26

44 10 0
                                    

Ik staar doelloos voor me uit. Ik verlies een broer. Verlies een moeder. Een vader. En een zusje. Ik vind een moeder. Een vader. Een broer. Mijn leven kan blijkbaar zelfs nog ingewikkelder worden. Aelfric zit op de stoel tegenover me en kijkt me bezorgd aan. We zitten in een bibliotheek. De kasten lijken zich over ons heen te buigen zoals bomen dat zouden doen.
'Valerie?' probeert Aelfric in een poging tot contact. Ik antwoord weer niet, maar begin weer over iets anders. 'Wie weet, misschien ben ik ook wel de dochter van Herfst. Misschien sta ik op het punt om ongewild met mijn vader te trouwen.' Aan de overkant hoor ik weer een diepe zucht, maar het kan me niet schelen. Hij is hier niet degene met de problemen.
'Daar zijn jullie.' zegt de zilveren jongen. Herfst staat achter hem met zijn handen op zijn schouders. Ik word meteen misselijk. 'Ja, hier zijn we.' zegt Aelfric vermoeid. Ik ben van plan om heel lang niets meer te zeggen. Misschien een eeuwigheid. Waarschijnlijk een eeuwigheid.
Zilveren ogen glijden voorzichtig mijn kant op. Zijn ogen schijnen even als zon op het water, dan wendt hij zijn hoofd weer af. Hevig blozend. Ik zet een geen vraagtekens bij. Daar geef ik mijn hersenen geen toestemming voor.
Niemand zegt wat en dan besluit ik mijn belofte te verbreken. 'We moeten praten.' Mijn ogen vinden die van hen. In de zilveren zie ik pijn en ongeluk. Maar vooral veel ongeloof. In de groene, zie ik niets. Alleen een weerspiegeling van de vloer.
'Waarmee te beginnen?' mompelt de man van wie ik niet meer weet wie hij is. Is hij een seizoen? Is hij mijn vader? Is hij mijn oom? Is hij überhaupt wel iets van mij? Misschien is hij niets en gelden er geen bloedsregels voor seizoenen.
'Begin bij het begin.' zeg ik. Dat is dan ook precies waar hij begint. Bij het begin waar ik wil dat het begint. Misschien zal ik het snappen. Uiteindelijk. Misschien. Ooit.
'Jullie moeder en ik, wij zijn niet zoals mensen het broer en zus zouden noemen. We hebben eigenlijk helemaal geen genen om door te geven. Dus dat we jullie nu hier hebben staan, is eigenlijk al een wonder. Onze vader, Jaar, verdeelde zichzelf in vier delen op zijn sterfbed. Wij ontstonden. Lente, het meisje met de blonde haren en gifgroene ogen. Het meisje dat de kracht in zich had om Winter op den duur tegen te houden. Zomer, de jongen met de donkerste haren die er ooit waren. Hij hield zoveel van zijn zus, van Lente, dat hij een steentje bijdroeg als het zijn gedeelte was. Zodat het nog warmer werd en nog meer ging bloeien.
Ik, Herfst, precies zoals jullie me nu zien, maar dan op jullie leeftijd. De kracht om zijn oudere broer eens in het jaar uit te schakelen. En dat wilde ik dan ook zo graag. Zo ontstond ook mijn seizoen. En dan komen we aan bij de laatste van het kwartet. Winter, de oudste van ons allemaal. Ook haar hebben jullie allemaal gezien. Ze vind het vast geweldig om het begin en het einde te zijn. Om Lente, Zomer en mij elk jaar weer te kunnen overheersen. Lente was de enige die de kans kreeg om tegen haar op te komen.
Ik weet niet waarom het is gebeurd en ben waarschijnlijk ook half vergeten hoe, maar Lente trouwde met Zomer. Ik trouwde met Winter. Zo verging het ook een ander gezin. Element verdeelde zichzelf ook, zelfs al lag hij niet op zijn sterfbed. Ik denk dat hij na al die tijd genoeg had gezien om niet meer te willen zien. Uit hem ontstonden er zelfs nog meer.
Je had Water. Het meisje dat ongrijpbaar leek. Je had Vuur, die jongen die elk moment uit kon barsten. Er was Aarde. Ze was altijd zo kalm. De rust zelf. Er was Lucht. De jongen die altijd lachte en vrolijk was. En dan komen we uit bij de laatst twee. Leven en Dood. Water trouwde met Vuur. Aarde trouwde met Lucht. Maar de laatste twee van het gezin konden elkaar niet uitstaan. Dood trouwde niet met Leven. Ook al had iedereen dat liever zien gebeuren. Nee, Dood, jouw vader, moest met iemand anders trouwen. Hij moest natuurlijk trouwen met mijn vrouw.'


Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu