Hoofdstuk 10 - Judith

183 30 9
                                    

Hoofdstuk 10

14 Januari 1944, Kamp Auschwitz

Het was een reis van zes dagen geweest. Zes dagen in een propvolle wagon, waarin ze zich kwetsbaarder en meer vernederd had gevoeld dan ooit tevoren. Iedereen stond tegen elkaar aangedrukt, zonder plaats om te zitten of te slapen. Ze had haar armen om haar koffer heen moeten slaan, om hem niet kwijt te raken. De geur was al na een paar uur ondraaglijk. Het was er nooit stil. Kinderen huilden, er werd gepraat, geschreeuwd, ruzie gemaakt.

Nog nooit had ze zich zo kwetsbaar gevoeld, zo vernederd. Het gevoel een dier te zijn, werd met elke minuut die ze in de trein zat, sterker.

Judith was nog nooit zo opgelucht geweest toen ze eindelijk aankwamen. Het was bijna ironisch, hoe blij ze was. Vreselijke situaties maakten dat ze normale dingen zoveel meer ging waarderen. Haar leven was een flinterdun papiertje was, dat doormidden gescheurd was, en met elke snipper die ze opraapte, besefte ze dat ze geen lijm had om ze aan elkaar te lijmen.

Ze was één van de eersten die de trein uit ging, snakkend naar frisse lucht. Ze stond doodstil buiten, naast de trein, haar ogen gesloten, ademend, alleen maar ademend. Een snipper was beter dan niets.

Toen iedereen uit de trein was gekomen, begon een Duitse soldaat met veel medailles op zijn borst te praten. Judith luisterde maar met een half oor. Met grote ogen staarde ze om zich heen. Het kamp waar ze vandaan kwam, was niets, in vergelijking met dit kamp. Zover als haar oog reikte, zag ze barakken. Grote wachttorens en metershoge hekken van prikkeldraad omringden het kamp.

'Bagage wordt afgegeven nadat je opgedeeld bent,' deelde de Duitse soldaat mee. Judith schrok op en besefte dat ze beter kon luisteren naar wat hij te zeggen had.

'Mannen en vrouwen worden gescheiden.'

Dit kwam niet als een verassing voor Judith, maar voor vele anderen om haar heen wel. Er ging een schok door de menigte. Families zouden uit elkaar worden gerukt, gekreukelde papiertjes in stukken gescheurd.

'Mannen gaan naar links, vrouwen naar rechts,' ging de soldaat stug verder. 'Voor wie niet meewerkt, volgen consequenties.'

Meer hoefde hij niet te zeggen. Iedereen wist wat de Duitsers verstonden onder consequenties.

Iedereen nam snel afscheid van hun geliefden. Omhelzingen vol tranen, handen die zich tot het laatste moment probeerden vast te klampen aan de ander, ogen die een laatste glimp probeerden op te vangen van degene die ze voor een onbepaalde tijd niet meer zouden zien.

De twee rijen gingen ieder een andere kant uit. Judith struikelde over de rotsige ondergrond, haar benen nog slap van de reis.

'Sneller,' snauwde een soldaat en gaf haar een duw. Bijna viel ze op de grond, maar ze wist zich staande te houden. Ze probeerde zich te focussen op haar voeten, maar kon zichzelf er niet van weerhouden om zich heen te kijken. Op de gezichten van de vrouwen om zich heen, zag ze haar eigen gevoelens weerspiegeld. Wanhoop, verdriet, moedeloosheid.

De één was nog magerder dan de ander, sommige nauwelijks in staat te lopen. In elk klein meisje dat zich aan haar moeder vastklampte, zag Judith haar twee dochtertjes, een fata morgana dat ze maar al te graag wilde geloven. O, wat zou ze er voor over hebben om nog één keer haar familie te kunnen zien, één keer haar dochters te kunnen knuffelen.

De rij kwam tot stilstand. Met gefronste wenkbrauwen keek Judith om zich heen. Wat was er aan de hand?

Al snel zag ze dat ze alweer in twee groepen werden opgedeeld. Eerst zag ze niet goed wat het criterium was, maar toen de groepen groter werden, begreep ze dat de zwakken van de sterken werden gescheiden. Een Duitse versie van de evolutietheorie.

Judith wist niet wat er met de groep met zwakkeren zou gebeuren, maar ze wist wel dat ze het beste niet in die groep kon komen. Dat zou haar ook niet gebeuren, toch? Ze was geen twintig meer, maar de jaren als moeder en huisvrouw hadden haar niet de minste gemaakt. Dat zouden ze wel merken, stelde ze zichzelf gerust. Ondanks die gedachte, voelde ze de zenuwen door haar lichaam gieren, terwijl de rij voor zich steeds korter werd.

Een paar meter verderop in de rij waren een dochter en een moeder gescheiden. De dochter, een klein kindje nog maar, wilde haar moeder niet achterlaten en klampte zich luid huilend aan haar vast. Een Duitse soldaat baande zich geërgerd door de mensenmassa heen, naar de twee toe.

'Zorg dat ze ophoudt,' snauwde hij. De vrouw probeerde haar dochter te sussen, maar tevergeefs. De Duitse soldaat trok zijn pistool en zonder verdere waarschuwing, schoot hij.

Stilte.

Toen begon de moeder te schreeuwen, een geluid dat door merg en been ging. Ze zakte op haar knieën heen, bij haar dochter, een uitdrukking van totale wanhoop op haar gezicht. Zonder een spier te vertrekken, schoot de Duitser een tweede keer.

Dit keer was het echt stil.

Het voelde alsof Judith in haar maag was geslagen. Happend naar adem bracht ze een trillende hand naar haar mond, om te voorkomen dat ook zij het uit zou schreeuwen.

Alles wat ze zag, was haar eigen dochter, haar ogen starend in het niets. Ze haalde bevend adem.

'Volgende,' beval de Duitse soldaat, alsof er niets was gebeurd. Langzaam kwam de rij weer in beweging, dit keer stilletjes, klein, gebogen. Het gevaar was ineens heel dichtbij gekomen.

Judith wendde haar blik af van het tafereel. Ze had het gevoel te moeten overgeven als ze er nog langer naar zou kijken.

De rest van de keuring ging als in een waas aan haar voorbij, haar gedachten nog steeds bij het meisje dat op de grond lag, in haar eigen bloed.

Even keek de soldaat haar aan en wees toen naar links, de kant die Judith gevreesd had. Ze slikte. Als in een droom liep ze die kant op, wezenloos, alsof ze een marionet was waarvan de touwtjes waren doorgeknipt.

Toen iedereen was opgedeeld, werden ze naar een groot, stenen gebouw geleid.

'Jullie zijn vies van de reis,' zei één van de soldaten. 'Jullie mogen douchen.'
Een golf van opluchting ging door de menigte heen. Vrouwen die net nog door de soldaten waren gescheiden van hun geliefden, bedankten nu diezelfde soldaten. Ook Judith kon een gevoel van dank niet onderdrukken. De dagen in de trein, de stress, de viezigheid, ze wilde het allemaal van zich afspoelen.

Vol hernieuwde moed volgde ze de soldaten. Gewillig gaf ze haar bagage af en kleedde zich uit, vouwde ze zelfs op een stapeltje.

Omringd door naakte lichamen stapte ze de doucheruimte binnen en wachtte vol spanning tot de douchekoppen aan zouden gaan.

Ze gingen niet aan.

Judiths lichaam verging, net zoals dat van vele anderen, tot as. Haar bezittingen werden weggegooid, haar bestaan uit de boeken gewist.

De snippers die ze had willen verzamelen, waren door de Duitsers weggeveegd, bijna lachwekkend makkelijk.

Papier kan je niet beschermen tegen de dood.

Vergeet me nietWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu