Schaakmat

952 50 7
                                    

Een laatste maal overwoog rechercheur Floris Wolfs zijn zet.
Tegenover hem zat veelvoudig schaakkampioen Frank de Ponti, zoals hij zichzelf betitelde.
De werkelijkheid was dat hij slechts één competitie had gewonnen. Middelbare school, vierde klas van het atheneum. Hij kon zich de zwart wit foto nog goed voor de geest halen. Slungelige gozer, haren gekamd; met in het midden een perfecte scheiding. Grote beker in de linkerhand, duim van de andere opgestoken.
Floris; voor vrienden en collega's beter bekend als 'Wolfs', bewoog zijn linkerhand naar het langwerpige schaakstuk. Vier centimeter, drie centimeter, twee-
En wederom trok hij terug; tot grote ergernis van zijn tegenstander, die overigens aan de winnende hand was.
'Laten we anders even een pauze inlasten,' opperde Frank; de handen in het haar geweven. Hij kreeg geen reactie.
Wolfs verkeerde in opperste concentratie; was niet van plan het zoveelste potje te verliezen.
Frank schudde moedeloos zijn hoofd. Die machocultuur van Wolfs zou hem nog een keer de kop kostten. De eigenwijze snuiter.

Eva van Dongen, de middendertiger met kastanjebruin haar; samengebonden in de welbekende paardenstaart, kwam de trap af gerend. Ze droeg een zwart, strak t-shirt; wat zich perfect om haar goed getrainde lichaam sloot, met daaronder een sportbroekje. Erg typerend voor de jonge vrouw des huizes.
Toen ze het schaakbord op de eikenhouten tafel zag staan, maakte ze meteen aanstalten om haar routine te vervolgen. Flesje water uit de koelkast halen, zichzelf van een band om te rechterarm voorzien, waarin haar telefoon kon rustten tijdens het hardlopen, en de veters van haar sportschoenen dubbel gestrikt.
Ze beende het duo voorbij om de ijskast te openen.
'Eef, kom toch even zitten,' klopte Frank op het zitmeubilair naast hem.
Ze schudde haar hoofd. 'Beter van niet,' antwoordde ze vastbesloten.
Hij keek haar niet-begrijpend aan; snapte haar felheid niet, en kon de geïrriteerde ondertoon in haar stem niet thuisbrengen.
Hij zou beter moeten weten, vond zij.

Sinds haar werkpartner haar liefdespartner openhartig over zijn interesses had verteld, bleek dat zij beide - naast de gedeelde liefde voor koken, ook beide affiniteit met het denkspel "schaken" hadden.
Keer op keer versloeg Frank zijn tegenstander, die vervolgens niet te harden was wanneer ze de volgende ochtend in de auto zaten, op weg naar het werk.

'Verdomme Eef,' had Wolfs die ochtend met zijn platte hand op het stuur geslagen. 'Ik had de toren natuurlijk van D6 naar F6 moeten verplaatsen,' kwam hij terug op de partij die hij de avond ervoor had verloren.
Zij had het daarom ook niet kunnen laten om hem er flink van langs te geven. 'En na vanavond is het afgelopen met die onzin, Floris Wolfs,' stak ze een priemende vinger in de lucht.
Hij wuifde het lachend en hoofdschuddend weg. 'Kom op Eva, nu word je wel erg onredelijk.'
'Ik meen het, Wolfs. Na vanavond niks meer over schaken, anders kan je ergens anders gaan wonen.'
Dat laatste was gelogen. Ze zou het nooit of te nimmer op straat zetten om zoiets kleins. Niet dat hij haar niet goed genoeg kende om te weten dat ze het niet meende; hij begreep de overduidelijke boodschap.

En vanavond was de desbetreffende avond. Alles of niets. Er op of eronder. Diep vanbinnen hoopte ze dat Wolfs zou winnen. Dan zou hij in de ochtenduren niet meer zo afwezig reageren, en konden ze eindelijk weer normale gesprekken voeren, over normale onderwerpen. Desnoods hield hij gewoon z'n mond, maar over schaken, torens, ruiters, wist zij veel wat; wilde ze na vanavond géen woord meer horen.
Haar veertien jaar oudere werkpartner had zich er bij neergelegd. Misschien had ze gelijk, was het mentaal inderdaad niet gezond voor hem.
In de nacht lag hij soms wakker, de zetten die hij gedaan had overdenkend. Meestal spijt van zijn impulsiviteit tijdens het spel. Daarom zou hij nu moeten winnen. Dit was zijn laatste kans om te bewijzen dat hij er ook wat van kon.

Eva trok een sprintje door het bos van de grote hoofdstad van Limburg. De prachtige stad in het Zuiden. De stad waar zij was verwekt, geboren en getogen. De plaats waarin zij al zesendertig jaar woonde, en sinds enkele jaren arbeidde als rechercheur.
Via toenmalige wijkagente Marion Dreesen, was ze in aanraking met het beroep gekomen. Nooit had ze er over nagedacht. Dat was toch alleen iets voor rijkelui's kinderen. Of voor van die brave Hendriken, zoals Peter Jansen; beter bekend als de judas van de klas.
En wat had zij daar nou te zoeken, op de politieschool. Moest ze problemen van andere mensen op gaan lossen, terwijl ze het hoofd thuis ternauwernood boven water wist te houden.
Dat ze vroegtijdig volwassen was geworden, kon ze niet ontkennen. Door de zorg die zij voor haar twee jaar jongere broer droeg, was ze op haar tiende al een zelfstandige jongedame. Haar broer had een bepaalde stoornis, waardoor zijn hersenen hetzelfde functioneerden als die van een twaalfjarige jongen. Nu althans. Toentertijd liep hij nog verder achter qua ontwikkeling.

Het ArchiefWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu