Het Woud

138 7 2
                                    

Het is 8 uur 's ochtends, dinsdag na de meivakantie. Ik zit op de fiets naar school. De lucht is helder blauw en het zonlicht schijnt door de bladeren van de bomen heen, waardoor de blaadjes een mooie, goudgele rand krijgen. Ik hoor vogels kwetteren om me heen. Ik ben bijna alleen in dit bos, en ik vind het helemaal niet erg. Ik geniet van de natuur. Aan de overkant zie ik een vrouw van ongeveer 30 met een pluizige, kleine hond lopen. Ze moppert vanwege de modder op haar dure, flitsende schoenen. Ik moet lachen.

Dat is tenminste wat de situatie nu zou moeten zijn. In plaats daarvan lig ik op de grond. Ik voel zachtjes met mijn handen en voel dennennaalden op droge aarde, met een aantal takjes hier en daar. Ik open mijn ogen en zie de zon, het licht gebroken door de naalden aan de metershoge dennenbomen. De geur van de dennen is heerlijk. Zo heerlijk dat ik met een ruk terug word gebracht naar de harde werkelijkheid door een felle steek in mijn zij.

Ik schiet rechtop omdat ik schrok van de steek, maar val dan meteen weer terug omdat er een wond in mijn zij zit en ik niet rechtop kan blijven zitten. Ik knal met mijn hoofd op een steentje. Oef! Dat doet pijn. Maar niks vergeleken met de pijn in mijn zij. Ik probeer langzaam mijn hoofd op te tillen om mijn wond te inspecteren. Als ik mijn hoofd ondersteun met mijn handen lukt het nét. Als ik zie wat me is aangedaan val ik bijna flauw. Ik wist dat het enorm veel pijn deed, maar zó een grote wond had ik niet verwacht. Hij is minstens 10 cm in doorsnee en dan zit er nog bloed omheen. Mijn hele t-shirt is gescheurd en doordrenkt van het bloed. Ik voel me licht in mijn hoofd. Waarschijnlijk omdat ik veel bloed verloren heb. Logisch. Ik laat mijn hoofd weer zakken en ga weer rustig liggen. Geen onverwachte bewegingen, denk ik, want dan gaat het sowieso fout. Ik kijk nog eens omhoog, naar de toppen van de bomen. Ik zie het zonlicht niet meer breken door de takken, het licht is verdwenen. Het wordt ineens heel donker in het bos. De vogels houden op met fluiten en het enige dat ik hoor is nu mijn zware ademhaling en het ruisen van de bomen. Er heerst een gespannen sfeer. Ik heb het gevoel dat ik op moet staan en vluchten, maar ik zie niets waar ik voor zou moeten vluchten. Bovendien kan ik niet weg. Hoe ben ik hier eigenlijk gekomen? Ik zie nergens een bloedspoor om me heen, dus ik ben niet zelf komen lopen. Ik herinner me vaag dat ik in een lichte ruimte zat met een meisje naast me, dat ik vaag leek te herkennen. Ik kon me echter niet meer herinneren waarvan ik haar moest kennen. Dan weet ik weer wat er gebeurde. Er kwam zo'n vreemde robotarm die me stak, dat is natuurlijk waarom ik die wond heb. Waarom deden ze me dat aan? En wie deden me dat aan?

Madelief...                      Madelief...                        Madelief...  

Dat gefluister! Waar komt het vandaan?! Ik kijk om me heen. Ik beeld het me in, denk ik. Het is maar de wind die door de bomen ruist. Dan hoor ik het weer. De duidelijke vrouwenstem die MIJN naam fluistert. 

Madelief...                      Madelief...                         Madelief...  

Wel verdraaid! Wat is het dan? En hoe weet diegene mijn naam? Ik kijk nog eens om me heen. Niks te zien. 

Dan zie ik vanuit mijn ooghoek twee gele lampjes oplichten. Als ik mijn hoofd draai zie ik dat het geen lampjes zijn maar ogen. ik zie een beest knipperen met zijn ogen, waardoor de lichtjes een halve seconden verdwenen zijn. Mijn hart gaat sneller kloppen. Als ik de andere kant op kijk zie ik daar ook gele lichtjes, ogen, verschijnen. Het is donker en ineens zie ik overal gele en groene ogen van beesten opdoemen. Ik probeer op te staan, maar dat lukt niet. Ik kan niets vanwege mijn steekwond. Mijn hart gaat nog sneller kloppen. De stress giert door mijn lijf. Wat nu? Ik ben omsingeld door vreemde beesten en ik heb het gevoel dat ik ze niet kan vertrouwen, dat ze elk moment tevoorschijn kunnen springen om me aan te vallen. Ik zie de lichtjes dichterbij komen. Ze zijn nu op zo'n vijf meter van me vandaan en staan in een kring om me heen. Ik zie de contouren van hun lijven. De dieren zijn zwart en harig, met een lange snuit en poten die lijken op die van een hond. Het lijken wel wolven! Ze zijn inmiddels op drie meter afstand. Ik hoor ze grommen en hijgen en ik zie hun scherpe tanden. Nog één meter. Laat ze me maar opeten, dan ben ik van dit gedoe af, denk ik. Ik wil niet meer leven, ik ben alles kwijt. Ik ben al mijn gedachten kwijt. Ik weet het niet meer. 

En dan zijn ze dichtbij genoeg. Ik zie één dier me recht aankijken, voordat de rest op me springt en begint aan te vallen. Ik kan dit niet aanzien, ik doe mijn ogen dicht. Ik voel de wolven over me heen springen, hoor ze grommen, voel dat ze me bijten. Ze scheuren me aan stukken en het doet ongelooflijk veel pijn. Waarom maak ik dit nog mee? Ik zou dood moeten zijn! Ik hoor opnieuw het gefluister.

Madelief...                  Madelief...                        Madelief...    

Ik blijf machteloos liggen terwijl de wolven me steeds verder verslinden. Ik schreeuw het uit van de pijn. Ik probeer me te bewegen, maar het enige dat lukt is een beetje gekronkel op de grond. Ik leef nog steeds. Ze gaan maar door. Een wolf trapt op mijn hoofd en het voelt alsof mijn hersenen ingeslagen worden. Een andere bijt in de wond in mijn zij, waardoor ik het opnieuw uitschreeuw van de pijn. Hoelang nog? Wanneer word ik uit mijn lijden verlost? Het gaat door en door en ik blijf schreeuwen van de pijn. Ik voel me geen mens meer. Dan vervaagt alles en wordt ik met een ruk teruggebracht naar de werkelijkheid.

Het Begin Van Het Einde (16+)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu