In een donker huisje vlakbij een bos zitten Peter, Vivian en hun moeder te kwartetten. 'Peter, heb jij rood vier?' Zegt Vivian, het zusje van Peter. 'Ja, hier.' Zegt Peter verveeld. 'KWARTET!' Vivian danst de kamer rond. 'Ik heb kwartet en jullie lekker niet!' Peter rolt met zijn ogen. 'Ja, en ik ga naar boven.'
Peter vindt het maar eng, zo donker in hal, zo donker in zijn kamer. 'Piep...' Peter schrikt. 'Mammie, mammie! Een muis! Aah!' Zijn moeder en Vivian komen geschrokken met een kaars aangerend. Zodra het licht van het vlammetje de kamer heeft verlicht ziet Peter dat het geen muis is. 'Haha! Peter is bang voor een badeendje!' Lacht Vivian. Peter kijkt haar boos aan. 'Stom kind...' Moeder kijkt Peter boos aan. 'Peter Wilkin! In dit huis schelden wij niet!' Peter gaat in de verdediging. 'Prima! Dan ga ik wel weg!' Schreeuwt Peter.
Stampvoetend en scheldend loopt hij het huis uit. Zodra hij buiten is voelt Peter de koude wind door zijn kleren waaien. Even twijfelt hij om weer terug te gaan, hij draait zich om en zet een stap richting het huis. Nee, denkt hij. Nee, ik ga niet terug! Al scheldend op zijn zusje loopt Peter door het koude donkere dorp. Richting de brug.
Peter zit bibberend op de rand van de brug, zijn benen bungelend over de rand, bijna in het water. 'Hallo...' Mompelt een jongetje. Peter kijkt verschrikt op. Er zijn wel een paar mensen voorbij gelopen, maar niemand zei wat tegen hem. 'Uhm... hoi.' Zegt Peter terug. 'Wat doe jij op mijn brug?' Zegt het jongetje - Blijkbaar Frits, dat staan op zijn button. 'Jóuw brug?' Roept Peter bijna. 'Ja, ik zit hier bijna altijd, dag in dag uit.' Zegt Frits. 'Dat maakt het nog niet...' Opeens komt er uit een huisje verderop geschreeuwd: 'Frits! Tijd om lekker jouw chocoladepuddinkje op te smikkelen!' Peter schiet bijna in de lach. 'Ja, oma ik kom er...' Ook Frits kan zijn zin niet afmaken. 'En kom dan ook meteen je spinazie op slurpen!' Bah... denkt Peter. Je slurpt toch geen spinazie op? 'Ja, oma ik kom er aan! Hou nou maar je kop!'
Het is al laat in de avond. Peter gaapt en valt bijna in slaap tegen de rand van de brug. 'Hey, wat doe jij nog hier?!' Roept Frits. 'Het is míjn brug weet je nog wel!' Peter zucht. Hij wil reageren, maar opeens duwt Frits hem van de brug. 'Aaah...!'
Peter wordt langzaam wakker. Hij wrijft over de bult op zijn hoofd. Hij krijgt maar moeilijk zijn ogen open. Zodra hij rechtop zit en zich uitstrekt, hoort hij een mooie, zachte stem. 'Hoi, uhm... Kan. Jij. Mij. Verstaan?' Peter draait zich om. Hij kijkt recht in de mooiste ogen die hij ooit heeft gezien, zo blauw als de oceaan. 'Oh wacht misschien spreek je wel Spaans!' Het meisje kucht. 'Hola, ¿me oyes?' Peter staart nog steeds in de mooie blauwe ogen van het meisje. Het is de mooiste kleur die hij ooit gezien heeft. 'Hello, can you hear me?' Probeert het meisje. 'Hallo, kannst du mich hören?' Het meisje zucht. 'Huh?' Zegt Peter. 'Oh du bist deutsch!' Roept het meisje. 'Wat? Sorry, ik spreek geen Duits.' Zegt Peter. Het meisje lacht. 'Je bent Nederlands! Hoe kom jij in deze trein? Peter kijkt om zich heen. Het geschommel en gebonk valt hem nu pas op. 'Uhm... weet ik eigenlijk niet... En jij?' Het meisje kijkt verdrietig, ze begint bijna te huilen. 'Het... Het was ongeveer... twee jaar geleden, ik... ik werd van een brug geduwd. Ik dacht eerst dat het een droom was, maar... maar... toen kwam,' Het meisje begint nu echt te huilen. 'Toen kwam Thom Waggelmans!' Peter schiet in de lach, Thom Waggelmans is nou niet de naam die hij een slechterik zou geven. Het meisje kijkt hem beledigt aan, maar begint dan weer te vertellen: 'Toen kwam Thom Waggelmans... M-met zijn katten!' Peter schiet opnieuw in de lach. 'Ja, ik ga jou ook niks meer vertellen hoor!' Zegt het meisje. 'Sorry, ga maar verder.' Antwoord Peter. 'Nee!' Roept het meisje. 'Jawel, toen nou!' Het meisje keert hem de rug toe. 'N-E-E' Peter zucht. 'Please... Ik doe alles wat je wilt!' Het meisje kijkt om. 'Echt?' Vraagt ze. 'Ja!' Roept Peter. 'Denk er maar gerust over na, ik snap het als je nu nog niks wee...' Het meisje onderbreekt hem. 'Ik weet wel wat! Jij gaat mij redden, samen met mijn tweelingzus.' Peter lacht, is er een kopie van het mooiste meisje op de wereld?
'Karoline! Kom naar buiten! Ik heb onze redder in nood gevonden!' Roept het meisje als ze voor de deur van haar wagon staan. 'Ik zal het proberen...' Mompelt Peter. Karoline komt de wagon uit. 'Wie is dat?' Vraagt ze. 'Ik ben...' Probeert Peter. 'I dont know!' Roept het meisje. 'Peter.' Maakt Peter zijn zin af. 'Ik ben Karoline.' Zegt de tweelingzus. 'En ik ben Eveline!' Roept het meisje. Wow... Denkt Peter. Een mooi meisje met een mooie naam...
Eveline, Karoline en Peter zitten om een krat een plan te bedenken. Peter baalt. Hij had niet verwacht dat hij dit moest doen. En Eveline heeft nog niet eens verder verteld! 'Het anti-Thom team!' Roept Karoline. 'Nee joh, dan lijken we net verdelgers!' Lacht Peter. 'De Mega Vermoorders!' Roept hij. 'Iel! Het is geen GTA!' Roept Eveline. Peter wil nog iets zeggen. Hij twijfelt. Dan roept hij: 'Nee, ik kap. Ik doe niet meer mee. Ik kan het niet aan. Het is alsof het allemaal nep is. Ik kap!' Peter schrikt van zijn schelle stem. Eveline en Karoline kijken hem tegelijk boos en geschrokken aan. 'Dat kan niet! Dan kom je nooit meer terug!' Roept Karoline. 'Pech gehad!' Roept Peter. 'Het is alsof ik een nachtmerrie heb! Knijp me alsjeblieft, heel hard!' Karoline grinnikt en loopt op Peter af. Eveline houdt Karoline tegen. 'Ik doe het wel.' Zegt Eveline en ze stapt op Peter af. Binnen een seconde grijpt ze zijn arm en knijpt er heel, héél hard in. 'Auw!' Gilt Peter. 'Hij slaapt dus niet.' Zegt Karoline heel serieus.
Bonk, bonk, bonk. 'Wat doe je?' Vraagt Eveline vanachter een krat. 'Ik sla een raam in.' Zucht Peter. 'Ja, dat zie ik.' Zegt Karoline sarcastisch. Peter zucht. Hij gaat zitten op een krat. 'Ik wil hier gewoon weg!' Schreeuwt Peter, terwijl hij een krat tegen de ruit gooit. Pets! De ruit knapt. Yes! Denkt Peter. Hij rent naar het raam en steekt zijn hoofd erdoor. Eveline en Karoline komen aangerend. Peter leunt voorover. Het kapotte glas prikt in zijn handen. Hij springt en met een koprol beland hij op het gras. Even blijft hij liggen, tot hij tot het besef komt dat de trein gewoon verder rijdt. Hij springt op en rent de trein achterna.
'Waar zijn ze nou...' Mompelt Peter, als hij 2 minuten later nog steeds op zoek is naar de tweeling. Opeens hoort hij een gil vanuit het bos naast het spoor. Hij kijkt verschrikt op en rent naar de plek waar het geluid vandaan kwam. Eenmaal aangekomen ziet hij niemand. 'He? Wat... wat... Hallo,' Peter stem veroorzaakt een echo door het bos. 'I-is daar iemand?' Behalve de echo is er geen ander geluid in het bos. Peter kijkt om zich heen. Opeens hoort hij weer een gil. Peter duikt in elkaar.
Na een paar minuten durft Peter pas weer op te staan. De volle maan staat aan de hemel. Die was hem nog niet eerder opgevallen. Opeens hoort hij gehuil. Een wolf. Peter duikt weer in elkaar en knuffelt angstig een boom. Hij hoort snelle voetstappen in de bladeren. Ze komen steeds dichterbij. Dichterbij en dichterbij, tot het geluid stopt.
Een mooie, zachte stem zegt: 'Peter! Oh wat fijn! We hebben je gevonden! We hebben hem gevonden Karoline! Kijk Kar, kijk!' Daarna zegt een iets minder mooie stem geërgerd: 'Ja Eef, ik zie het. Ik ben niet blind hoor!' Peter doet zijn ogen open en ziet het boomschors. 'Waah!' Peter schrikt, hij was even vergeten dat hij die boom knuffelde. Hij draait zijn hoofd opzij en kijkt recht in de mooiste ogen die hij ooit gezien heeft. Hij heeft ze gemist. Eveline heeft, tot Peters verbazing, een witte kat met blauwe ogen naast zich staan. Karoline heeft, ook tot Peters verbazing, een zwarte kat met rode ogen naast zich staan. 'Mauw. Miauw, mauw.' Miauwt de witte kat. 'Ja klopt! Maar die is vast al heel ver weg...' Antwoord Eveline. 'He?' Roept Peter. 'Kan jij hem verstaan?' 'Mauw miauw mauw mauw. Mi-auw.' De witte kat probeert Peter iets te vertellen. 'Wat zegt ie?' Vraagt Peter. 'Nou, ik zal vanaf het begin beginnen. In de trein, voordat wij uit het raam sprongen. Kwamen deze twee naar ons toe.' Eveline wijst naar de witte en de zwarte kat. 'En toen aaide ik Angel,' Ze wijst naar de witte kat. 'En ik voelde me echt heel erg verbonden met haar.' Peter doet alsof hij kokhalst. Meisjes.