Hoofdstuk één

6 0 0
                                    

'Houd je van me?' dat zei hij op het moment dat ik hem voor de laatste keer zag. Ik ga rechtzitten in mijn bed. Ik zucht even. Voorzichtig schuif ik naar de rand van mijn bed. Ik was te laat met mijn antwoord. Hij was al weg voordat ik iets kon zeggen. Ik vraag me altijd af waarom ik niet eerder heb gezegd dat ik van hem hield. Want er is geen moment geweest dat ik niet van hem gehouden heb. Plots was hij er en plots hield ik van hem. Ik vraag me nog wel eens af of ik hem ooit nog ga zien. Ik hoop het, want een leven zonder hem kan ik me niet voorstellen. Ik buig mijn vingers en maak vuisten van mijn handen. Ik verzamel moed om eindelijk mijn bed uit te komen. Ik sluit mijn ogen en probeer me hem voor te stellen. Het gaat steeds moeilijker. Het beeld word steeds vager, maar toch krijg hem niet uit mijn hoofd. Ik schuif mijn benen over de rand van mijn bed. Mijn voeten stop ik, zoals ik elke morgen doe, in mijn sloffen. Ik sta voorzichtig op, maar blijkbaar ga ik nog te snel. Zwarte vlekken vormen zich voor mijn gezicht. Ik laat me weer zakken. Het liefste ga ik gewoon weer terug liggen. De warme dekens over me heen. Mijn ogen gesloten en gewoon niet meer wakker worden. Maar ik blijf zitten. Stop de drang om te gaan liggen terug van waar het vandaan komt. Waar het vandaan komt, dat weet ik niet. Ik weet wel dat ik het moet overwinnen, elke dag weer. Mijn gordijnen staan al open en op mijn nachtkastje staat een dienblad met mijn ontbijt. Mijn vader is al in mijn kamer geweest. Ik probeer opnieuw op te staan en weet dat als het nu niet lukt, ik de moed verlies. Maar het lukt me. Ik sta rechtop. Zoals ik eigenlijk al vele malen heb gedaan. Het lijkt een prestatie op dit moment, maar ik besef dat het niets voorstelt. Rechtop staan, wat tegenwoordig zoveel moeite kost, was vroeger een gewoonte. Ik schuifel naar het raam. Het raam waar ik uren boeken heb gelezen, uren heb gezeten en gewoon uit het raam het gestaard, vaak denkend aan hem. 

De afgelopen dagen waren rampzalig. Het voelt alsof ik ziek ben. Constant moe. Het is net alsof ik aan mijn bed vastgebonden ben. Alsof ik in een zwart gat ben beland. Het voelt alsof ik helemaal alleen ben, geen mens om me heen. En voor een moment had ik het gevoel alsof ik het helemaal prima vond. Alsof elk deeltje in mijn lijf naar eenzaamheid snakt. Alsof het zwarte gat waarin ik ben beland alsmaar groter en breder wordt en het steeds moeilijker wordt om eruit te klimmen.
Mensen om me heen vragen steeds vaker aan me hoe het me me gaat. Elke keer opnieuw zeg ik 'prima' of 'het gaat goed'. Leugens, daar ben ik goed in geworden. Je kunt het ook gewoon acteren noemen. Doen alsof. Gewoon doorgaan alsof er niets aan de hand is. Gewoon even doorzetten, dat is wat mensen zeggen als ze merken dat het minder gaat. Maar wat als dat niet kan, als het niet lukt om door te zetten. Als je het al zo vaak hebt geprobeerd, maar elke keer als je weer verder komt, komt dat zwarte gat weer.

Ik kijk uit het raam. Ik denk aan hem. Ik weet dat ik hem nodig heb. Het regent. Het lijkt bijna alsof de hemel met me mee huilt. Druppels glijden als tranen langs het glas. Het lijkt wel een race. Een tweede druppel komt langs gerold en beiden druppels strijden tot dat ze de onderkant van het raam hebben bereikt. Beiden druppels hebben verloren, want als ze eenmaal de finish hebben gehaald, vallen ze op de grond. De dood van de waterdruppels. Ik glimlach even kort. Ik kijk door de waas van de druppels op het glas. Een tijdlang staar ik naar de voortuin. Ik weet dat het valse hoop is, maar stiekem hoop ik dat hij, zoals gewoonlijk rond deze tijd, door het hek loopt. En dan weet ik dat hij richting het raam kijkt, want ik wacht hier altijd en ik zal hier ook altijd wachten. Als hij me dan ziet glimlacht hij. Wat mis ik die glimlach. Wat mis ik zijn blonde krullen. De kuiltjes rond zijn mond, die zo zacht om zijn glimlach krullen. Ik mis zijn net iets te slanke lichaam, waardoor hij er altijd een beetje slungelig uitzag. Het hek blijft dicht en tranen die uit de hemel komen, vallen kwetsbaar op de grond. Ik zucht. Misschien kan ik maar beter weer ik bed gaan liggen. Mijn ogen dichtdoen en hopen dat ik uit deze nachtmerrie ontwaak. 



Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Dec 12, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Sterren in de NachtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu