Schemermoord

10 0 0
                                    

Stel je voor dat je grootste angst waarheid wordt.

Dat is wat Saskia Bazing overkwam.

Dit is haar verhaal.

29 december 2021

Het was vandaag een frisse winterdag, een paar dagen na Kerst, dus heel huize Bazing is bij elkaar. In de verte zakt de zon achter de horizon als ik naar buiten stap om mijn hond uit te laten voor zijn avondwandeling.

Mijn hondje, Tommy, lijkt blij om weg te zijn uit het huis van mijn ouders, merk ik op aan hoe hij aan de lijn trekt.

Na een rondje door de wijk zijn we terug bij het stille huis, en met een zachte klik open ik de voordeur. Het huis is donker, één en al schaduw. Iedereen -moeder, vader en twee zussen- zal vast al naar bed zijn. Ik trek mijn jas uit en doe de voordeur op slot, waarna ik Tommy losmaak van de riem, maar hij rent niet zoals gewoonlijk naar de deur naar de woonkamer, om daar vervolgens in slaap te sukkelen in zijn mandje.

Ik had de alarmbellen moeten horen afgaan, een schreeuwend kabaal in mijn oren dat roept dat alles fout is, maar in plaats van dat ik verder nadenk over de kille sfeer in het huis, mijn nekharen die zowat overeind staan en Tommy die zachtjes rilde, dacht ik er niet bij na en liet Tommy met wat ongebruikelijk tegensputteren van zijn kant de woonkamer in.

Ik begin aan de klim naar boven, mijn hart klopt zwaar in mijn keel en ik hoor Tommy zachtjes piepen, van verlatingsangst, dacht ik toen.

Ik had het koud, en vermoeidheid stroomde als een golf door me heen, ondanks de adrenaline die door mijn aderen gierde.

Ik spring over de laatste tree, waarvan ik weet dat hij kraakt, en beneden begint Tommy steeds hoger te piepen. Ik vervloek hem binnensmonds, hij zou misschien wel iemand wakker kunnen maken!

Onderweg over de gang, naar de kamer die van mij was toen ik een klein meisje was, struikel ik bijna over iets, waarschijnlijk een tas die één van mijn twee zussen heeft laten slingeren. Ik maak een afspraak met mezelf dat ik ze er morgenochtend over moet aanspreken en dat als ze nog een keer iets lieten slingeren ik ze gewoon wakker zou maken.

Beneden piepte Tommy weer, harder deze keer, maar ik dacht dat als ik het zou blijven negeren het vast wel zou stoppen.

En dat deed het. Nadat hij een paar keer met zijn nageltjes over de deur had gekrast, en hij een paar scherpe tonen had gejankt, was het stil. Te stil.

Ik stap over de gangversperring heen, en loop zo stil mogelijk verder. Wanneer ik mijn oude kamer heb bereikt, loop ik naar het bed om daar het nachtlampje aan te doen.

Ik ruik iets, een beetje als rotte eieren, maar dan die er al een langere tijd liggen te rotten.

Mijn gezicht vertrekt zich in het eindeloze duister en ik knijp met twee vingers mijn neus dicht tegen de stank.

Bij elke stap dichter bij het bed in de verste hoek van de kamer groeit het nare gevoel in mijn buik en de stank dringt langzaam maar zeker mijn poriën binnen.

Er trekt een rilling over mijn rug als ik in iets plakkerigs stap, mijn schoenen plakken van het vieze goedje op de grond en ik zet nog een stap naar voren.

Als ik dan eindelijk met mijn vrije hand het lichtje aan klik, besef ik iets dat ik eigenlijk al deze tijd al wist, de feiten die het gevoel mij al deze tijd al had proberen te vertellen, maar ik had ze verdrongen, omdat ik ze niet wílde weten. Dat al mijn moeite stil te blijven voor niks was geweest, dat ik net zo goed het grote licht aan had kunnen doen.

Omdat ik nu recht in de lege blauwe ogen van mijn moeder kijk.

De plotselinge drang om over te geven was overweldigend, maar ik hield het binnen. Ik hield alles binnen. Mijn afschuw, mijn angst, al mijn emoties. Die konden wachten.

Het leek wel alsof mijn lichaam zichzelf bestuurde, alsof mijn brein geen controle meer had.

Mijn fight, flight, freeze instinct nam het over. Ik zocht haastig naar het zakmes dat ik bewaarde in één van mijn bureaulaatjes, een overblijfsel uit de tijd dat ik op scouting had gezeten.

Zodra mijn vingers zich om het heft van het mes sloten leek er iets te klikken in mijn hoofd. De vermoeidheid van eerder was verdwenen, en in haar plaats was vastberadenheid gekomen. Ik snelde terug de gang in, sprong over wat of wie er ook in de gang lag, sprintte de trap af naar de woonkamer en knipte het licht aan. Vóór mij lag het lichaampje van Tommy, maar ik had geen tijd om te rouwen.

Ik liep met haastige passen de keuken in, maar daar was niemand te bekennen. Geërgerd haastte ik me naar de achtertuin en trotseerde de kou die me buiten te wachten stond, de crimineel was echter nergens meer te bekennen.

Die dag zweerde ik dat ik mijn families bloederige moord zou wreken. Ik zou hun moordenaar vinden, en gerechtigheid daarbij.

Al zou het me mijn leven kosten.

Al zou het me hetzelfde maken als hem.

Een crimineel. Een monster. Een moordenaar.

SchemermoordWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu