Sorry van de cliffhanger van laatst maar het moment was gewoon te goed ervoor. Ik vind het ook heel jammer dat ik weinig tijd heb gehad om verder te schrijven. Ik heb de komende week vakantie dus verwacht ik meer te kunnen schrijven. Veel plezier met dit nieuwe deel!
Percy
'help me omhoog in plaats van grapjes te maken aan het einde van een hoofdstuk om een cliffhanger aan te kondigen.' schreeuwde Percy angstig toen hij langzaam aan steeds verder naar beneden gleed. 'nee, we kunnen ze beter dood laten vallen' riep Jason ' Percy is te machtig om te laten leven en Anabeth is te slim. als hun dood zijn hebben wij meer kans om te overleven! laten ze zich zelf maar redden.' 'ik weet dat je gelijk hebt maar het zijn onze vrienden' riep Thalia. 'laten we ze dan vasthouden aan de wortels van de bomen en dan kijken hoe het hun wel of niet gaat lukken om naar boven te komen' 'goed plan'.
ze hielpen ons om naar de wortels te komen en lieten ons langzaam los. we grepen ons stevig vast aan de wortels en probeerden om naar boven te klimmen. het lukte ons aardig totdat een wortel van Anabeth los schoot en ze een heel stuk naar beneden zakte. ik keek naar beneden en zag hoe Anabeth zich vastklampte aan haar laatste wortel. ik zag hoe de wortel onder haar gewicht langzaam bezweek. 'hou me aan mijn benen vast!' riep ik toen de wortel bijna op knappen stond. ze greep naar mijn benen en toen ze me vast had, knapte haar wortel en hing opeens met haar volle gewicht aan mij. op dat extra gewicht hadden mijn wortels niet gerekend en die begonnen ook langzaam aan een voor een te knappen. 'Sta daar niet zo dom te kijken!' Schreeuwde ik hysterisch. 'Doe iets!' 'Oke' antwoordde Jason rustig. Hij pakte zijn mes en trok het rustig uit zijn schede. 'Maar ik denk niet dat je dit bedoelt.' Hij bukte zich en begon de wortels kapot te snijden. 'Hou op!' Riep Thalia. 'Nee' hoorde ik Jordei zeggen 'dit is het snelst en makkelijkste om ze dood te krijgen.'
'Het spijt me.' Riep Jason ons nog na toen hij de laatste wortel door sneed en wij naar beneden vielen. Annabeth trok zich aan mij omhoog zodat we elkaar omarmd de dood te gemoed kwamen. Toen we de bodem van het rafijn even later onder ons zagen zei ik: 'ik wil dat je weet dat ik van je hou' 'ik hou ook van jou zeewierkop!' En met die woorden zoende ze me vol op de mond en toen we de grond raakten viel het me op dat het geen pijn deed. Het werd alleen maar pikzwart.Toen ik even later bijkwam had ik het gevoel of er iets niet klopte: als eerste werd wakker en had niet het gevoel alsof ik dood was (hoewel ik ook niet zal weten hoe het voelt om dood te zijn maar oke), ten tweede zag ik nadat mijn ogen eindelijk open wilden, dat ik niet op de boden van het ravijn lag, en wat me nu pas opvalt: ik voel me niet alsof ik van een grootte hoogte op de bodem van een ravijn ben gevallen. Toen dit tot mij doordrong keek ik eens goed om me heen en zag dat ik in een bed lag in een kamertje. Ik sloeg de dekens van me af en ging op de rand van mijn bed zitten. Ik zag dat ik een nachtkastje naast mijn bed had staan met een bord met een broodje gezond en een beker waar damp van af steeg. Ik keek in de beker en zag een bruine vloeistof. Ik nam voorzichtig een slokje en proefde heerlijke warme chocomelk. Toen ik nog een slok wilde nemen, ging er een deur open die me niet eerder was opgevallen omdat er een wandkleed voor hing. Ik draaide me om naar de deur en zag Grover op me afkomen. 'Mooi je bent wakker' zei hij toen hij mij m'n chocomel zag drinken. 'Hoe voel je je?' 'Wel goed denk ik' antwoorde ik nadat ik nog een slok had doorgeslikt. 'Waar zijn we eigenlijk?' Vroeg ik. 'ehm... dat wil je gastheer liever zelf zeggen. Ik zal je als je uit gegeten bent naar hem toe brengen.' Omdat ik erg benieuwd was waar ik was, at ik snel alles op en dronk het laatste beetje chocomel dat nog in het glas zat met een paar grote teugen leeg. Grover stond op en liep naar de verstopte deur. Ik volgde hem en samen liepen we door een gang naar een grote zaal. In die zaal was een grote openhaard waar een man zijn handen aan het verwarmen was met de rug naar ons toe. Toen hij ons hoorde draaide hij zich om en stond ik oog in oog met de heer der doden: Hades. 'Hallo Percy!' Begroete hij me en wuifde hij Grover weg zodat we alleen konden praten. 'Ik was onder de indruk van jou in de arena! Je bent gewoon 8e geworden. Hoewel je op een gedeelde plaats staat met Annabeth is dat nog niet zo heel verkeerd. Maar je intereseerd je waarschijnlijk meer in de plek waar je je bevind. Ik wil je graag welkom heten in Kamp Hades. In dit kamp in de onderwereld komen alle dode tributen uit de arena terecht zodat ze allemaal de rest van de demi games kunnen mee maken zodat ze niks hoeven te missen. Jullie zullen er ook allemaal bij zijn hoe de winnaar gekroond word als God van de Demi Games. Ik wil je graag een rondleiding geven maar ik moet Annabeth zometeen ook nog alles vertellen en anderen die zometeen misschien dood gaan.' Hij knipte in zijn vingers en Grover rende weer naar ons toe. 'Leid Percy maar rond in het gastenverblijf en breng hem naar het appartement van de Posidon strijders.' Grover boog naar Hades en gebaarde dat ik mee moest lopen. Grover had schijnbaar haast want hij liet alles heel snel zien: voor alle 12 goden waarvan de kinderen mee doen hebben ze een appartement gebouwd waar een vlag met het teken van hun goddelijke ouder in de voortuin. Toen we als laatste bij het appartement met als vlag een drietand kwamen, liep Grover de tuin in. Toen hij bij de voordeur kwam, deed hij die open en begon te praten: 'op de beneden verdieping bevinden zich een eetkamer, een game room waar je ook de demi games kan volgen, een keuken en een woonkamer.' Toen hij dat had laten zien, liep hij naar een trap die naast de voordeur bevond. 'Hierboven' vervolgde hij zijn snelle rondleiding 'bevind een badkamer, 2 slaapkamers en een zwembad op het balkon.' Toen hij het hele huis had laten zien, nam hij afscheid en liep weer terug naar de voordeur en nadat hij de deur had geopend liep hij naar buiten. 'Oja, voordat ik het vergeet te vertellen: je mag altijd naar de andere deelnemers heen zolang je niet voor overlast zorgt.' Met die woorden deed hij de deur achter zich dicht en liep hij de tuin door terug naar het gebouw waar Hades zojuist mij had verwelkomd.