Zijn ogen, die even daarvoor nog op de minstreel rustten, schoten naar haar. Ze zag hem verstarren. Hij heeft mij ook herkend, flitste het door Robyn heen. Alle kleur trok weg uit zijn wangen. Zijn ogen doorboorden de hare.
Robyn begon te trillen. Een vreemde angst maakte zich van haar meester.
Toen, uiterst langzaam, kneep hij zijn ogen tot spleetjes. Zijn mond vertrok in een dunne streep. Hij had een ietwat verwarde, maar tegelijkertijd ook boze blik op zijn gezicht; alsof hij zich afvroeg waar ze zich mee bemoeide. Typisch Luke.
Robyn slikte enkele malen. Wat moest ze doen? Ze duwde zich met haar handpalmen van de handkar weg. Zonder na te denken zette ze een stap naar voren.
Lukes ogen vernauwden verder. Hij zond haar een huiveringwekkende koude blik. Zijn hand schoot in de lucht, als een zwijgend "tot hier en niet verder". Automatisch bleef Robyn stil staan.
Lukes hand zakte weer naar beneden en gleed soepeltjes in zijn zak. Hij draaide zich om op de ballen van zijn voeten en was verdwenen. Zo maar, opgelost. Als suiker in thee. Als rook in de lucht. Weg.
Was hij er überhaupt wel geweest?
Weer slikte Robyn.
Een luid gebons vervulde haar oren. Kedoenk, kedoenk, kedoenk. Pas later besefte ze dat het haar hart was die zo bonsde. Een koude rilling liep over haar rug. Ze balde haar vuisten en ontspande ze toen langzaam weer. Hij is weg. Luke is weg.
Ze haalde enkele malen diep adem en draaide zich toen bevend om. Oma wachtte.
Met snelle stappen kwam ze aan bij de paardenhouderij. Oma's kar stond al klaar voor de ingang. Oma zelf was bezig om de paarden in te spannen. Robyn liep naar haar toe en verplaatste haar nieuwe paar laarzen naar haar linkerarm. Ze tilde haar rechterhand op en streek Maanlicht over zijn zwarte neus. "Hoi Maanlicht," zei ze zacht. Het paard wroette met zijn neus in haar hand.
Er kwam iemand naast haar staan. "Een prachtig stel paarden heeft u hier." Robyn hoorde de bewondering in zijn stem.
"Mmhm." Deed Robyn.
Oma zond Robyn een bestraffende blik, maar Robyn zag het niet. "Bedankt," zei oma uiteindelijk.
"Prachtig," herhaalde de man. "Zulke paarden zie je niet vaak." Robyn hoorde de vraagtekens. Waarom had zo'n oud vrouwtje zulke mooie paarden?
Weer reageerde ze niet. De man naast haar kon haar niets schelen. Nee, ze had wel iets belangrijkers aan haar hoofd. Plotseling vulden haar ogen zich met tranen. Eentje ontsnapte en begon zijn weg over haar wang naar beneden. Robyn knipperde en zag enkel het wazige zwart van Maanlichts hals voor haar. Haar hand ging heen en weer over zijn hals, steeds weer dezelfde beweging. Ze focuste zich niet meer op haar omgeving, ze focuste ze zich niet meer op het paard – het enige wat ze zag was Lukes ogen, die haar zo boos aankeken. Luke. Hij was een dief, realiseerde Robyn zich nu weer. Hij had gestolen.
"Robyn?" oma's stem leek van heel ver weg te komen. Robyn knipperde weer, raakte weer wat bij haar positieven en draaide haar hoofd. Pal naast haar stond oma. Oma keek haar bezorgd aan. "Is er iets? Deze meneer praat tegen je, en je reageert – hé!" oma onderbrak haar zin en kwam wat dichter bij Robyn staan. Ze keek haar onderzoekend aan. "Je hebt gehuild," zei ze toen zacht, zodat de vreemde man haar niet kon horen. Robyn veegde met haar hand over haar wang en draaide zich om.
"Bent u klaar in Marhab?"
Oma knikte zwijgend en zond de man toen een verontschuldigende blik. "Het spijt me, meneer, maar we hebben momenteel geen tijd om verder te praten. Mijn kleindochter..." Oma viel stil. "We hebben het druk," zei ze toen maar.
JE LEEST
De Verschoppeling |2|
ПриключенияDE VERSCHOPPELING - vroeger 'De Bloedhond' - Een nieuwe leven breekt aan voor Robyn Duncan. Zo op het eerste gezicht lijkt dat een leven te zijn waarin alles goed is. Langzamerhand komt Robyn echter tot het besef dat moeite en verdriet zich niet al...