9

345 30 2
                                    

Het is vrijdag nacht, eigenlijk zaterdag. Twee uur. Ik weet dat het lijk er nu al kan liggen. Ik kan niet slapen, Kayleigh en ik hebben nog een week om het uit te vinden en anders sterft zij ook. Die gedachte maakt me een beetje misselijk en ik sta op. Mijn blote voeten raken de koude, houten vloer. De hitte van mijn voeten trekt een beetje weg hierdoor. Voorzichtig en moe sluip ik naar de badkamer. Daar aangekomen, pak ik een bekertje, die ik vul met water. Ik sla het doorzichtige spul achterover en loop terug naar bed. Ik voel de misselijkheid al wat wegebben. Langzaam laat ik me weer zakken. Ik hoor mijn mobieltje trillen.
Kayleigh.
Wie is het anders?
Ik pak het mobieltje van mijn nachtkastje en ik bekijk het appje die Kayleigh heeft gestuurd.

Kayleigh: 'Kanni slape, jij? Morgen sanen naar park?'
Kayleigh: 'Samen*'

U: 'Ik kan ook niet slapen. En ik ga sowieso naar het park, kijk jij maar of je mee gaat. Ik ga wel vroeg in de ochtend. Als je mee wilt, zou ik dat erg op prijs stellen'

Ik leg mijn mobieltje weer weg. Eigenlijk mag mijn Nederlands docent blij zijn met me, ik gebruik amper afkortingen en ik typ het zo voluit mogelijk, in tegenstelling tot Kayleigh met haar vele typfouten. Ik ben wel trots hoor, op mijn nette taalgebruik via WhatsApp.
Ik ga op mijn rug liggen en ik vouw mijn handen op mijn buik. Na een tijdje val ik toch in slaap, al is het maar voor een paar uurtjes.

"Verdient dit kind wel een hint?" mompelt hij tegen zichzelf. "Ach, waarom ook niet. Ik ben in een vrolijke bui." Hij krabbelt iets op het papiertje en vouwt het snel tussen de handen van het slachtoffer. Gehaast loopt hij naar zijn auto toe. Hij moet immers weg zijn voordat iemand hem ziet, al zou het voor hem geen probleem zijn om diegene ook voor altijd het zwijgen op te laten leggen.

Ik ga chillen met Kayleigh

x Meghan

Tevreden kijk ik naar het briefje, zo is het wel goed genoeg. Ik pak mijn rugzak, waar een sleutel, notitieblok, etui en flesje water in zit. Ik ren de deur uit en loop richting het park.

U: 'Ik ben nu naar het park aan het lopen. Ben jij ook al wakker?'

Bijna direct krijg ik een appje terug.

Kayleigh: 'K ben wakker. K kom zo'

Ik doe mijn mobieltje uit en loop verder. Bij het parkje aangekomen, loop ik door naar de agent.
"Heb je een brief? Voor Meghan Molemaker?" vraag ik direct.
"Hoe weet je dat steeds?" vraagt de agent met samengeknepen ogen.
"Ik heb zo mijn redenen", zeg ik geïrriteerd, "nou, geef me die brief, wil je?"
"Nee. Wij gaan hem openen", zegt de agent stellig.
"Nee! Jouw naam staat er niet op en je weet niet wat je doet. Geef die brief aan mij", zeg ik boos.
"Nee." Dreigend komt de agent voor me staan.
"Wat is er aan de hand?" vraagt een andere agent.
"Ik ben Meghan Molemaker en ik kom mijn brief halen", zeg ik. Ik zie zijn verbaasde blik. "Hoe ik weet dat er een brief is voor mij? In de eerste brief, bij het eerste lijk, stond dat hij me altijd zou blijven schrijven. Er staat niks bijzonders in. Nou, mag ik de brief?" vraag ik weer.
"Als er niks bijzonders in staat, kunnen wij het ook gewoon openen", deelt de eerste agent mee met een grijns. Hij scheurt mijn brief open en negeert mijn gegil. Zijn ogen schieten over de regel.
"Twee wielen in het Engels? Wat is dit?" vraagt hij. Ik haal mijn schouders op, maar ik weet het dondersgoed. Het is de omschrijving voor het sleutelwoord. "Je had gelijk, het is nutteloos", zegt de agent en hij duwt de brief in mijn handen. Opgelucht ren ik weg. Wanneer ik achter de bosjes ben verdwenen, en ik niet meer in het zicht ben van de agenten, bekijk ik de brief zelf ook nog eens. Ik bots tegen iemand op.
"Hee! Kijk ui- oh, hoi, Kay." Kayleigh kijkt me vrolijk aan.
"En? Wat staat er?" vraagt ze. Ik vertel haar alles, vanaf wat er gebeurde in het park met de agenten tot dit moment met de hint. En ik vertel ook wat het is.
"Dus nu zoeken we een sleutelwoord?"
"Ja, en het moeten vijf letters zijn", licht ik toe. "Vertel me alles wat je te binnen schiet."
"Yes, sir!" Kayleigh salueert en huppelt weg. "Ik app je!" roept ze nog voor ze verdwijnt. Ik had verwacht dat we samen zouden gaan brainstormen. Nu kan ik gewoon naar huis, hopelijk zijn mijn ouders nog niet wakker. Dan kan ik ontbijten en ontkennen dat ik weg ben geweest, een stuk makkelijker dan dat ik moet uitleggen wat ik heb gedaan.

Ik ren naar binnen en gooi mijn sleutels in een bakje, waarna ik zelf doorloop naar de woonkamer. Ik pak een bord en brood. Ook pak ik een pot jam, lekker simpel, en ik begin met het eten.
Ik hoor mijn beltoon. Kayleigh belt. Ik neem op en prop de laatste hap naar binnen.
"Hee Kay", mompel ik en zij begint te vertellen.
Ik ben net klaar wanneer mijn vader beneden komt.
"Goeiemorgen, plantenpotje", zegt hij. Hij aait over mijn hoofd.
"Noem me niet zo", brom ik. Kayleigh lacht me uit aan de andere kant van de lijn. Ik voel mijn hoofd rood worden.
"Nu ben je zo rood als een tomaat en pas je in een plantenpotje, nu ben je er geen een meer", plaagt mijn vader me.
"Hou o-op", klaag ik.
"Kom je naar mijn huis? Mijn ouders zijn nu beiden weg", zegt Kayleigh tegen me. Ik knik en zeg ja, alleen dat laatste krijgt ze mee.
"Ik kom er zo aan", zeg ik en ik hang op voordat zij iets kan zeggen. "Ik ga weg!" roep ik regen mijn vader.
"Veel plezier!" roept hij terug. "Ik hou van je."
"Ook van jou. Bye!"

De blauwe glijbaan #Wattys2016Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu