17

48 9 0
                                    

De kamer wordt al aangenaam verlicht als ik wakker word. Het licht speelt een spel met de geschrokken schaduwen, maar dat is niet wat mijn aandacht trekt. Het geklop op mijn deur neemt dat al in beslag. Gauw trek ik mijn badjas aan en open de deur. Er staat een giechelend dienstmeisje. 'Wat is er?' vraag ik met krakerige stem. 'Ik moet u een briefje overhandigen namens een jongen, Vrouwe.' Ik kijk haar verbluft aan terwijl ze het briefje in mijn handen drukt. Ze draait zich om en rent lachend weg. Ik wens dat ik zou vrolijk zou kunnen zijn.
Bedeesd sluit ik de deur achter me en open het papiertje. In een handschrift met krullerige letters staat geschreven dat Roderick me zal opwachten in de tuin. En dat is dan ook precies waar ik een kwartiertje later sta.
Terwijl ik door de gangen heen dool, lijken de wolken steeds meer samen te pakken. Ze worden donkerder, binnenkort zal het gaan regenen. Als ik de zoveelste groene gang door ben gelopen, kom ik uit op een open plek. In het midden staat een bankje. Roderick draait zich glimlachend om en gebaart dat ik naast hem moet gaan zitten. Ik plof half uitgeput naast hem neer. Gisteren heeft zijn tol van me geëist.
'Je ziet er moe uit.' zegt hij bezorgd. Ik glimlach geruststellend, maar hij ziet dwars door mijn façade heen. 'Aelfric?' vraagt hij, maar voor ik kan reageren begint hij al met vloeken. 'Hij zou je met rust moeten laten.' eindigt hij zijn gevloek. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder. Hij grijnst weer naar me, de woorden die hij net uitgesproken heeft, alweer bijna vergeten.
'Je ziet er nog steeds mooier uit dan elk meisje dat ik ooit ben tegengekomen.' Er twinkelen pretlichtjes in zijn ogen. 'Of elk meisje dat ik ooit gekust heb.' Ik geef hem een tik tegen zijn schouder, terwijl hij in lachen uitbarst. Op hetzelfde moment barsten de wolken. Het begint met regenen. Eerst zijn er maar een paar spetters, maar daarna vallen er steeds meer en grotere druppels. 'We zouden naar binnen moeten gaan.' roep ik lachend naar Roderick. Hij schudt zijn hoofd. 'Het waait zo wel weer over.'
Ik kijk hem vernietigend aan en sta op. 'Ík ga weg hoor, ik weet niet wat jij gaat doen.' mompel ik. Hij grijnst ondeugend terug. 'Ik heb het koud.' klaag ik door, in een poging om hem mee naar binnen te krijgen. 'Daar weet ik wel een oplossing voor hoor.' Hij staat op en drukt zijn lippen hard tegen de mijne. Zijn armen trekken me naar hem toe. Op het moment dat ik mijn handen op zijn gezicht wil leggen, klinkt er een bloedstollend geschreeuw.


Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu