Hoofdstuk 1.
“Kom op, karretje, nog even volhouden.” Hannah zuchtte zo hard dat ze de plukken donderblond haar uit haar gezicht blies die uit haar paardenstaart geglipt waren. Ze zat achter het stuur van haar oude, grijze Datsun en staarde strak naar de weg voor zich. Haar schouders wilden maar niet ontspannen, en de rest van haar lichaam evenmin. Ze kon de frons op haar licht gebruinde gezicht bijna in haar huid gegroefd voelen staan. Nou ja, ze was waarschijnlijk te moe om zich helemaal te ontspannen. Tenslotte was ze al sinds vanochtend vroeg vanaf Las Cruces onderweg naar het vakantiehuisje van haar moeder. Daar had ze met Ben afgesproken, want ze zou samen met haar broer de zomer doorbrengen. Nu ze er bijna was, begon de vermoeidheid toe te slaan. En de angst om langs de kant van de weg te komen staan, bovendien. Haar tank was bijna helemaal leeg. Ze maakte zich eigenlijk best wel zorgen. Wat moest ze doen als ze nergens een pomp tegenkwam? Hannah keek met angstvallige blik naar de meter, die al een tijdje gevaarlijk in het rood stond. De route dwars door Navajo Nation was prachtig geweest, maar niet bepaald dichtbevolkt. Ze was dus geen pomp tegengekomen. Intussen was ze het haar welbekende stadje Page voorbij, en ze had nog steeds geen pomp gezien. Er moest toch ergens benzine te krijgen zijn? Of zouden de auto’s van de lokale bewoners soms op water lopen? De weg maakte een bocht naar links, en in de verte, naast de afslag naar Glen Canyon Dam doemde een klein pompstation op. Opgelucht blies ze uit. Mooi zo! Ze zou haar auto tot de nok toe volgooien. Het was nog minstens zes kilometer naar St Mary's Port, en ze had liever te veel benzine dan te weinig. Het wijzertje op haar dashboard trilde en danste vervaarlijk aan de felrode onderkant van de meter. "Whoehoe!" riep ze blij, toen ze de oprit van het tankstation opscheurde, uit volle borst meezingend met een CD die ze in de stereo had. Na een jaar hard werken op de high school waar ze Frans gaf, kon ze lekker aan haar zorgeloze zomer beginnen. Afgelopen winter had Hannah haar relatie verbroken, en nu was ze eindelijk weer terug in Arizona. Met Greg, haar ex, was ze hier maar één keer geweest. Hij had er niet veel aan gevonden. Nou ja, uiteindelijk had ze hem ook niet zo leuk meer gevonden. Zelf was ze wel een persoon die hield van rust, ongerepte natuur en luie dagen in de schaduw van een parasol op het strand. Om nog maar te zwijgen van de talloze tripjes die ze met Ben zou gaan maken in het Navajo-reservaat vlakbij. Lake Powell lag aan de rand van het reservaat, dus dagtochtjes ernaartoe waren gemakkelijk te organiseren. Ben en zij hadden er zelfs jeugdvrienden wonen. Alleen al de gedachte aan de knusse blokhut van haar moeder, die een eindje op de heuvel vlakbij het strandje naast Lake Powell lag, maakte dat Hannah een brede glimlach op haar gezicht had toen ze de auto naast pomp nummer twee parkeerde. Haar eerste schooljaar als docent was ten einde, de zomer was begonnen, en ze was er klaar voor om twee maanden ontspannen te gaan genieten van haar vrije tijd. "It’s raining men!" loeide ze nog een keer enthousiast met de radio mee, voor ze de motor uitzette. De jongen die naast haar net klaar was met benzine tanken voor zijn motor, keek haar van opzij aan en grinnikte. Het dak van de Datsun was naar achteren geklapt, dus hij had haar luid en duidelijk gehoord. Ze keek ook even opzij. Wauw. Haar buurman bleek een ontzettend lekker ding te zijn. Ze voelde dat ze staarde, kreeg een kleur en rommelde in haar tas op zoek naar haar portemonnee om zich een houding te geven. Stiekem keek ze daarna nog een keer naar de jongen, maar die was intussen al met zijn zonnebril op en zijn helm in zijn hand naar de kassa geslenterd. Yep, dat had zij weer. Stond er eens een keer een echt leuke knul naast haar, gedroeg ze zich als een idioot. Hannah staarde de jongen na, die overduidelijk een indiaan uit Navajo Nation was. Zijn roodbruine huid stak mooi af tegen het mouwloze witte hemd dat hij aanhad, en in zijn lange zwarte haar droeg hij aan één kant een kleine dunne vlecht, waarin aan de onderkant een turquoise kraal met een kleine rode veer stak. Dat was een teken van één van de clans van de Navajo. Toen ze hier nog elke zomer kwam, had ze een vriendinnetje dat ook bij die clan hoorde en in het reservaat vlak over de grens woonde. Emily moest ondertussen een jaar of eenentwintig zijn. Ze zou deze zomer vast en zeker weer veel tijd met Em doorbrengen. En waarschijnlijk niet met de Navajo met het waanzinnig mooie figuur. Helaas. Die kon ze mooi op haar buik schrijven. Ze had haar kans natuurlijk al verpest: hij zou haar vast niet meer aanspreken nadat ze net een optreden had weggegeven waar kandidaten bij talentenshows op TV voor werden afgefakkeld, om hem daarna aan te staren alsof ze al minstens tien jaar geen man meer had gezien. Hannah grimaste, sprong de auto uit en gooide de tank maar gelijk helemaal vol. Daarna liep ze naar binnen, sloot netjes aan in de rij en zag dat de Navajo-jongen net had afgerekend. Hij propte het bonnetje van de tankbeurt in de zak van zijn spijkerbroek. Daarna slenterde hij langs de schappen met kauwgom en snoep richting uitgang. Uit het niets keek hij plotseling weer opzij en ving haar blik. "Hallo," zei hij, met een diepe, mooie stem die al net zo indrukwekkend was als de rest van zijn verschijning. Zijn ogen keken haar indringend aan door de lichte glazen van zijn zonnebril, en een klein lachje speelde om zijn mond, alsof hij stiekem ergens om moest lachen. Hannah was even met stomheid geslagen. Goh, hij wilde blijkbaar nog steeds met haar praten. Misschien moest ze wat terugzeggen. "Oh, hé," hakkelde ze zachtjes, en werd vuurrood. Ze durfde hem niet zo goed aan te kijken. Even leek het of hij nog wat wilde zeggen, maar toen liep hij door en stapte het winkeltje uit. Hij zette zijn helm op zijn hoofd en startte zijn motor, om vervolgens met duizelingwekkende vaart weg te scheuren. Hannah staarde uit het raam en kon zichzelf wel schoppen. Dat had ze weer mooi verpest. Zelfs een coma-patient had nog met meer lettergrepen op de proppen kunnen komen. Knorrig rekende ze af. Daarna reed ze in sneltreinvaart naar St Mary's Port. Ze zag ernaar uit om samen met Ben te koken, of misschien uit eten te gaan. Ben was niet zo’n beste kok, dus het meeste werk in de keuken deed zij. Ze grabbelde in haar tas om te zoeken naar haar mobiel en zag dat Ben haar zojuist had gebeld toen ze stond te tanken. Snel belde ze terug en hij nam meteen op. "Hé zusje! Waar blijf je nou?" "Over tien minuten ben ik er. Waar hang jij uit?" "Op het strand natuurlijk, waar anders. Ik kom naar huis, dan help ik je even met uitpakken." "Oké, gezellig. Tot zo meteen!" Ze hing op en trapte het gas nog maar eens te hard in. Toen Hannah de parkeerplaats naast de blokhut opdraaide, zat Ben op de verandatrap van de hut een sigaret te roken, zijn donkerblonde haar al helemaal opgelicht door de zon, zijn bovenlichaam een beetje verbrand en een grote, opzichtige zonnebril op zijn neus. Hij zette hem af en er verschenen vrolijke, groene ogen in dezelfde kleur die zij had. "Je bent er!" Hij stormde het trappetje af en omhelsde zijn zus hartelijk. Hannah knuddelde hem terug. "Hoe is het hier geweest?" "Bloedheet. Ik ben veel op het strand geweest." Ben sleurde de koffer van Hannah het verandatrapje op, terwijl zij twee zware tassen met etenswaren en toiletspullen droeg. Eenmaal binnen stalde Hannah de tas met eten in de keuken, en liep toen door. Ze opende de deur van haar slaapkamertje en was even helemaal stil. Alles was nog precies zoals ze het zich herinnerde: het grote comfortabele bed in de hoek, de eenvoudige tafel tegen de muur, de gebloemde gordijnen die half voor het raam waren getrokken dat uitzicht gaf over het meer... Het was net of de tijd had stilgestaan. "Ik heb je bed al opgemaakt," wees Ben, die haar koffer neerzette. "Bedankt! Dat scheelt weer. Ik heb pijn in mijn rug van al dat rijden." "Laten we dan maar niet koken vanavond. Er is een leuk nieuw tentje geopend met goede gegrilde vis naast het strand. Daar kunnen we straks heen." "Fantastisch plan.” Koken was niet Bens grootste talent, en zelf had Hannah geen zin om nog in de keuken te staan. Ze liep de deur weer uit om de laatste spullen uit haar auto te halen. Ben had intussen twee blikjes bier uit de koelkast gehaald, en hij en Hannah proostten kort toen ze op de veranda gingen zitten. "Op een lange, zorgeloze zomer," wenste Hannah. Ben lachte. "Ik ben blij dat je hier eindelijk weer eens komt. Het is maar goed dat het uit is met Greg.” Hannah gaf hem een grijns terug. "Hoe is het met Emily?" vroeg ze toen. “Ik moest net nog aan haar denken toen ik stond te tanken. Er liep een Navajo op het pompstation rond.” Ze begon te kleuren en nam snel een slok bier. "Goed! Ze vroeg al naar je.” “Woont ze nog steeds in Naabi’aani?” Dat was het kleine en eenvoudige dorp op het reservaat waar ze in haar jeugd zoveel zomers had doorgebracht. Niets was er aangetast door toerisme. Veel mensen wooden er zelfs nog in traditionele huizen, de zogenaamde hoghans. Ben knikte. “Ja, ze is net klaar met haar studie. Ze werkt nu in Naabi’aani als natuurgeneeskundige, maar ze werkt ook drie dagen in de week in St Mary's. Er zit hier een homeopathische apotheek, en daar is ze assistente." "Gaaf! Dat past echt bij haar. En Josh, heb je die al gezien?" "Ja, die woont ook nog in het dorp. Hij is net klaar met de middelbare school.” Ze waren even stil, en Hannah staarde uit over het meer, dat zich aan de voet van de heuvel spiegelend en onpeilbaar diep uitstrekte. Het was heerlijk dat hier niets veranderd was. De omgeving was nog net zo mooi, en de vrienden die ze kende van vroeger waren er ook nog steeds. Ze wierp een blik op haar horloge. "Hoe laat gaat die praktijk waar Emily werkt eigenlijk dicht? Denk je dat we nog even langs kunnen gaan?" "Vandaag werkt ze daar niet.” Ben pakte zijn mobiel uit zijn broekzak. “Maar morgen wel. Ze had gevraagd of je haar kon bellen.” “Ik sms wel even. Emily is nogal een kletskous. Voor je het weet zit ik tien minuten aan de lijn.” Nadat Hannah had ge-sms’t, liepen ze samen naar het restaurant dat Ben had aangeprezen. Even later schoven ze aan tafel op het terras van 'The Winking Shrimp'. Hannah keek verrukt uit over het water van Lake Powell, waar nog steeds mensen aan het zwemmen, waterfietsen of pootjebaden waren. In de verte lichtten de rode rotsen van Antelope Island in de vorm van vreemde, oeroude kastelen op in de avondzon. Het kleine eilandje vlak voor het strandje gloeide donkerrood in het zonlicht. "We hebben trouwens nieuwe buren," zei Ben opgewekt, terwijl hij de kaart bestudeerde. "Het huisje aan de rechterkant is gekocht door een stel met twee dochters van onze leeftijd. Ivy en Amber heten ze." “Oh, gezellig! Laten we een keer met ze gaan barbecueën of zo.” “Goed plan. Ik heb de barbecue uit het schuurtje toevallig net gisteren schoon staan maken. Ik had weer zo’n bui.” “Een schoonmaakbui? Wanneer komen die nog meer voor, dan?” “Wat ben je weer vriendelijk. Kies eerst maar eens uit wat je wilt eten.” Ben schoof haar met een grijns de menukaart toe. Op dat moment kreeg Hannah een sms op haar telefoon. Terwijl ze de boodschap las, bestelde Ben het eten bij de ober. "Emily wil morgen gaan lunchen bij een vegetarisch restaurant tegenover de apotheek,” zei Hannah toen ze de telefoon weer weglegde. “Ik ben echt benieuwd hoe het met haar gaat! Zou ik haar eigenlijk nog wel herkennen?" "Waarom niet. Ik herkende haar toch ook? Zoveel is ze niet veranderd in vier jaar.” Hannah knikte. “Je hebt een punt. Ik ben ook geen spat veranderd.” "Tuurlijk wel, Han. Je ziet er zoveel slimmer uit, en volwassener, en knapper..." Ben grijnsde. Hannah trok haar wenkbrauwen op. "Oké, dit begint griezelig te worden. Heb je iets van me nodig? Je bent je geld zeker vergeten." Ben opende zijn mond om te antwoorden, maar sloot hem toen weer. Zijn ogen werden groter. "Oeps.” Hij voelde in de zak van zijn broek. Hannah schoot in de lach. "Ja ja, doe maar alsof het per ongeluk is." "Sorry, het was echt niet met opzet! Ik heb mijn portemonnee in mijn auto laten liggen, denk ik." "Het is al goed. Ik ben niet anders gewend dan dat je chaotisch bent." Ben gaf haar een blik van gekwetste trots. "Hoezo chaotisch? Ik begin de dingen steeds beter te plannen. Had je al gezien dat ik studieboeken mee heb genomen?" "Ik zag een stapel in de woonkamer liggen, ja." "Dat betekent dat ik nog wat dingen in ga halen die ik het afgelopen jaar heb laten liggen.” "Heb je nog tentamens direct na de zomer?" Ben antwoordde niet, maar tuurde naar het water. "Oh, ik geloof dat Josh op het strand is.” Hij schoof zijn stoel achteruit. "Wacht even, ik ga hem vertellen dat we hier zitten." Haar broer sprong op en liep het terras af naar zijn jeugdvriend uit het reservaat. Hannah probeerde te zien waar hij heen liep, maar het was nogal druk op het strand en even later was ze hem uit het oog verloren. Ergens in de hoek van het terras was een drietal gitaristen en een saxofonist komen zitten, die sfeervolle muziek begonnen te spelen. Hannah zette haar handtas op de grond en draaide zich half om in haar stoel om te kijken of Ben alweer terug kwam. Zijn biertje stond intussen al een tijdje te wachten, en haar broer haatte lauw bier. Onderaan bij de vlonders waar de kleine roeibootjes vast lagen, zag ze hem lopen, zijn armen enthousiast en wild zwaaiend terwijl hij één of ander grootsprakig verhaal ophing tegen een lange jongen die naast hem liep. Hannah slikte en kneep haar ogen wat verder dicht. Die jongen naast Ben... Maar dat kon toch niet waar zijn? Ze geloofde haar ogen niet. Dat was de Navajo die ze vanmiddag op het tankstation had getrakteerd op een meeblèrsessie bij het rocknummer op de autoradio. De knul die haar zo indringend gedag had gezegd en die ze alleen maar uilig had aangestaard zonder een stom woord uit te kunnen brengen. Kende Ben hem ook? Haar hart sloeg een slag over toen ze plotseling begreep waarom de indiaan met het waanzinnig mooie figuur naast haar broer liep. Dat was dus Josh.
JE LEEST
Schaduw van de Tijd Deel 1 Jen Minkman
AdventureI am falling through the footsteps of the past falling under the weight of the future all these images haunt me like a life I'm trying to leave behind me. A ghost locked inside my shadow an echo reaching into tomorrow... Where are my dreams of be...