De woorden van de jongeman hadden een vreemde ondertoon, maar Robyn luisterde niet eens. Haar gedachten waren al weer naar Theodor afgedwaald. Dat vond ze op dit moment belangrijker dan die halfdronken gast voor haar neus. Ze worstelde namelijk met iets, want had Theodor nou wel of niet emoties? En wat deed hij hier alleen? Waar was zijn oom Red? Tot nu toe had ze hen altijd samen gezien. En waarom zonderde hij zich zo af? Waarom ging hij niet gewoon met de rest van de mannen praten? Wat was er nou leuk aan om in een hoekje van een restaurant te zitten, tussen de spinnenwebben en dronken mannen?
Robyn haalde toen achteloos haar schouders op en liet haar blik door het restaurant dwalen. Theodor deed maar; de zonderling. Kennelijk had de rest van de gasten zo onderhand ook doorgekregen dat ze niet bang hoefden te zijn van advocaat Theodor. Om precies te zijn waren ze zo ongeveer al vergeten dat hij überhaupt nog aanwezig was in het restaurant. Dat laatste was ook niet zo heel gek, gezien zijn passieve, afgezonderde positie.
Maar zo zachtjes aan werd het praten weer wat luider – zo hier en daar werd er zelfs weer een schreeuw geuit – en het drinken meer. Al gauw was iedereen weer in hetzelfde patroon vervallen: mannen dobbelden en maakten ruzie, Robyn rende rond met bier.
Toen ze eindelijk weer achter de bar stond, wierp ze een blik in het vat bier. Met verbaasde ogen zag ze dat het vat al weer bijna leeg was. Desmond had het aan het begin van de avond nog geopend! Waakzaam keek Robyn op, er had toch niemand bier gestolen? Nee, dat kon helemaal niet. Er was helemaal niemand achter de bar geweest, behalve zij.
Dronken die mannen dan echt zo veel? Geen wonder dat ze allemaal zo aangeschoten waren. Ze keek nog eens naar het vat. Was dat bier dan echt zo lekker? Zonder na te denken stak ze een vinger in het vat en stopte die daarna in haar mond. Haar gezicht vertrok toen ze de bittere smaak van het gerstebier proefde. Bah! Nu was er echt geen twijfel meer mogelijk – iemand had bier gestolen óf het vat was lek. Dat bier was zo smerig! Die mannen konden nooit zo veel hebben gedronken; want wie wilde dit nou vrijwillig drinken? Nee, er moest iets aan de hand zijn. Misschien moest ze het maar even aan Desmond gaan vragen.
Robyns ogen werden groot bij die gedachte. Desmond! Hoe lang duurde het om een stoofpotje te koken? Ze stond hier naar haar idee al úren. In die tijd kon hij toch wel een maaltijd klaar maken? Ze fronste en dacht even diep na. Nee, ze had hem niet gezien. Hij was vanavond niet meer in de gelagkamer geweest.
Tijd om op onderzoek uit te gaan.
Ze stapte achter de toog vandaan en liep naar de klapdeuren die naar de keuken leidden. Ze wilde de deuren openduwen, maar liet toen haar hand op de deur rusten. Ze draaide zich even om. Kon ze al die dronken mannen wel alleen achter laten? Was dat wel veilig? Toen trok ze haar neus op. Kom op, die mannen waren volwassen. Ze konden hun eigen boontjes wel doppen. Bovendien zou ze toch niet lang weg zijn. Resoluut duwde ze de deur open en stapte de keuken in.
"Desmond?"
Geen reactie.
Robyn liep aarzelend wat verder de keuken in. Waarom was het hier zo donker? "Desmond?" haar stem klonk opeens vreemd benepen. Een angstig gevoel maakte zich van haar meester toen er weer geen reactie kwam. Uiteindelijk liep ze naar de hoek waar ze Desmond voor het laatst gezien had: de kookplaats. Het vuur in de schouw was gedoofd tot het gloeien van enkele kooltjes. Daarboven hing de zwartgeblakerde ketel. Robyn snifte even – wat rook ze?
Ze zette de paar laatste stappen naar de ketel en boog erover heen. Ze trok vol afkeer haar neus op. In de ketel lagen de overblijfselen van het stoofpotje dat Desmond aan het koken was; vastgekoekt aan de randen. Robyn roerde er kort doorheen; blegh – dit was helemaal aangebrand! Ze keerde de ketel gauw de rug toe. Waar was Desmond nou? Hij moest al best lang weg zijn, gezien dat aangebrande eten. Ze tikte met haar vingers op de grote tafel. Hij was niet in het restaurant, dat wist ze zeker. In de stallen misschien? Maar wat had hij daar te zoeken? Daar stond enkel haar paard. Was hij dan buiten? Robyn rilde alleen al bij de gedachte. Buiten...! Daar was de storm, daar was de ijskoude wind... wat moest Desmond daar? Niets. Ieder weldenkend mens zou binnen blijven. De laatste mogelijkheid was... Robyn knipte met haar vingers.
JE LEEST
De Verschoppeling |2|
AventuraDE VERSCHOPPELING - vroeger 'De Bloedhond' - Een nieuwe leven breekt aan voor Robyn Duncan. Zo op het eerste gezicht lijkt dat een leven te zijn waarin alles goed is. Langzamerhand komt Robyn echter tot het besef dat moeite en verdriet zich niet al...