ik zag er écht tegen op om weer naar school te gaan. Ik was ertegen op om naar buiten te gaan. Net of ik bang was. Zo ben ik helemaal niet! En toch was het zo. Ik ben blij dat Amarins niet bij mij op school zit. Dat ze me niet zó zag. Bang. Ik werd er steeds door overvallen. Het kneep mijn keel dicht.
Bang waarvoor? Mijn verstand zei dat er nu heus niet ineens om elke hoek gevaar dreigde. Ofdat er nóg een groep jongens was die als hobby Ties-mappen had.
Maar stel dat ze bij mij op school zitten, in een van de andere gebouwen??
Vast niet, zegt mijn verstand.
Maar je weet het nooit, zegt mijn gevoel.
Zondagavond overlegden we of ik weer naar school zou gaan. Maar de toetsweek was nog aan de gang, die liep altijd over het weekend heen, zodat je tijd had om te leren.ik had niets geleerd, en dat ging niet lukken ook, dus kon ik mooi nog thuisblijven. Woensdag zou ik dus weer naar school, eerst voor halve dagen. Ik kan me niet eens heri neren dat ik me die eerste week verveelde, terwijl ik niet veel kon. Ik was chagrijnig, dat weet ik wel. Ik was het liefste op mijn kamer, waar ik niet hoedde te praten. Aan vrienden had ik helemaal geen behoefte. Ze meldden zich wel, maar ik wilde me niet laten zien.
Toen ik naar school ging waren de blauwe plekken geel, alle bulten weer plat en de korsten door mijn persoonlijk weg gepulkt. Nu die mij niet meer de hele dag herinneren aan wat er gebeurd is, wilde ik alles zo snel mogelijk vergeten. De rest van de pijn aan mijn rib, hand, hoofd onderdrukte ik met pijnstillers.