Hoofdstuk 10.

24 2 0
                                    

Ik zit nog steeds muurvast in een ongemakkelijke hurk. Het lijkt wel alsof ik bevroren ben want ik kan geen enkel lichaamsdeel bewegen. In mijn hoofd gaat het iets anders. Ik voel een enorme stress, vermengt met angst. De man die mijn kant op kijkt lijkt me te zien.

In mijn ooghoeken zie ik Alain muisstil iets uit zijn tas halen. Ik zie dat hij een scherp, glimmend voorwerp in zijn hand heeft en weet al gelijk dat dat het mes is waar hij eerder mee zat.

Wat wil hij daar in hemelsnaam mee doen? Aanvallen? Als hij dat zou doen is hij de meest gestoorde jongen die ik ooit heb gekend. Deze mannen zien er getraind en sterk uit. Ik probeer te seinen dat hij stil moet blijven maar sta nog steeds aan de grond genageld.

Ik probeer de man die inmiddels van zijn paard is afgestapt weg te denken. Ondertussen onderzoek ik de omgeving voor een uitweg.

Alain pakt zijn mes wat beter vast en komt omhoog. Voordat iemand dat kon zien gaat hij weer rustig naar beneden als hij ziet dat de man weer teug loopt naar zijn paard, stapt op en rijdt weg. De andere twee mannen volgen hem blindelings. Alain kijkt ze verbaasd na.

Na meer dan een minuut durf ik pas weer te bewegen. Ik kom weer omhoog en kijk Alain opgelucht aan.

"Wat was dat?" vraag ik aan hem.

"Patrouille." Hoewel ik opgelucht ben zie ik nog een lichte angst in Alain. Hij blijft maar kijken naar de plek waar de mannen naar toe zijn gereden.

"Is er iets mis?" Alain draait zich naar me toe.

"Abigail?"

"Ja?"

"Soldaten en Patrouilles zijn niet zomaar mensen. Ze zijn vanaf hun geboorte getraind. De zintuigen van deze mensen zijn misschien wel driemaal keer sterker dan dat van een gewone mens."

"Wat bedoel je daarmee?" Mijn opgeluchte gevoel veranderd langzaam in een bezorgd gevoel.

"Die man had ons al lang gezien, geroken, gehoord. Hij wist dat wij hier waren. En ik weet uit ervaring dat dit soort mensen niet weglopen van problemen."

"Kan je alsjeblieft even duidelijk zijn?" zeg ik licht geïrriteerd.

"Was je hem aan het besturen?" Voor een moment denk ik dat hij niet serieus is, maar zijn doordringende blik verandert niet. Maar het is onmogelijk, hij heeft mijn nog vertelt dat mensen in deze wereld elkaar niet kunnen besturen. Daarom kon Alain mij in het begin ook niet iets laten doen. Ik probeer te lachen.

"Dat kan toch niet?" Ik frons mijn wenkbrauwen uit verwarring.

"Misschien jij wel." Bij die woorden schud ik mijn hoofd en begin ik weer met lopen. Waarom zou ik als enigste in deze hele wereld wel iemand kunnen besturen? Ik hoor een diepe zucht van Alain zodra ik wegloop. Hij mompelt nog iets in zichzelf maar loopt me dan achterna.

Na een hele dag lopen zonder een woord te hebben uitgewisseld zie ik iets tussen de bomen dat er anders uit ziet. Iets wat het ritme van de omgeving doet verbreken. Alain ziet het ook en versnelt zijn pas. Het is inmiddels al weer avond. Ik begin ook sneller te lopen om Alain bij te houden. Na ongeveer honderd meter zie ik wat het is.

Voor me ligt een enorm meer waarvan ik de oever aan de andere kant nog maar net aan de overkant kan zien. Het meer is omringt door de jungle van bomen en valt op omdat het water helemaal doorzichtig is. Het is bloedmooi, maar iets anders trekt mijn aandacht nog meer.

In het midden van het meer ligt een grote stad op palen. Vlonders op verschillende hoogtes houden het gewicht van kleine huisjes gemaakt van hout. Verder krioelt het van de vissersbootjes die rond de huisjes in het water liggen. Desalniettemin de tijd lopen er nog verschillende mensen rond.

De stad is verbonden met het land via een smalle, lange brug die ongeveer 20 meter van ons ligt.

"Oke dan? Gaan we?" Uit nieuwsgierigheid wil ik zo snel mogelijk gaan kijken. Vanaf een afstand ziet het er fantastisch uit.

"Blijf hier. Ik ben binnen een halfuur terug." Beantwoordt Alain. Voordat ik kan tegenspreken sprint hij al weg richting de brug. Vanaf daar loopt hij richting de stad en verdwijnt hij tussen de huizen. Ik kijk hem met grote ogen aan en ga zitten op een boomstam. "Lekker is dit.." Zeg ik zacht.

Na een halfuur zie ik hem eindelijk terugkomen. In zijn handen heeft hij een stapel met kleding. Hij geeft het aan mij.

"Trek dit aan, zo val je niet op." Ik staar naar de kleding en pak het aan. Dan speur ik de planten af, opzoek naar een plekje waar ik me kan omkleden. Ik vind een dikke boom waar ik achter ga staan en trek de kleding aan.

De kleding ziet er gewaagd uit. Ik heb een losse blouse aan met open schouders. Eronder draag ik een spijkerbroekje met verschillende flarden die naar beneden hangen. De outfit word afgemaakt met wat kleurrijke armbanden, een goudkleurige ketting en een band om mijn lange, bruine haar.

De look doet me denken aan Hayley. Gelijk krijg ik een gevoel van heimwee. Ik ben misschien nog maar een paar dagen weg, maar het voelt als jaren.

Als ik achter de boom vandaan kijkt Aiden gelijk op. Hij trekt zijn wenkbrauwen op en bekijkt me van top tot teen. Ik voel dat mijn wangen rood worden en pak mijn kleding.

Als ik me weer naar Alain omdraai zie ik dat hij net zijn shirt heeft uitgetrokken. Ik word knalrood en kijk snel weg. Hij trekt zelf ook een lichtblauwe blouse aan. Zonder iets te zeggen pak ik mijn spullen, geef ze aan Alain en volg ik hem over de brug.

Eenmaal aangekomen ben ik totaal verrast. Vanaf ver lijkt het misschien mooi, maar dat is dus niet zo. Het stinkt enorm naar vis en er lopen meerdere mensen rond. Meeste zijn dronken, of liggen te slapen op straat. Het valt me op dat elk mens hier dezelfde blauwe ogen hebben als Alain. Ik in tegendeel heb gewoon bruine ogen. Nog een reden dat ik anders ben misschien?

Als we door de kleine, vieze straatjes lopen word het beeld van deze wereld voor mij veel slechter. Alle gammele huisjes staan op het punt in te storten. Is alles hier zo? Dit is dus echt niet wat ik had verwacht.

Control - On HoldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu