Hoofdstuk 5

7 1 2
                                    

Sorry sorry, ik had willen uploaden..maar er is de laatste tijd zo ontzettend veel gebeurd. Om te beginnen zijn er afgelopen zomervakantie meerdere mensen gestorven waar ik een goede band mee had. Iets wat me dus ontzettend zwaar is gevallen. Daarnaast een heleboel drukte van school, concentratie is minimaal, dus ik begin wel met schrijven, maar weet echt niet hoe vaak ik upload. Dus neem het me niet kwalijk als het weer een hele tijd duurt voordat er bijvoorbeeld weer een hoofdstuk verschijnt. De motivatie is er wel! En ik stop zeker niet met schrijven.

Ik kijk ze beide aan en besef dan het onmogelijke. Ik was, nee ik heb, ik ben slecht. Ik heb Cirvius bloed in mij. Alsof Max mijn gedachte leest legt hij een hand op mijn schouder. Mijn gevoel slaat om en ik voel hoe mijn lichaam weer veranderd van kleur. Deflo en Levien kijken mij met open mond aan. Max haalt zijn hand van mijn schouder.

'Aliva je bent niet slecht.'

'Ik heb Cirvius bloed in me, dus ik ben slecht.'

--------

Het lijkt wel alsof de wereld nog verder op zijn kop staat, terwijl ik dacht dat ik alles wel had meegemaakt. Na het verlies van mam en pap, van een moeder die geen moeder was, blijk ik nu ook nog een slechte vader te hebben. Natuurlijk ik wist wel dat ik een echte vader had, maar toch ik had dit niet voor mogelijk gehouden. Ik knipper een paar keer met mijn ogen, want ik voel tranen op komen.

Max knijpt in mijn hand en ik zie Deflo en Levien me nog steeds aan staren. 'Aliva, je bent niet slecht. Luister naar me. Als jij al slecht bent wat moeten die twee daar tegenover je dan zijn?'

Deflo begint te grommen en ook Levien kijkt kwaad naar Max. 'Euh... zo bedoelde ik het niet.' zegt hij snel en ik begin te lachen. 'Jongens, ik denk dat ik er maar aan moet geloven. Onze moeder heeft het lekker verprutst toen ze mij kreeg. Laten we het maar onder ogen komen, we mogen hopen op de goede afloop. Ik ben namelijk nog lang niet sterk genoeg om mijn vader aan te kunnen.'

Zuchtend laat ik me achterover vallen op de bank. Ik denk na en hoor Deflo en Levien overleggen hoe we nu verder moeten. Max is weggelopen om de rest van de groep op te trommelen. Niet om te vertellen dat ik Cirvius bloed heb, maar om te vertellen dat mijn vader en halfbroers op oorlogspad zijn. Ik kreun bij de gedachte weer te moeten vechten om mijn vrijheid. Ik duw me van de bank en loop richting de trap. 'Al? Wat ga je doen?' hoor ik Deflo zeggen. 'Ik ga rennen, dat is het enige wat ik nu wil doen. Als ik er weer ben wil ik met iedereen om tafel. Laten we verzamelen in de Hallepint.' roep ik, terwijl ik richting mijn kamer loop. Ik trek mijn kast open en graaf in de stapel met kleding. Grommend, omdat ik niet meteen kan vinden wat ik zoek duw ik de eerste stapel kleding aan de kant. Ik vind mijn nike pak en grijp mijn sportschoenen. 'Dit heb ik al veel te lang niet gedaan.' zeg ik tegen mezelf en loop naar de spiegel waar ik mijn regenboog haar in een staart prop. Ik staar naar mijn ogen ze zijn paars, maar ik schud mijn hoofd en draai me om. Ik ga me nu niet druk maken om mijn uiterlijk. Eerst rennen, ik gris mijn oortjes en telefoon van de tafel en ren de trap af. Beneden aangekomen komt Max net binnen en kijkt me verbaasd aan. 'Rennen' is het enige wat ik zeg en loop langs hem heen richting de nog openstaande voordeur.

Het voelt heerlijk, mijn longen lijken open te gaan en ik voel de spieren in mijn lijf, terwijl Eye of the tiger van Survivor in mijn oren knalt. Het nummer brengt zoveel emoties te weeg, het favoriete nummer van mijn vader, mijn adoptievader. Ik stop even om op adem te komen en kijk waar ik ben. Verbaasd over de schoonheid van de natuur, maar ook dat ik hier nog niet eerder ben geweest. Ik hoor in de verte water stromen en achter me hoor ik een snelweg met auto's. Toch sta ik midden in het bos en ergens links van me is ons dorp. Ik noem het ons dorp, omdat alleen de mensen met een speciale eigenschap er wonen. We wonen aan de rand van de stad, maar toch zie ik het als een apart dorp. Ik hijg nog even uit, voordat ik met een zucht verder begin te lopen richting het water. Ik ben mijn flesje vergeten en heb behoorlijke dorst gekregen van het hardlopen.

Ik kom aan bij het beekje en zie tot mijn verrassing dat het uitloopt naar een meertje met een kleine waterval. Snel neem ik een handje vol met water en drink het op. Ik hoor een takje breken aan de andere kant van de beek en kijk verschrikt op, maar moet dan lachen omdat het een hert is. Het dier kijkt me geschrokken aan, maar blijft staan. Ik knik even met mijn hoofd en wil verder gaan, maar iets houdt mij tegen. Het beestje kijkt me vragend aan en ik loop naar hem toe. Het dier blijft staan, maar blijft me vragend aankijken. Ik steek mijn hand uit en aai het over zijn rug. Ik voel hoe zijn hart klopt en dat de adrenaline door zijn lichaam schiet als een wild opgejaagd dier. Geschrokken trek ik mijn hand terug en het beest maakt zich uit de voeten. Wat was dat? Ik blijf nog even zitten bij het beekje. Voordat ik weer terug ga richting het dorp.


Evenbeeld part II Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu