H31: Gevoelens

1.2K 69 11
                                    

Frank had wonder boven wonder goed gereageerd toen Wolfs voor de deur had gestaan. Hij had hem niet met open armen ontvangen, maar hij was ook niet onaardig. Frank had zijn vriend niet durven vragen wat hij kwam doen en hoe lang hij zou blijven; hij was bang voor het antwoord.
Wolfs had een kamer toegewezen gekregen en had ’s avonds kunnen genieten van de kookkunsten van Frank.
Nadat Eva haar dochter in bed had gelegd liep ze naar de kamer waar Wolfs verbleef. Ze had een dun kleedje onder haar arm geklemd. Ze klopte op de deur en maakte deze voorzichtig open.
‘Hé’, begroette ze Wolfs. Ze staarde hem aan vanuit de deuropening.
Hij keek op van zijn leesboek en glimlachte kort.
‘Hé.’ Zijn blik gleed naar het ding onder Eva haar linkerarm.
‘Ga je mee een stukje wandelen?’, vroeg Eva hem.
Wolfs knikte bevestigend. Hij legde de boekenlegger op de bladzijde waar hij gebleven was en klapte het boek dicht. Hij legde het ding met beleid op zijn nachtkastje. Hij liep Eva achterna de kamer uit. Zijn blik gleed over haar lichaam.
Haar zomerjurkje had plaatsgemaakt voor een lange broek en hemdje; een setje dat veel beter bij haar paste, al kon Wolfs niet ontkennen dat het jurkje haar geweldig had gestaan.
Hij zelf droeg een wit T-shirt met een V-hals en een donkere broek die net over zijn knieën viel; iets wat hij nooit droeg, maar het was gewoonweg te warm om een pak te dragen.
In stilte liepen de twee het pension uit. Eva leidde hen, Wolfs liep met haar mee. Ze liep richting het strand. Beide trokken hun slippers uit om deze in de hand vast te houden.
Het strand was zo goed als leeg. Enkele mensen liepen met hun hond langs de waterrand en ook waren er wat bejaarde stelletjes te vinden die hand in hand liepen.
De hele weg hadden Eva en Wolfs nog niets tegen elkaar gezegd, maar de stilte was niet ongemakkelijk; het was niet nodig om wat te zeggen, dat zou nog wel komen. Tijdens het lopen raakten hun handen elkaar steeds aan; een kleine aanraking die hen allebei veel deed. Wolfs besloot de gok te wagen en pakte voorzichtig Eva haar hand vast. Eva leek er geen moeite mee te hebben, ze liet zelfs haar vingers tussen die van hem glijden.
Plotseling trok Eva hem mee. Ze liep de duin op, met hem achter zich aan. De twee begaven zich door de enkele struiken en bomen die er stonden en kwamen uit bij een kleine vlakte. Eva legde het kleedje neer en nam plaats, Wolfs volgde haar voorbeeld.
Vanaf die plek hadden ze perfect uitzicht op de zee, maar het was ook een plekje waar ze helemaal alleen waren, niemand kon hen daar zien namelijk.
‘Hoe ken je deze plek?’, vroeg Wolfs zich af. Het was het eerste dat gezegd werd tussen hen.
‘Ik kom hier elke dag’, antwoordde Eva.
‘Met Frank?’
Eva schudde haar hoofd.
‘Alleen.’ Ze trok haar knieën op en sloeg haar armen om haar benen heen.
‘Waarom ben je ongelukkig, Eef?’
‘Ik ben niet ongelukkig.’ Wie ze probeerde te overtuigen was niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk hen beide.
‘Waarom heb je Frank een nieuw pension laten openen terwijl je wíst hoe het zou uitpakken, dat hij amper tijd voor jullie zou hebben?’
Eva haalde haar schouders op.
‘Ik weet het niet, echt niet.’ Ze zuchtte. ‘Ik was zo boos op je, alles was beter dan nog bij jou zijn, in Maastricht.’
Het viel Wolfs op dat ze in de verleden tijd sprak.
‘Ben je nu niet meer boos?’, vroeg hij haar.
‘Nee’, schudde ze haar hoofd. Ze legde voorzichtig haar hoofd tegen Wolfs zijn schouder aan. ‘Ik heb zelf ook een stomme fout gemaakt door haar bij je weg te halen. Nu staan we quitte of zo.’
Wolfs grinnikte kort, maar werd daarna weer serieus.
‘Het spijt me dat ik het niet meteen had verteld’, slikte hij.
‘Heb je alleen daar spijt van?’, trok Eva haar wenkbrauwen op.
Wolfs glimlachte flauw.
‘Als ik het niet had gedaan, dan was Fien er niet geweest. In dat opzicht heb ik totaal geen spijt dat ik het überhaupt gedaan heb.’
Eva glimlachte en drukte een kus op zijn wang.
Er viel een korte stilte tussen hen, waarin Wolfs naar de woorden zocht die hij wilde uitspreken.
‘Ik weet dat ik nooit vadergevoelens voor haar had mogen krijgen, maar Fien verdient een goede vader; niet iemand die alleen maar bezig is met zijn werk.’ Het klonk misschien hard, maar zo dacht hij er wel over.
‘Ik mag het misschien niet zeggen, maar je hebt wel gelijk Wolfs’, zei Eva kleintjes. Ze stond met een zucht op van het kleed en deed enkele stappen naar voren. Ze staarde naar de zee en haalde haar neus op, haar ogen werden waterig. Er verscheen kippenvel op haar huid bij het voelen van het koude briesje.
Wolfs liep naar haar toe totdat hij bijna tegen haar aan stond. Hij streelde haar haren naar één kant toe en sloeg zijn armen om haar middel. Hij drukte een vluchtige kus op haar wang.
‘Ik heb je gemist’, fluisterde hij in haar oor.
Eva slikte. Ze legde haar handen op de zijne, die op haar buik rustten.
‘Ik jou ook’, gaf ze toe. ‘Het spijt me zo, Wolfs’, kon ze het niet laten nog eens haar excuses aan te bieden.
‘Het is al goed Eef, echt waar’, stelde Wolfs haar gerust. Hij legde zijn hoofd in haar nek en snoof genietend haar geur op.
Eva draaide zich om. Ze glimlachte waterig en sloeg haar armen om zijn nek heen. In een opwelling drukte ze haar lippen op de zijne. De kus duurde niet lang, maar lang genoeg om bij hen beide vele gevoelens los te rukken. Zonder enige schaamte – omdat ze hem gekust had – draaide ze zich weer om. Ze leunde met haar hoofd tegen zijn borst en sloot haar ogen, terwijl ze genoot van zijn aanwezigheid.

De Reddende Engel [Flikken Maastricht]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu