Proloog

691 24 5
                                    

Ik rende door het bos. Het was vroeg in de ochtend. Er flitsten bomen voorbij. Ik hoorde de vogeltjes fluiten. imIneens stond ik stil, wat was dat voor een geur? Ik draafde naar de geur toe, en ik kwam op een open plek uit. Midden in de open plek stond een gestalte. Een man, met een zwarte cape die tot de grond kwam. Hij draaide zich om, en ik keek recht in de paarse ogen van de man. Ik draaide me om en wou weg rennen. Maar ik kwam niet vooruit. Ik keek naar mijn poten. Met veel moeite kreeg ik er één omhoog. Ik zag dat er wat zwarte smurrie onder zat. Ik keek achterom. De man was verdwenen. Ineens stond hij recht achter me. Ik schrok enorm. Met veel moeite kreeg ik al mijn poten los. Toen begon ik weer te rennen. Na een tijdje merkte ik dat ik minder snel vooruit kwam. Ik keek achter me, en zag dat de man enorm was gegroeid. Ik hoorde hem lachen. 'Hahaha, dit is nou precies wat ik wil gaan doen met de wolven in Canada!' hij lachte een gemeen lachje. Ik keek angstig om me heen en besefte wat hij met me had gedaan. Hij had mij gekrompen! Ik begon weer te rennen. Terwijl hij langzaam achter me aan liep, dook ik in het gras en rende daar verder. Ik hoorde dat hij stil was gaan staan. Hij was me vast uit het zicht verloren. Na een tijdje rennen, dat nu ongeveer een uur was, kwam ik bij het huisje. Voor het huisje stond Merina. 'Nu al terug?' zei ze, en ze liet een stroom water uit haar hand komen, dat na langzamerhand een harde straal werd. Er ontstond een enorme plas water voor het huisje. Ik hoorde gegrinnik achter me. Daar stond de man, de duistere tovenaar. Ik probeerde om in een mens te veranderen. Ik sloot mijn ogen, en toen ik ze opendeed, verdween alles om me heen.

Gevecht ~Vervolg op Wolf~Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu