Ik loop door de smalle straatjes van Brighton op weg naar het strand. De enige plek waar het een beetje rustig is in de zomer, zijn de smalle straatjes. De huizen die dicht op elkaar staan zijn donker en stil. De meeste mensen die hier wonen gaan van alle drukte weg. Wat ik heel graag ook zou willen doen.
Als ik het straatje uit loop zie ik het strand al. Ik doe mijn zonnebril af als ik de zonnestralen in mijn ogen voel prikken. Rustig wacht ik voor het rode stoplicht en kijk naar alle auto's die hard voorbij rijden op de grote hoofdweg. Wanneer het stoplicht op groen springt loop ik naar de overkant gevolgd door heel wat andere mensen, toeristen.
Op het strand aangekomen zoek ik een rustig plekje waar ik mijn handdoek neer kan leggen. Wat natuurlijk onmogelijk is want heel het strand is bedekt met mensen. Na tien minuutjes zoekend over het strand hebben gelopen zie ik eindelijk een klein plekje waar ik mijn handdoek ongestoord kan neerleggen. Hier ben ik wat meer uit de buurt van de kinderen die over het strand heen rennen en ondertussen zand in iedereens ogen gooit. De meeste mensen die hier liggen, liggen te slapen of lezen rustig een boekje. Wat ik nu ook ga doen. Ik pak mijn nieuwe boek die ik heb gekregen van werk uit mijn rieten tas. Paper Towns. Ik heb veel van de schrijver gehoord en het zal me een heel groot plezier doen om die man ooit een keer te ontmoeten. Wat dus nooit kan gebeuren want hoe het er nu voor staat blijf ik koffie rondbrengen aan de mensen die wel een goede baan hebben. Ik sla het boek open en begin aan het eerste hoofdstuk. Al snel word ik onderbroken door mijn ringtone. Geïrriteerd pak ik mijn mobiel uit de tas. Zonder te kijken wie me belt neem ik op. "Met Emmy." "Zusjeee!" Al snel komt er een grote glimlach op mijn gezicht, mijn grote broer die ik al lang niet meer heb gesproken belt me zomaar op. "Noah!" Ik leg mijn boek weg en ga rechtop zitten. "Wat leuk dat belt, is er een reden?" "Niet echt, ik wou gewoon even de stem van m'n kleine zusje horen." Ik hoor hem zachtjes grinniken en automatisch rol ik mijn ogen. "Niet je ogen rollen jonge dame!" Hij kent me te goed. "Waar ben je ergens?" Vraagt hij me. "Ik zit lekker op het strand." Zeg ik wanneer ik rond kijk met een genietend gevoel. "Mag ik langs komen?" Vraagt hij op een manier waarop ik geen nee kan zeggen. Maar natuurlijk kan ik ook geen nee zeggen omdat ik hem al heel lang niet meer heb gezien. "Natuurlijk!" Zeg ik met een enthousiaste stem. "Mooi, app me even waar je ergens zit en dan kom ik er aan." "Is goed, tot zo!" We zeggen allebei ons gedag en hangen dan op.
Wanneer ik Noah heb geappt ga ik weer even liggen. Nog even genieten van de rust die ik nu heb. Vat dit niet verkeerd op, ik vind het geweldig als Noah langs komt. Maar rustig is hij niet. Als hij weer eens met je spreekt heeft hij een heleboel te vertellen. En ratelt maar door met zijn verhalen zodat jij je eigen verhaal niet eens kunt vertellen zonder dat je steeds onderbroken wordt. Ik hou van Noah, ik heb altijd lol met hem maar ook hij heeft sommige momentjes waar ik me aan irriteert.
JE LEEST
The City
FanfictionEmmy Jones woont in Brighton en werkt bij Penguin Books. Wanneer ze meer opdrachten krijgt van haar baas, krijgt ze de kans om in London te gaan werken. Hier hoeft ze niet zo lang over na te denken dus ze pakt meteen haar koffer in en pakt de metro...