Ik loop door de donkere straat, het ziet er somber uit hier terwijl het mijn eigen straat in het donker is. Ik weet zeker dat het treinstation dichtbij is. Mijn vader heeft me volgensmij een keer over verteld, toch? Paniekerig zoek ik naar mijn mobiel in de grote tas, ik leg de tas op de grond net onder een lantarenpaal en kniel erbij om goed te zoeken. 'Mobiel, mobiel, mobiel? Waar is dat ding!' Ik heb serieus maar een paar dingen in mijn rugzak gestopt. Misschien het voorvakje? Dat ik daar niet aan heb gedacht. Ik rits de tas dicht en maak het voorvakje open. Gelukkig, ik pak mijn telefoon eruit en zet heb aan. Nadat ik het scherm heb ontgrendeld zoek ik het dichtbijzijnde trein station. Bedankt papa voor een abbonnoment te kopen. Het station zit ongveer nog een kilometer of twee lopen. Ik rits het voorvakje weer dicht en doe de rugzak strak op mijn rug. Langzaam sta ik op en loop verder door de donkere straat met her en der een lantarenpaal. Na enkele minuten gelopen te hebben hoor ik geritsel achter mij in de struiken. Ik schrik en kijk snel om. Het geritsel van bladeren stopt en ik kijk naar de struik in een voortuin. Ik hoor mijn hart bonken alsof die elk moment uit mijn borstkas vliegt. Een naar gevoel nestelt zich in mijn buik, straks is het iemand die mij wilt meenemen? Ik kijk snel weer naar voor en zie het trein station al, felle lampen, daar zou ik zo snel mogelijk heen kunnen rennen. Ik hoor weer wat geritsel achter mij, de struiken weer. Langzaam wordt ik steeds banger, dit was toch niet zo'n goed idee. Ik draai me langzaam op mijn hakken om en kijk naar de struiken die stoppen met ritselen. "H-hallo?" Ik probeer zelfverzekerd te klinken, dom van me, diegene weet nu dat ik bang ben en dat ik hier nog sta. Straks heeft hij of zij wen mes, mijn hart begint nog sneller te bonken in mijn keel en mijn mond wordt droog. Ik zie iets glinsteren in de struik door de reflectie van het licht. Dit was het teken voor mij in ieder geval dat ik moest rennen. Ik draai me als een gek om en ren zo hard al ik kan naar het station toe. Nog maar een klein stukje en dan kan ik de schuifdeuren inlopen. Ik kijk nog snel achterom en zie een zwarte schim uit de bosjes komen. Niet over na denken, en doorlopen, zeg ik tegen mezelf en stop voor de schuifdeuren. Ze gaan open en ik stap verder de lege ontvangst en vertrek hal in. Ik zie al een kleine kofieshop en een burgertent daarnaast staat een loket waar boven Tickets staat. Ik loop er zo snel mogelijk naar toe en kijk naar de klok die voor de perrons hangt, kwart over tien alweer. Ik herrinner me nog dat het half tien was dat de film was afgelopen. Ik schrik uit mij gedachten doordat ze ruw onderbroken worden. Ik kijk recht in de ogen van de vrouw achter het loket, ze ziet er moe en chaggerijnig uit. "Waar wil je heen," zegt ze zuchtend en kijkt me met een arrogante blik aan. "Retour naar Utrecht," ze knikte en ik ritste mijn tas open, op zoek naar mij portormonee. Als ik hem in mijn hand heb rits ik het kleine ding open en haal wat geld eruit. Ik geef het vriendelijk aan de vrouw die het met een grimas op haar gezicht aanneemt. Ze typt wat in in de computer en even later rolt er een kaartje uit een apparaat. Ze geeft het kaartjeaan mij met het wisselgeld. "Je moet dit kaartje goed bij je houden want dat is ook het retourt kaartje," zegt ze eentonig en kijkt me schaapachtig aan. "De trein vertrekt over een paar minuten vanaf perron twee b." Zegt ze d'r nog snel achter aan. Ze wacht zeker totdat ik weg loop. "Oke, doei." Zeg ik om nog een beetje beleefd over te komen en loop snel langs de op aangegeven bordjes perron twee b. Er staat een intercity trein en ik stap nog snel in. Achter mij sluiten de deuren en ik zucht. Gelukkig is het één een intercity en twee maar een halfuur rijden. Ik loop een coupé in waar niemand zit, en wat wil je, volgensmij zitten er totaal maar tien à twintig mensen in deze trein. Zuchtend neem ik plaats en kijk naar buiten, de trein is net het station uit. Als we even later langs een snelwegkomen zie ik vele auto lichtjes de wegafrijden. De trein is al snel weer de snelweg voorbij en ik zie kleine zwarte boerderijen met grote zwarte weilanden gestrekt voor de boerderijen. Waarom zie alles er zo somber uit in het donker, ook als je ergens lang genoeg naar staart dat je ogen ziet die je aankijken, of iets dat je elk moment kan laten schrikken. Ik hoor een schuif deur achter mij open gaan en kijk met een ruk om door de schrik. De conducteur komt aangelopen met een kaartjes knipper. Ik wacht todat hij mij heeft berijkt en geef hem het kaartje. Nadat hij het heeft geknipt knikt hij naar mij en loopt naar de volgende coupé. Ik kijk naar het kaartje in mijn hand en daarna op het gaatje wat er denet in is gemaakt. Na enkele minuten voor me uit zitten te staren ga ik wat comfortabeler zitten en zak wat onder uit. Weer kijk ik naar de donkere steden die ik achterlaat en leg mijn hoofd tegen het raam. In de trein komen was ook geen groot probleem, maar zou alles wel goed gaan in Utrecht? Met die gedachte viel ik langzaam in slaap.
Er wordt op mijn arm getikt en een onbekende stem is tegen mij aan het praten. "Jongedame, de trein is al gestopt. Dit is het eindstation." Eindstation? Ben ik op een station? Ik wil me nog een keer omdraaien en val met mijn hoofd in de stoel naast mij. Dat was geen goed idee. Langzaam doe ik mijn ogen open en wrijf over de pijnlijke plek op mijn hoofd. Het is een niet zo erge belichte kamer. Ik kijk de man, die dus nogsteeds voor me stond, aan. Hij heeft een donkerblauw pak aan met een licht overhemd en donkerblauwe stropdas. "Waar ben ik eigenlijk?" Hij zucht, "in het eindstation, Utrecht." Ik kijk naar buiten, waar het pikkedonker is. Mijn mond veranderd in een 'o' en ik sta snel op. "Weet u misschien ook hoelaat het is?" Hij kijkt op zijn horloge. "Vijf minuten over elf." Ik pak mijn rugzak en zwaai hem over mijn rug. "Eh, dankuwel." Ik loop snel de coupé uit het station op. Vanaf hier ken ik de weg makkelijk plus het ziekenhuis is niet zo ver. Ik loop verder en even later stap ik het station uit. Naast het station ligt een groot park, daar wil je liever niet in het donker alleen zijn. Ik zie het ziekenhuis vanaf hier al in de verte. Als ik verder loop hoor ik de hele tijd stemmen en voetstappen. Straks zijn het drugsdealers of pedofielen en gaan ze me verkrachten. Ik zet er een sneller tempo in en zie de groot verlichte deur van het ziekenhuis al. Als ik achterom kijk zie ik een groepje mannen mijn richting op komen. Als ik nog sneller ga zie ik ze opeens rennen. Als een gek begin ik te sprinten. Mijn mond en lippen worden kurkdroog en ik hoor mijn hart bonken in mijn keel. Als ik weer achterom kijk zie ik dat ze al dichterbij zijn. Ik kijk voor me en zie de deur, nog maar een klein stukje Romy. Ik hoef alleen nog maar over te steken dan ben ik er. Natuurlijk hen ik wel weer te vroeg gejuigd. Als ik de straat wil over rennen struikel ik over een loszittende tegel en kom met een harde klap op de grond. Ik hoor vaag geschreeuw achter me.
JE LEEST
Verliefd op mijn stiefbroer
RomanceLiefde is slechts maar een woord met zes letters, totdat je iemand ontmoet die het een betekenis geeft. Maar één klein probleem, Hij is mijn stiefbroer. En ik viel voor hem, letterlijk en figuurlijk. Romy de Jong verhuist samen met haar vad...