Eva zet een stap naar achteren en knikt als verdoofd.
'Kan ik er naartoe?'
—---------------
'Meneer Wolfs, is hij al terug op zijn kamer?' vraagt Marion aan een dienstdoende verpleegkundige.
'Bent u familie?' Harde toon, geen ruimte voor compassie of medeleven.
Eva had zich tot nu toe stilzwijgend achter Marion verschuilt, maar gooit haar badge op de desk. 'Recherche,' bijt ze de verpleegkundige toe. 'Waar kunnen we Wolfs vinden?'
Dit doet de receptioniste van dienst klaarblijkelijk wél iets. 'Hij is een kwartiertje geleden van de verkoever terug naar zijn kamer gebracht. Kamer 643.'
Eva wil niets liever dan zo snel mogelijk naar de kamer rennen, maar Marion stelt de verpleegster nog een laatste vraag. 'Is de operatie goed verlopen?'
'Ik zie geen bijzonderheden in het dossier, dus u kunt er vanuit gaan dat de ingreep succesvol was. Voor meer details kunt u beter de arts spreken.'
Marion schenkt Eva een geruststellende glimlach en samen volgen ze de bordjes richting kamer 643.
Wanneer ze in de kamer staan doet het aanzicht van Wolfs haar compleet vergeten dat ze elkaar al maandenlang niet gesproken hebben. Ze schrikt van alle bedrading die hem in zijn greep lijkt te hebben als een web van een spin. Aangemoedigd door Marrion loopt ze verder de kamer in. Nu pas kan ze hem goed waarnemen. Zijn gezicht vol schaafwonden en bloeduitstortingen. Een arm in het gips en verband om zijn voorhoofd. Dat het een flinke klap moet zijn geweest is niet te ontkennen.
Ze slaat een hand voor haar mond, maar voor de rest blijft ze als bevroren staan. Ze kan het niet helpen, het gebeurt gewoon.
Zijn ogen zijn gesloten. Hij slaapt. Zijn borstkas gaat zachtjes op en neer en de piepjes op de monitor volgen het ritme van zijn ademhaling.
Marion reikt haar een stoel aan en ze laat zich er uiteindelijk op zakken. Haar hand verplaatst zich naar de arm die niet in het gips zit. 'Wat is er met je gebeurd?' fluistert ze.
Na een tijdje maakt Marion kenbaar dat ze moet gaan. Ze legt een hand op Eva's rug. 'Ik moet terug naar het bureau, maar ik kan later terugkomen als je wilt?'
'Dat hoeft niet,' besluit ze. 'Ga maar.' Haar ogen blijven als verdoofd op Wolfs gericht.
Alleen in de kamer, enkel gestoord door het verplegend personeel dat zo nu en dan binnenkomt om een infuuszak te wisselen of om de vitale statussen te controleren, begint de situatie pas echt tot haar door te dringen. Wat als hij niet meer wakker wordt? Dan zou ze nooit de kans hebben om... Nooit meer de kans hebben om... 'Wolfs, hoe hebben we het zover kunnen laten komen?' De woorden die zich keer op keer in haar hoofd hebben herhaald, zegt ze nu hardop, waardoor er een waarheid wordt gecreëerd waar ze niet meer onderuit kan. 'Ik wilde dit alles helemaal niet. Ik heb nooit gewild dat jij verhuisde. Niet echt tenminste.' Ze schraapt haar keel. 'Misschien zaten we daar allebei fout. Misschien hebben we ons vergist...' Ze pauzeert even als de monitor wat sneller begint te piepen, en ze twijfelt of ze een arts moet roepen. De monitor neemt al haar aandacht in beslag en ze heeft het niet door wanneer Wolfs zijn ogen opent.
'Je hield me niet tegen?' Het voldongen feit stelt hij als een vraag en klinkt als een mokerslag in de stille ziekenhuiskamer.
'Wolfs...' er ontstaan tranen in haar ogen. Van opluchting. Van verdriet. 'Ik wist niet hoe.' Had hij verwacht dat ze hem zou tegenhouden? Zouden haar pogingen enige kans van slagen hebben gehad? Met een hoofd vol twijfel en rumoerige gedachtes laat ze haar vinger over zijn duim glijden en haar ogen vinden die van hem. Ze zal het misschien nooit weten. Tenzij ze hem natuurlijk de vraag stelt. 'Was je gebleven? Was je gebleven als ik je had tegengehouden?'
Zijn stem klinkt schor. 'God, Eva, ik was zo kwaad op je. En jij was zo kwaad op mij.'
Geen antwoord op haar vraag. Misschien kan dat ook niet. Hoe weet je immers met terugwerkende kracht hoe je had gereageerd in een situatie die enkel fictief is?
Hij begint te hoesten en Eva reikt hem het glas water aan dat op het nachtkastje staat. Dankbaar neemt hij een slok uit het rietje.
'Hoe voel je je?'
'Alsof er een vrachtwagen over me heen is gereden. Maar, dat is natuurlijk ook een soort van wat er is gebeurd.' Hij probeert er iets luchtigs van te maken.
'Weet je nog hoe je hier terecht bent gekomen?'
Hij knikt langzaam en zijn ogen staren in de verte, alsof hij nog letterlijk voor zich kan zien wat er zich heeft afgespeeld. 'Ik reed naar huis vanaf het bureau, en al meteen op de kruising van de Bisschopssingel en Sint Hubertuslaan reed er een koelwagen door het rood en zo op me in. Ik remde nog wel, volgens mij, maar niet snel genoeg.' Hij pauzeert even. 'Vanaf dat ik door de ambulance werd meegenomen, weet ik het eigenlijk niet meer. ' Met een pijnlijke grimas grijpt hij naar zijn hoofd.
'Moet ik een dokter halen?' vraagt ze verschrikt, maar hij schudt zijn hoofd. 'Nee, nee, dat is niet nodig. Die komt zo wel.' Hij draait zijn gezicht zo dat hij haar weer kan aankijken. 'Je hebt De Ponti te koop gezet.'
Ze knikt. 'Het is verkocht. Volgende week verhuis ik.'
Hij vraagt niet verder, maar knijpt zachtjes in haar hand.
'Ik heb de beslissing al genomen,' beantwoordt ze zijn onuitgesproken vraag.
'Dat weet ik.'
'Het spijt me.'
'Het spijt mij ook.'
Wolfs wonden en botbreuken zullen weer helen, maar tussen de twee ex-partners is iets geknakt wat niet zomaar weer aan elkaar zal groeien. Eva is zich hyperbewust van dit feit, maar ergens diep van binnen groeit er ook weer een sprankje hoop. Hoop dat ze de weg weer naar elkaar terug kunnen vinden. Dat de route ernaartoe, door alles wat er aan vooraf is gegaan, niet makkelijk zal zijn, vindt ze niet erg. Liever via een omweg bij haar bestemming aankomen, dan helemaal niet meer.
'Eva?'
'Hmm?' mompelt ze afwezig.
'Blijf je nog even?'
EINDE
JE LEEST
Flikken Maastricht - In het kort gezegd
Fiksi PenggemarEen verzameling van korte Flikken Maastricht verhalen. Want wie het kleine niet eert... Cover door: @Marleenh20