5. De stotterende advocaat

298 14 37
                                    

Robyn staarde naar de uitgestrekte hand. Slank, met lange vingers. Geen eelt. De handen van een schrijver. Of beter gezegd - de handen van een advocaat. Robyn twijfelde hard. Aannemen: ja of nee?

'Waarom niet gewoon ja?' zei een stemmetje in haar hoofd. Tja. Hij was tenslotte de enige die haar hielp. Bevend legde ze haar hand in de zijne. Zijn vingers omsloten haar hand en trokken haar zonder enige moeite omhoog. Bij hem ging het in ieder geval zonder moeite. Robyn zelf slipte nog een keertje half door de met soep bedekte vloer, maar wist zich rechtop te houden. Ze was bloedje rood, keek naar haar tenen en zag dat die net zo rood waren als haar wangen. Altijd weer die tomatensoep.

Ze voelde de blikken van de gasten in haar prikken. Ze voelde zijn ogen heen en weer gaan over haar lichaam. Robyn verschoof haar blik naar haar jurk. Precies zoals ze al dacht. Van top tot teen was ze doordrenkt met soep.

Zouden ze het doorhebben als ze huilde?

Ze keek op, wéér in die grijze ogen. Ze had het idee dat hij het doorhad. Zijn ogen flitsten kort over haar lichaam. "Sorry," mompelde hij toen.

Een golf van schaamte overspoelde haar. Ze draaide zich om, zo snel als ze kon. Wéér stond er iemand voor haar. Ditmaal was het Desmond. Hij staarde haar verbijsterd aan, met in zijn handen een - jawel! Een opscheplepel!

Robyn balde haar vuisten. Haar hersenen produceerden een heleboel scheldwoorden, waarvan het maar goed was dat Robyn ze niet hardop uitsprak. Haar innerlijke tirade was op dit moment vooral gericht op Desmond. Als hij nou eerder was gekomen met die stomme lepel!

Toen voelde ze een duw in haar rug, en ze werd nog bozer. Wie waagde het om haar te duwen? Moest ze nog een keer onderuit gaan in die soep?

Ze draaide zich om, haar ogen spuwden vuur. Ze zag Theodor terugdeinzen. Helaas was haar drakenblik niet van lange duur. Al gauw kwam er een vastberadenheid in Theodor's ogen. Hij greep haar bij de schouders en duwde haar nogmaals - dit maal in de keuken.

Achter hen klapten de deuren dicht.

Robyn stapte boos naar voren en drukte haar vinger in zijn borst. "Waarom...!"

Theodor onderbrak haar. "Wees blij dat ik je van die mensen gered heb. Ik bedoel, kijk naar jezelf!"

"Jij arrogante-"

"Kijk dan."

Robyn keek naar beneden. En toen zag ze wat hij bedoelde. Haar jurk, kletsnat van de soep, kleefde aan haar lichaam. Het liet niets, en dan ook niets, aan de verbeelding over. Haar wangen begonnen aan een nieuwe sessie van rood, rood, rood en ze sloeg haar handen voor haar gezicht. Theodor liet nog één keer zijn ogen over haar lichaam glijden. "Aliquis malo fuit usus in illo," fluisterde hij met hese stem.

Robyn spiekte door haar vingers. "Wat?"

"Niets." Theodor wendde zijn blik af.

Desmond verscheen weer in beeld. "Oh sorry, Robyn! Het spijt me zo verschrikkelijk!" Hij sloeg zijn handen voor zijn mond en wiegde heen en weer. Theodor zuchtte geïrriteerd. "Daar is ook geen hulp van te verwachten." Hij keek om zich heen. "Ga op die stoel zitten," beval hij toen. "Ik zal even een emmer water halen, zodat je je wat kan opfrissen."

Robyn lette niet op hem; wanhopig probeerde ze haar lichaam te verbergen onder haar handen. Pas bij het derde "meisje!" kreeg ze door dat hij háár bedoelde.

"Huh?"

Theodor rolde met zijn ogen en duwde haar op een stoel. "Blijf hier zitten, ik haal water."

De Verschoppeling |2|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu