De ochtend brak aan en ik opende langzaam mijn ogen, mijn lichaam nog steeds vermoeid van de uitputtende strijd van de vorige dag. Mijn moeder zat naast me, haar glimlach een baken van geruststelling te midden van mijn innerlijke chaos."Goedemorgen, lieverd," zei ze zachtjes, haar stem als een zachte bries door de stille kamer. "Hoe voel je je vandaag?"
Ik haalde diep adem, mijn lichaam zwaar en loom van de vermoeidheid. "Ik weet het niet, mam," mompelde ik, mijn stem zwak en schor. "wel al iets beter maar Ik voel me ook nog zwak en misselijk."
Mijn moeder knikte begripvol, haar hand liefdevol op mijn arm rustend. "Dat is normaal, schat," zei ze geruststellend. "Je lichaam heeft tijd nodig om te herstellen van de behandeling. Maar we zijn hier allemaal voor je, we gaan hier samen doorheen."
Ik probeerde te glimlachen, maar de misselijkheid bleef als een knoop in mijn maag hangen, mijn lichaam een wrak van vermoeidheid en pijn.
Op een gegeven moment voelde ik een plotselinge drang om te plassen, een urgentie die me overviel en me dwong om op te staan en naar het toilet te rennen. Maar toen ik eenmaal opstond, voelde ik iets trekken aan mijn arm, iets dat me tegenhield en me bijna deed struikelen.
Het duurde een paar seconden voordat het tot me doordrong, voordat ik me realiseerde dat ik vastzat aan een infuus, een lijn die me verbond met de behandeling die mijn leven moest redden. Paniek greep me bij de keel, mijn hart bonzend in mijn borstkas terwijl ik worstelde om me los te maken.
En toen gebeurde het, een moment van onoplettendheid, een ongelukkige beweging die alles veranderde. Ik trok het infuus eruit, een pijnscheut die door mijn arm schoot terwijl de naald loskwam van mijn ader. Ik voelde me duizelig worden, mijn wereld draaide om me heen terwijl ik langzaam op de grond zakte, mijn lichaam zwak en uitgeput.
De zusters kwamen gelijk naar me toe gerend, hun gezichten bezorgd en alert terwijl ze me probeerden te helpen. Maar het was te laat, ik had al geplast in mijn broek, mijn lichaam een zee van schaamte en vernedering terwijl ik daar zat, machteloos en kwetsbaar.
"Milo, gaat het?" vroeg een van de zusters, haar stem vol bezorgdheid terwijl ze me overeind probeerde te helpen. Maar ik kon haar niet eens aankijken, mijn ogen gevuld met tranen van vernedering terwijl ik me realiseerde wat er was gebeurd.
Ik voelde me boos, boos op mezelf voor mijn zwakte, mijn onvermogen om zelfs maar naar het toilet te gaan. Ik was zestien jaar oud, een tiener die zijn plas niet eens kon ophouden. Hoe kon ik ooit hopen te overleven als ik niet eens voor mezelf kon zorgen?
Mijn moeder kwam naar me toe gerend, haar armen warm en geruststellend om me heen geslagen terwijl ze me probeerde te troosten. "Het is oké, Milo," fluisterde ze, haar stem vol liefde en begrip. "Het komt door de chemo, het is niet jouw schuld."
Maar ik wilde het niet horen, kon het niet accepteren. Ik was een last, een onbekwame last die anderen moest verzorgen en beschermen. Hoe kon ik ooit hoop blijven houden als ik mezelf niet eens kon redden?
Uiteindelijk werd ik onder de douche gezet, mijn lichaam bevuild en zwak van de vernedering die ik had geleden. Maar zelfs dat kon ik niet zelf, mijn handen te zwak en trillend om de zeep vast te houden, mijn geest te verward en verloren om zelfs maar te weten hoe ik mezelf moest schoonmaken.
Mijn vader kwam naar me toe, zijn gezicht ernstig maar vastberaden terwijl hij me hielp om mezelf te wassen. "Het komt goed, Milo," zei hij, zijn stem vol vertrouwen en liefde. "We zijn hier allemaal voor je, we laten je niet alleen."
Ik knikte zwakjes, mijn hart zwaar van twijfel en angst. Hoe kon ik geloven in iets beters, iets mooiers, als mijn eigen lichaam me zo in de steek liet?
De middag brak aan, en een sprankje hoop leek door de grauwe wolken van mijn ziekte te breken toen Matthy langs kwam. Zijn aanwezigheid bracht een glimlach op mijn gezicht, een moment van lichtheid te midden van de duisternis die mijn dagen vulde.
"Hey, man, hoe gaat het?" vroeg Matthy, zijn stem vol warmte en bezorgdheid terwijl hij naast mijn bed kwam zitten.
"Ik voel me beter nu je er bent," antwoordde ik eerlijk, mijn stem zwak maar oprecht. "Het is fijn om even afleiding te hebben."
Matthy glimlachte, zijn ogen vol begrip terwijl hij mijn hand vastpakte. "Zullen we even een rondje lopen door het ziekenhuis? Frisse lucht kan wonderen doen."
Ik knikte instemmend, maar al snel besefte ik dat mijn lichaam te zwak was voor zo'n inspanning. "Dat klinkt geweldig, Matt, maar ik ben echt te moe om te lopen."
"Hé, geen zorgen, man," zei Matthy geruststellend. "Wist je dat er rolstoelen bestaan? Ik duw je gewoon rond, en je hoeft alleen maar je infuuspaal mee te trekken en te genieten van het uitzicht."
Ik glimlachte dankbaar, dankbaar voor zijn vriendelijkheid en begrip. Samen liepen we door de gangen van het ziekenhuis, praten over alles behalve mijn ziekte. Het voelde goed om even te ontsnappen aan de realiteit, om gewoon een paar momenten van normaalheid te ervaren te midden van de chaos.
Maar na een tijdje begon mijn vermoeidheid toe te nemen, mijn lichaam uitgeput van de inspanning. Matthy merkte het al snel en stelde voor om terug te gaan naar mijn kamer. eenmaal op mijn kamer gingen we samen op mijn bed liggen
"Je ziet er moe uit, man," zei hij bezorgd. "Misschien moet je proberen wat te slapen."
"Ik wil niet dat je hier bent en ik dan slaap," antwoordde ik met een frons. "Dat voelt oneerlijk."
"Het maakt niet uit, Milo," zei Matthy resoluut. "Ik ben hier voor jou, wat je ook nodig hebt. Wil je dat ik blijf of zal ik gaan?"
"Wil je alsjeblieft blijven?" smeekte ik, mijn stem bijna een fluistering terwijl ik hem aankeek.
"Natúúrlijk blijf ik, maat," zei Matthy met een glimlach. "ik ga alleen even uit het bed, dan kun je helemaal goed slapen."
"Nee, blijf liggen alsjeblieft," smeekte ik weer, bang dat hij weg zou gaan als ik mijn ogen sloot.
"Oké, oké, ik blijf liggen," zei Matthy met een lach. Hij nestelde zich naast me, zijn warmte en nabijheid een bron van troost te midden van mijn angst en pijn.
Terwijl ik probeerde te slapen, voelde ik Matthy's handen zachtjes over mijn rug gaan, een kalmerende aanraking die mijn geest tot rust bracht. Het voelde goed om niet alleen te zijn, om iemand te hebben die voor me zorgde en me steunde, zelfs in mijn diepste momenten van zwakte.
Net voordat ik in slaap viel, hoorde ik Matthy zachtjes fluisteren: "Slaap lekker, Milo." En met zijn woorden als een slaapliedje in mijn oren, viel ik uiteindelijk in een rustige, vredige slaap op zijn borst, wetende dat ik veilig was, zelfs te midden van de storm.
JE LEEST
hoopvol - bankzitters
Fanficmilo heeft echt een droomleven. een leuke vriendengroep, een goedlopend youtube kanaal, alles gaat goed op school. het voelt alsof niks zijn leven kan verpesten. tot dat ene moment. trigger warnings - leukemie - gay