ik opende mijn ogen en wist niet wat ik zag. Ik keek naar grote, hoge, donkere, rechtopstaande planten. Hoog bovenin zaten ronde, platte schijfjes, wat de blaadjes moesten voorstellen. Het zag er mooi en fris uit, en er waren heel veel bij elkaar. Minuten lang keek in naar de hoogtes die tot aan de hemel reisden. In die tijd zat ik alleen maar fascinerend naar de bomen te staren alsof ik nu voor het eerst leef. Ik merkte niet op dat ik in mijn zwembroek half in het ruwe zand lag, en ik geen idee had hoe ik hier kwam of wat er gebeurd is.
Ik reisde met mijn hand naar de prachtig uit ziende bomen omdat ik ze wou aanraken. Ik schrok heel erg! 'Wat is dat nou?' Verbaast bestudeerde ik het raar-vromige geval wat mijn hand moest voor stellen. Ik bewoog voorzichtig mijn vingers, en kleine spiertjes waren te zien, er waren kleine, platte schijfjes die uit je vingertoppen leken te komen, nagel! Ik klapte met mijn handen tegen elkaar en er ontstond een geluid wat een eenzaam applaus voorstelde. Ik raakte met mijn ene hand de andere aan. 'Ik heb handen al mijn hele leven bij me gedragen' ik wist niet mee wat ik er van moest denken. 'Wat fantastisch!' Riep ik hardop zonder dat dat de bedoeling was. De adrenaline stroomde steeds sneller door mijn lichaam. Ik sprong op! Al het korrelige zand wat aan mijn huid plakte viel als watervalletjes naar beneden. Ik keek om me heen... Ik bekeek alles wat ik kon bekijken. Ik sprong een paar keer in de lucht van geluk op de plek waar ik stond. tussen de vele bomen die voor een prachtig uitzicht zorgde. Dichtbij een van de bomen lag een stapeltje grauwe, kartelige blokken. Ik raakte het aan met mijn blote voet.
Het rare incest dat naast mijn voeten rond zat te kruipen begon als een gek rondjes te rennen alsof het kleine diertje precies het zelfde voelde als ik, maar dat was niet zo. Toen voelde ik ook een lichte trillen in de korrelige zand. Wat waarschijnlijk de reden was waarom het diertje vluchtte. Ik wachtte stil af tot is geluiden hoorde, toen ik merkte dat de trilling steeds dichterbij kwam. Vanuit de op een gepropte, platte schijfjes wat een struik moest voorstellen kwamen twee kleine jongetjes giechelend aangerend. Ik schrok zo erg dat ik gilde, ik gilde als een gillende keukenmeid, maar de was wel het minste waar ik me zorgen over maakte. Toen ze mij hoorden stonden ze allebei tegelijk stil, ze keken elkaar verbaast aan en hun mondhoeken wijsten gelijk naar boven toen er een idee in hun op kwam.
"Maracha?" Vroegen ze allebei tegelijk op een benieuwde en luidde toon.
Er viel even een stilte...
'Wat?' Vroeg ik angstig. De twee jongens keken elkaar opnieuw aan en hun ogen glommen elkaar toe. Ze begonnen hard te juichen en te springen, terwijl ik me steeds mee begon af te vragen wat er nu ging gebeuren.
De twee jongetjes kwamen dichterbij om mij te bestuderen, de grote ogen met mooie, gekeurde ringen en een klein donker stipje in het midden, van beide jongetjes speurden mij helemaal af. Je kon zien dat de jongetjes kleine, puntige hoorntjes op hun hoofd hadden en puntoortjes. Hun hoektanden waren ook puntiger dan hoe die van mij aanvoelen.
Vier handjes grepen naar mijn armen en met veel kracht trokken ze mij mee.
"waar gaan we naar toe?" Vroeg ik door het geschreeuw van de vrolijke jongetjes heen.
'naar ons kamp' zeiden de jongens enthousiast. Het voorste jongetje duwde met zijn onderarm de, in de weg zittende, takken aan de kant. Tussen de struiken door verschenen grote stellages van doeken met gaten er in en planten. Gevlochten takken zorgden er voor dat het überhaupt nog rechtop kan blijven staan. Voor de tenten stonden wat mensen die er niet welvarend uit zien.
'Wat is dat?' Vroeg ik iets te luid waardoor er een aantal mensen opkeken.
"GEVAAR!!" Riep een van de grootste mannen van het kamp. Er ontstond een enorme chaos,
'Milas, Mirako! Ga daar vandaan!! Riep een klein vrouwtje streng. De jongens lieten mij geschrokken los, en renden een tent in. Grote woeste mannen liepen met een woeste, dreigende blik op mij af. Ik stond stijf van angst. Ik zakte de grond in en dat hielt mij tegen om weg te kunnen rennen. Met grote passen kwamen de mannen op mij af, en met kleine stapjes wankelde ik achteruit. Mensen stonden op de achtergrond vanuit hun tenten toe te kijken, wat er ging gebeuren.
'Chengu!, klonk er vanachter de mannen en een van de mannen keek om. Een jongeman stond dapper met een smal, langwerpig voorwerp de te zwaaien en gooide naar de mannen. De mannen vingen het voorwerp en gingen mij ermee vast binden aan een boom dichtbij het kamp.
Mijn maag rammelde en het langwerpige voorwerp sneed in mijn buik. De ruwe boom leek dieper in mijn rug te prikken dan wat ik van een boom had verwacht. Allerlei vrouwen en kinderen hadden droge, kleine stukjes van andere bomen verzameld en voor mijn voeten neer gelegd. De avond viel en de grote cirkel in de lucht kwam steeds dichter bij de horizon. De lucht daarom heen word donkerder. Zodra de bewoners van het kamp de stapel klein, stukjes boom hoog genoeg vinden komt er een mooi versierende vrouw aan. Mensen gaan om haar heen staan en houden een pad voor haar vrij. Er word gejuicht en bijna iedereen zwaait met hun armen in de lucht. De vrouw liep met een grote, kale tak met daar bovenin iets wat fel licht gaf. Vuur. Het vuur bleef rustig op zijn plek zitten en stak iets boven de tak uit. Met grote ogen keek ik toe hoe de vrouw swingend op mij af liep met het brave vuur. Hoe dichterbij de vrouw was hoe harder er gejuicht werd. Ik voelde de warmte op mijn huid en ik begon bijna te begrijpen wat er ging gebeuren.
"Weg met de vijand!!" Schreeuwde de menigte hun longen uit hun lijf. De vrouw hield het vuur omhoog en ik wenkte we mij weg met strak dicht geknepen ogen. Gespannen wachtte ik af tot het vuur mij zal bedolven en mijn leven weg zou nemen.
Het gejuich werd stiller en er klonk een licht gegrom. Het werd helemaal stil en de vrouw had haar vuur weer ingenomen. Het gegrom werd steeds luider en woester.
"Jayanti!!" zieden een paar mensen achteraan in koor. De groep schreeuwde en renden alle kanten, het geschreeuw klonk harder dan net, waarvan ik niet had gedacht dat dat nog kon. Een groot, gevaarlijk beest met grote klauwen, een lange puntige staart en twee hoorns op zijn kop baande zich een weg tussen de chaotische mensen door. Geschrokken mensen vluchtte hun kamp uit en klommen als katten een boom in. De sierlijke vrouw liet het vuur pardoes op de grond vallen en deed het zelfde. Het vuur spreidde zich uit tot een zee van vlammen. Zweet druppels druipen van mijn voorhoofd af vanwege de hitte en de angst voor het grote monster. Ik wou gillen. Ik wou de longen uit mijn lijf schreeuwen net als de andere mensen maar de overheersende angst hielt mij tegen. Het beest keek mij met felle ogen aan terwijl ver bewakend om mij en het vuur heen liep.
."ik zie hem, hier is hij heen gelopen" klonk een stem van achter de struiken. Er kwam een man tevoorschijn en daarna volgden nog vier. De mannen droegen allemaal alleen broeken en hadden veel lichaamsverf waardoor de er strijdlustig uitzagen.
"zo'n buut had ik niet verwacht" zei een van de mannen die iets dikker was dan de andere drie. de twee anderen grinnikten terwijl ze hun wapens tevoorschijn haalden.
'Oser, kom maar' zei de voorop lopende man, terwijl ze allemaal langzaam, hongerig op mij af liepen. Het beest wat schijnbaar een Jayanti was keek op en liep braaf op de groep mannen af. De mannen ging voor mij staan en een van hen hield zijn wapen op omdat hij klaar was om aan te vallen. Opnieuw wenkte ik mij af. Het geluid van snijdende messen zoefden langs mijn hoofd. Voorzichtig opende ik mijn ogen. De man stopte zijn zwaard weer weg, en greep naar mijn armen die ik lichtjes begon te bewegen omdat ze een hele lange tijd geen ruimte hebben gehad.
'Ik leef nog' dacht ik stiekem bij mezelf, terwijl ik opgelucht adem haalde.
"mee komen" ze een van die enge mannen griezelig. Ik stond stijf van angst en had geen idee wat er ging gebeuren daardoor kan ik niets anders doen dan naar de man luisteren en mee lopen.