Één gezin. Met zoveel problemen. Dat is het enige waar Annabella aan dacht. Annabella woonde samen met haar ouders en haar oudere zus. Zij was de jongste in huis (12 jaar). Haar zus was net 18 geworden. Annabella kon haar niet uitstaan. Jenna (De zus van Annabella) dacht dat ze de koningin was in huis. Ze speelde de baas over Annabella. Haar ouders waren overal mee eens. Jenna was de favoriet in huis. Annabella voelde zich alleen. Ze had niemand om mee te praten. Op school werd ze gepest, omdat ze anders was. Elke schooldag ging voorbij als een hel voor Annabella. Elke avond in haar bed huilde ze. Annabella was niet het type meisje dat een hele groep vriendinnen wou. Of dat ze populair wou zijn. Annabella wou gewoon één goede vriendin waarmee ze kon lachen en huilen. Ze wou gewoon dat ze een normaal tienerleven kon hebben, net als alle andere kinderen. Haar zus was niet haar grootste probleem. Haar ouders waren het ergst. Ze vertrouwden haar niet. Ze moesten alles weten. Waar ze heen ging, met wie ze ging, wat ze ging doen. Annabella had geen vrijheid meer. Ze word continu in de gaten gehouden. Toen brak de dag aan dat ze met haar ouders mee moest voor een gesprek op school. Ze was erg bang. Want ze deed de laatste tijd niet goed haar best op school. Ze was er niet bij met d'r hoofd. De docent was best positief aan het vertellen over Annabella. Maar op het moment dat haar ouders haar rapport zagen, was de sfeer anders. Toen ze eenmaal thuis waren begonnen haar ouders tegen haar te schreeuwen. Ze noemden haar een achterbakse. Ze vonden dat ze aandacht zocht. Dat ze zielig deed. Maar ze wisten niet hoe Annabella zich écht voelde. Ze durfde haar ouders helemaal niks te zeggen. En opeens voelde ze een harde klap op d'r gezicht. Haar vader had haar geslagen. En vanaf die dag gebeurde dat steeds vaker. Annabella's vader sloeg Annabella in d'r gezicht, hij schopte haar, gooide haar tegen muren. Annaballa kwam de volgende dag op school met allemaal blauwe plekken. Leerlingen keken haar nog raarder aan dan dat ze normaal deden. Het was verschrikkelijk om te zien hoe Annabella moest leven. Zussen horen achter elkaar te staan, die horen elkaar te steunen als het niet mee zit. Maar Jenna was niet zo'n zus. Jenna kon het helemaal niks schelen wat er aan de hand was met Annabella. Ze deed zelfs mee met haar ouders. Annabella voelde zich buitengesloten. De volgende dag op school bleek er een nieuw meisje in de klas te komen. Annabella hoopte dat het een type was zoals zij. En dat was ze ook. Zij was net als Annabella bang & verlegen. Ze voelde zich ook alleen. Annabella greep haar kans in de pauze en ging met haar praten. Melannie (Het nieuwe meisje) was erg vriendelijk. Annabella en Melannie werden vriendinnen. Maar toch was Annabella niet zo snel verkocht. Ze wou Melannie eerst heel goed leren kennen voordat ze haar ging vertellen hoe het bij haar thuis ging. Michelle (Het nieuwe meisje) dacht er ook zo over. Toen Annabella die dag thuiskwam stond haar vader haar woedend op te wachten. Hij begon al te schreeuwen toen ze aan kwam lopen. "Waarom ben je zo laat! Waar ben je geweest? Je was zeker met jongens hé! Slet dat je bent!" Toen gaf hij haar een keiharde stoot in haar buik. Annabella rende huilend naar haar kamer, sloeg de deur dicht, en sprong op haar bed. Ze wou haar vader niet meer zien. Ze heeft hem nooit gemogen. Stiekem hoopte ze dat haar ouders ruzie kregen en gingen scheiden. Maar tot de dag van vandaag is dat nog niet gebeurd. Jenna kwam pas om 2 uur 's nachts thuis. Annabella hoorde haar. Ze hoorde ook een jongensstem. Ze kon niet geloven dat haar ouders niet boos op Jenna worden, terwijl zij juist degene was die zo laat thuis kwam. Annabella besloot om te gaan kijken met wie Jenna thuis was gekomen. Ze ging heel stilletjes naar beneden. Toen zag ze Jenna half naakt met een jongen staan zoenen. Ze rende terug naar boven en ging in haar bed liggen. Ze dacht alleen maar aan Jenna. Hoe kan ze op deze leeftijd al zo omgaan met jongens. Ze wist zeker dat haar ouders het niet erg vonden. Die vinden niks erg wat Jenna doet. Annabella hoopte zo erg dat Jenna op een dag flinke straf zou krijgen van haar ouders. Maar ze wist dat dat nooit ging gebeuren. De volgende dag waren haar ouders en zus al weg. Geen idee waar naartoe. Het was zaterdag en Annabella had zin in een lekker ontbijtje. Toen ze beneden kwam zag ze een briefje op tafel. Ze begon te lezen. 'Hoi Annabella, als je dit leest zijn wij waarschijnlijk al weg. We zijn naar Duitsland. Oma ligt in het ziekenhuis. We hebben jou niet meegenomen om ruzies te verkomen. Want je veroorzaakt nogal veel problemen. Het is misschien handiger als jij er niet bij bent. Zoek zelf maar uit wat je doet. Doei''. Annabella kon niet geloven dat haar ouders zo over denken. Ze was kapot. Ze besloot weg te lopen. Ze liep naar boven, pakte een tas en stopte er allemaal spullen in die ze wou meenemen. Ze pakte al het geld in d'r spaarpot, deed d'r jas aan en liep de deur uit. Weg van huis. Ze liep maar rond op straat niet wetend waar naartoe. Ze had nog niet eens ontbeten, aangezien er niks in huis was. Ze besloot om maar even naar de supermarkt te gaan en een broodje te halen. Ze was aan het bedenken waar ze heen kon. Ze was zo diep aan het nadenken dat ze niet eens hoorde dat een auto naar haar toeterde. Opeens kwam ze uit d'r gedachte, en keek ze opzij. Het was te laat. Bam, de auto had haar geraakt. Daar lag Annabella bewusteloos midden op de weg. Ze bloedde. De automobilist schrok en stapte uit om te kijken wat er was gebeurd. Hij belde zo snel mogelijk een ambulance. Gelukkig kwam de ambulance snel. Annabella werd meegebracht naar het ziekenhuis. Ze lag in coma. Melannie had van het ongeluk gehoord. Ze kwam Annabella opzoeken in het ziekenhuis. Annabella merkte het niet. Melannie besloot een andere keer terug te komen. Een uurtje later werd Annabella langzaam wakker. Ze begon meteen vragen te stellen. 'Waar ben ik? Wat is er gebeurd? Ben ik dood?' De zuster kalmeerde haar en zei: 'Je hebt een ongeluk gehad, je ligt in het ziekenhuis, je bent niet dood.' Het begon langzaam tot Annabella door te dringen wat er was gebeurd. Ze wist het weer. Ze was weggelopen van huis, ze was naar de supermarkt, en bij het oversteken gebeurde het. Ze wist even niet wat ze moest doen. Moest ze huilen, of moest ze juist blij zijn dat dit is gebeurd. Aan de ene kant was ze blij, want nu konden haar ouders misschien inzien dat ze toch van d'r houden. Maar aan de andere kant was ze wel geschrokken en bang, want ze kon dood zijn geweest. Het is nu eenmaal gebeurd. Er is geen weg meer terug. Ze wist dat ze op een dag weer naar huis kon, dus dacht ze daar maar aan om alle slechte gedachtes weg te laten drijven. Ze ging maar weer slapen. De volgende ochtend toen ze wakker werd stond Melannie naast d'r bed. Annabella was blij dat ze er was. Nu voelde ze zich niet meer zo alleen. Maar helaas werd Melannie weg gestuurd, het was nog geen bezoekuur. De zuster kwam binnen en keek niet al te blij. 'Annabella, dit is een beetje naar om te horen. Ik heb slecht nieuws'. Annabella keek bang. 'Annabella we hebben wat onderzoek gedaan, en we zijn er achter gekomen dat je leukemie hebt'. 'Wat is leukemie'. 'Leukemie is kanker'. Annabella schrok en begon te huilen. Ze wist niet meer wat ze moest doen. Haar ouders waren er niet, haar zus was er niet. Alleen de zuster was er om met haar te praten. De zuster kwam binnen. Annabella begon meteen dingen te vragen. 'Ga ik dood? Kan ik weer beter worden? Wat is kanker eigenlijk?' De zuster kalmeerde haar en begon te praten. 'We weten niet of je wel of niet dood gaat Annabella, maar er is wel kans dat je weer beter wordt, we beloven je niks. Kanker is eigenlijk een verzamelnaam voor meer dan honderd verschillende ziektes. Al deze verschillende soorten kanker hebben één gemeenschappelijk kenmerk: eenn omgeremde deling van lichaamscellen'. Annabella keek verward. Ze wist niet wat de zuster ermee bedoelde. Maar ze vroeg niks meer. Ze was diep in gedachte. Wat als haar ouders hoorden dat ze kanker had, zouden ze haar dan nog steeds zo verwaarlozen, of zouden ze er voor haar zijn? Al die vragen bleven maar door haar hoofd gaan. Stiekem hoopte ze dat haar ouders nu door de deur kwamen, en dat ze haar om vergiffenis zouden vragen. Maar ze wist dat dat nooit zou gebeuren. Zij lag hier in het ziekenhuis in Nederland, en haar ouders waren in het ziekenhuis in Duitsland. Ze wou dat haar ouders haar gewoon mee hadden genomen naar Duitsland. Het is ook haar oma, zij heeft toch ook het recht om te weten hoe het met haar is. Ze kon maar niet geloven dat haar ouders zo met haar omgingen. Alsof ze niet bestond. Ze besloot om maar te gaan slapen. Even weg van alle gedachtes en nare dingen. Toen ze later op de dag wakker werd was haar hele kamer versierd met ballonnen. Ze was helemaal vergeten dat ze jarig was. Ze vroeg zich af wie dit allemaal had gedaan. Toen kwam de hele klas binnen. Mellannie had de klas verteld wat er was gebeurd. Zelfs de kinderen die haar pestten kwamen haar bezoeken. Ze had ook al veel vrienden in het ziekenhuis en die waren er ook bij. Annabella kon niet geloven dat de hele klas er was. Er kwamen tranen van blijdschap. Annabella had zich nog nooit zo blij gevoeld. Ze had gedacht dat ondanks ze ziek was, helemaal niemand meer om haar gaf. Iedereen begon te zingen. 'Lang zal ze leven, lang zal ze leven, lang zal ze leven in de ...' De verjaardag van Annabella ging snel voorbij. Om 7 uur 's avonds kreeg ze wat te eten. Ze had geen honger. De zuster vond dat ze toch wat moest eten. 'Annabella, we hebben nog wat onderzoek gedaan, het blijkt dat je longkanker hebt'. Annabella schrok. Nu wist ze zeker dat ze dood zou gaan. Ze had al astma, en nu longkanker. Ze wou zo graag dat haar ouders er waren, de normale versie van ze. 'Kunt u misschien mijn ouders bellen?' 'Tuurlijk, heb je het nummer voor me?' 'Ja, het staat in m'n telefoon, pak het maar'. De zuster pakte haar telefoon en zocht het mobiele nummer van haar moeder op. Ze liep de kamer uit. Ongeveer na een half uurtje kwam ze weer binnen. 'Annabella, ik heb je moeder verteld wat er is gebeurd met je, ze zei dat ze niet kon komen. Ik was zelf erg geschrokken van wat je vader zei, hij zei dat het hem niks kon schelen of je dood ging of niet'. Annabella begon te huilen. Haar eigen vader, zegt dat over zijn eigen dochter. Ze was er klaar mee. Ze kon het niet meer aan. Ik ga hier geen tijd meer aan verspillen zei ze tegen d'r zelf. 'Oké, dank u wel voor het bellen'. De zuster had medelijden met Annabella, dat kon je aan haar gezicht zien. Ze liep de deur uit. Na een paar minuten was ze weer terug. Ze had een spelletje meegenomen. 'Annabella wat dacht je ervan als we even leuk een spelletje gaan spelen, even voor afleiding zorgen'. Annabella vond het een goed idee. Ze gingen kwartetten. Halverwege het spel werd Annabella opeens duizelig. Ze moest even gaan liggen. Ze was misselijk. 'Annabella, misschien kunnen we beter stoppen met spelen, dit gebeurt meestal als je kanker hebt. Dan word je duizelig en misselijk'. Annabella gaf aan dat ze even alleen wou zijn. De zuster ging weg. Annabella ging slapen. Toen ze de volgende ochtend wakker werd stonden haar vriendinnen in haar kamer, en de meisjes die haar pestten. Ze snapte het even niet meer. Wat deden zij hier? 'Annabella, sorry dat we je hebben gepest. We hopen dat je beter wordt'. Annabella vertrouwde het niet helemaal. Maar zei alsnog: 'Excuses aanvaard'. Toen kwam de zuster binnen met thee en koekjes. De meiden gingen nog wat kletsen, en Annabella was helemaal vergeten dat ze ziek was. Toen de meiden weg gingen kwam de zuster weer. 'Annabella, ik hoop dat je het gezellig vond, ik had de meiden gevraagd te komen om je gezelschap te houden. Gister in je slaap zei je nogal wat rare dingen. Je zei: 'Ik ga dood, ik ga mezelf dood maken. Ik kan het niet meer aan'. En toen schreeuwde je heel hard. Ik vond het erg naar om te zien. Dus had ik de meiden even gebeld'. Annabella was haar daar erg dankbaar voor. Langzamerhand ging de zon onder en werd het avond. Annabella had met d'r zelf afgesproken dat ze vandaag niet zou gaan slapen. Ze pakte een kladblok, en begon te schrijven: 'Hoi papa, mama en Jenna, Ik wou even zeggen dat het goed met mij gaat, ik hoop dat het ook goed gaat met oma. Willen jullie de groetjes doen aan oma van mij. Doei'. Toen riep ze de zuster, 'Zou u deze brief misschien op de post willen doen naar Duitsland?' Annabella gaf het adres van het ziekenhuis. 'Ik zal kijken wat ik voor je kan doen Annabella', zei de zuster twijfelend. Annabella voelde zich slapjes. Ze was moe en uitgeput. Ze wist niet hoelang ze nog in het ziekenhuis moest blijven. Ze had er gewoon genoeg van. Ze wou dat haar ouders er waren. Haar ogen vielen langzaam dicht. De volgende ochtend kreeg ze te horen dat ze een operatie had. Ze moesten haar bloed onderzoeken. Fijn, dacht Annabella, dit kan er ook nog wel bij. De zuster legde Annabella uit wat ze precies gingen doen. Annabella zou gelukkig niks voelen. Ze kreeg eerst een verdoving. De operatie was snel voorbij. Het ging gelukkig allemaal goed. Een paar uur later was de uitslag van het onderzoek binnen. De uitslag was goed. Maar er was slecht nieuws. De kanker heeft zich verspreid door het lichaam. Het begon Annabella nu pas door te dringen. Haar leven kon elke dag eindigen. Ze was ziek. Niet een beetje, maar heel erg. De zuster kwam binnen. Haar ouders hadden een brief teruggestuurd. Annabella maakte de envelop open en begon te lezen. 'Hoi Annabella, We zijn blij om te horen dat het goed met je gaat. We hebben de groetjes gedaan aan oma voor je. Ze hoopt dat je haar snel komt bezoeken. Veel succes met je verdere operaties. We zullen proberen om langs te komen bij je. Doei'. Annabella was verbaasd. Sinds wanneer gaven haar ouders om haar? Waarom gingen ze nu opeens zorgen dat ze langs konden komen? Annabella was aan de ene kant wel blij. Misschien betekende dit dat het toch nog goed kon komen tussen haar en haar ouders. Annabella gaf de hoop niet op. De dag ging snel voorbij. Annabella ging vroeg slapen, in de hoop dat haar ouders er mogen zouden zijn. Toen ze de volgende ochtend wakker werd, was ze blij en geschrokken. Haar ouders en haar zus stonden naast haar bed. Haar moeder omhelsde haar, gaf haar een zoen. Haar zus gaf haar een knuffel. Maar haar vader stond met z'n rug naar haar toe. Ze kon het goedmaken met haar vader dus vergeten. Haar moeder wou alles weten. Hoe het ongeluk was gebeurd, hoe ze haar hebben behandeld in het ziekenhuis, hoe het met haar gaat. Annabella legde alles uit. Toen ze klaar was vroeg haar moeder of Annabella en zij even alleen mochten zijn. Annabella's vader en haar zus verlieten de kamer. 'Annabella, ik moet je iets vertellen. Ik heb nagedacht over jou en je vader toen we in Duitsland waren. En ik ben eerlijk gezegd erg geschrokken. Je vader is er nooit voor je, en behandeld je als een stuk afval. Ik wil scheiden. Ik wil niet dat je nog langer moet leven met zo'n vader.' Annabella wist even niet meer wat ze moest zeggen. 'Mama, weet je dit heel zeker? Je moet het niet alleen doen omdat ik het niet goed kan vinden met papa hé'. 'Dat weet ik Annabella, ik weet het heel zeker. Ik wil zelf ook niet meer verder met zo'n man.' Annabella was aan de ene kant blij en aan de andere kant ook weer niet. Straks ging haar vader haar uit woede slaan of bedreigen. Haar moeder verliet de kamer. Haar vader kwam binnen. Annabella wou eigenlijk liever niet alleen zijn met hem in één kamer. Maar het kon even niet anders. 'Annabella, wat heeft je moeder je net allemaal verteld?' 'Dat ga ik jou niet vertellen'. 'Annabella, je gaat het me NU zeggen, of anders'! 'Ze wil scheiden van je'. Zei Annabella bang. Haar vader keek woedend. Hij kwam dichterbij en zei: 'Annabella, ik ben nog niet klaar met jou. Je mag dan wel kanker hebben, maar dat betekent niet dat ik je niet meer mag klappen. Wacht maar. Je gaat voelen'. En hij liep de kamer uit. Annabella was doodsbang. Straks ging haar vader haar nog vermoorden. De volgende ochtend waren haar ouders en haar zus er nog steeds. Annabella was nog steeds bang. Als haar ouders er elke dag zouden zijn, kon haar leven elke dag voorbij zijn. Ze had nog een operatie vandaag. Die verliep ook perfect. De zuster had voorgesteld om samen met haar ouders en haar zus te gaan eten. Dat vond Annabella een goed idee, als ze maar niet naast haar vader zat. Dat beloofde ze. Annabella mocht eindelijk uit bed. Ze gingen naar een restaurant. Het lievelingsrestaurant van Annabella. De ober herkende haar meteen. Annabella was hier zo lang niet meer geweest, dat ze haar naam was vergeten. Ze las het naambordje. Ze wist het weer. 'Hoi, Claire, lange tijd niet gezien'. 'Hoi Annabella, wat fijn om je weer eens te zien, hoe gaat het met je?' 'Het gaat wel, ben ziek.' 'Ja, dat had ik al gehoord van je moeder'. Annabella vond het erg aardig van haar moeder dat ze Claire had verteld dat ze ziek was. Claire wees ze naar hun tafel. Ze namen plaats. Annabella wou niet naast haar vader zitten, en daar had haar moeder rekening mee gehouden. Na het etentje besloten ze nog even naar een mooi bos te gaan. Annabella wou even genieten van de buitenlucht. Aangezien ze elke dag binnen zat. Ze moest wel rustig aan doen. Ze kon elk moment flauwvallen. Ze had even geen zin om aan kanker te denken. Ze huppelde vrolijk vooruit. Haar moeder keek ongerust. Straks gebeurde er nog wat. Haar moeder vertrouwde het niet. Ze wou terug naar het ziekenhuis. Toen ze eenmaal in het ziekenhuis waren, stond de zuster hen al op te wachten. Ze keek blij. Annabella hoopte dat ze goed nieuws had. 'Annabella, ik ben erg blij om dit te zeggen. Je bent genezen. De kanker is uit je'. Annabella schreeuwde van blijdschap. Ze was zo blij. Ze kon eindelijk weg uit het ziekenhuis, al hoewel ze het eerlijk gezegd niet zo heel erg vond om hier te liggen. Ze kon gewoon weer een nieuw en fris leven lijden. Ze pakte al haar spullen in en ging naar huis met haar ouders en haar zus. Eenmaal thuis rende ze naar haar kamer, en sprong ze op bed. Ze had haar huis zo erg gemist. Haar moeder kwam naar boven. 'Annabella, schat. Ik ga zo even boodschappen doen, heb je zin om mee te gaan?' 'Sorry mama, maar ik blijf liever thuis. Ik heb het hier erg gemist'. Haar moeder snapte het en liep weg. Ze hoorde de voordeur dichtslaan. Ze besefte nu wel dat ze alleen in huis was met haar vader. Ze hoorde haar vader stampend naar boven komen. Annabella begon te trillen van bangheid. Straks ging haar vader haar nog wat aandoen. Haar vader smeet de deur keihard open, en begon te schreeuwen: 'Ik heb je gewaarschuwd, je gaat eraan Annabella. Ik heb je vanaf dag één dat je geboren bent nooit gemogen. Ik wou jou niet eens als kind. Je bent nu weer helemaal fris. Maar je leven kan elk moment voorbij zijn'. Annabella was zo bang dat ze steeds verder van hem af ging zitten. Daardoor ging haar vader steeds meer naar voren. Annabella zag dat hij iets vasthield achter zijn rug. Ze zag langzamerhand wat het was. Ze schrok. 'Je bent een rotkind Annabella, je verdient het niet om te leven.' En toen gebeurde het. In één ogenblik. Haar vader was er niet eens verdrietig van, hij had een grijns op z'n gezicht. Toen Annabella's moeder thuis kwam, ging ze als eerst naar boven om te kijken hoe het met Annabella ging. Ze schreeuwde. De kamer lag onder het bloed. Haar moeder rende naar beneden en gaf haar vader een klap.'Wat heb je met haar gedaan. Ben je wel goed in je hoofd. Hoe haal je het in je hoofd om zoiets te doen. Ik ga de politie voor je bellen. Achterlijke idioot'. Haar moeder pakte de telefoon en belde de poltie. Ze waren er gelukkig snel. Haar vader werd meegenomen. Jenna was in tranen uitgebarst. Als Annabella nu nog leefde was ze blij geweest dat haar moeder en Jenna toch wel om haar gaven. Haar vader kreeg levenslang. En haar moeder werd elke dag verdrietiger. Jenna vond het verschrikkelijk dat ze haar enige kleine zusje zo erg moest missen. Op de begrafenis gaf iedereen zijn woord over Annabella. Het was een dag om nooit te vergeten.
