Hoofdstuk 18
21 Januari, 2011, Hotel de Laan
'Hallo, u spreekt met Amy Brown. Ik bel in verband met een brief die ik heb gevonden.'
Het had haar redelijk wat moeite gekost uit te vinden waar ze heen moest bellen, en haar beste Nederlands – wat niet zo heel goed was – maar nu had ze toch de goede aan de lijn. Het Rijksinstituut, had iemand haar verteld, was wat ze noemden 'de bezorgde moeder van Nederland'. Volgens hem konden zij haar vertellen wat er met de afzender en ontvanger van de brief was gebeurd.
'Om wat voor brief gaat het precies?' vroeg de andere kant van de lijn.
'Een brief uit de Tweede Wereldoorlog.'
'Waar hebt u de brief gevonden?'
'Ik heb hem gevonden in mijn moeders huis. Ze is onlangs overleden, en we zijn haar huis aan het opruimen.'
'En wat wilt u precies weten?'
'Ik zou graag willen weten wat er met de afzender en ontvanger van de brief is gebeurd.'
'Kunt u me de namen geven?'
'Ja, natuurlijk. De afzender heet Ester de Rijn en de brief was geadresseerd aan Pieter Aalsman.'
'Heeft u de brief gelezen? Kunt u de relatie tussen hun twee verduidelijken? Dat zal helpen met de zoektermen.'
'Volgens mij waren ze getrouwd, of in ieder geval samen.'
'En wat was de trant van de brief?'
'De vrouw, Esther, schreef over dat het haar speet dat ze niet naar hem geluisterd had, en dat ze hem zou missen.'
'Ah. Kunt u me misschien een kopie van de brief opsturen?'
'Ja, natuurlijk.'
'Goed. Dan ontvangt u binnen nu en zeven dagen een telefoontje terug.'
Vier dagen later kreeg ze te horen dat Esther de Rijn een jonge Joodse vrouw was geweest, die gedeporteerd was naar Westerbork en later naar Auschwitz. In alle waarschijnlijkheid had ze de brief uit de trein gegooid in de hoop dat iemand hem zou posten. Een half jaar later was ze gestorven.
De echtgenoot, Pieter, was echter niet Joods en had de oorlog overleefd. Sterker nog: hij leefde nog.
Het adres was niet al te moeilijk te krijgen. Amy twijfelde geen moment over wat ze moest doen en sprong in de auto. Twee uur rijden was een prijs die ze meer dan willig was te betalen als het om iets ging dat zestig jaar had gewacht.
Ze parkeerde de auto voor het huis en liep naar de deur. Plotseling werd ze wat paniekerig. Wat als hij de brief niet wilde hebben, of als hij het alweer was vergeten? Ze veegde haar zweterige handen af aan haar broek en slikte.
'Kom op, Amy,' zei ze zacht tegen zichzelf en stak haar kin naar voren. 'Ben je een kind van je moeder of niet?'
Even liet ze haar vinger op de bel rusten, toen drukte ze hem in.
Eerst gebeurde er niets, en bijna wilde Amy nog een keer drukken, toen de deur werd geopend. Het was een oude man in een rolstoel. Zijn hoofd was kaal, op een paar grijze haren na, en zijn gezicht zat vol diepe rimpels, afdrukken van zijn leven. Zijn ogen waren opmerkelijk lichtblauw en boorden zich diep in die van Amy. Ze schraapte haar keel en haalde het Nederlands dat ze zo lang geleden van haar moeder had geleerd, tevoorschijn.
'Pieter Aalsman?' vroeg ze.
'Ja, dat ben ik,' antwoordde hij met een diepe stem. Anna bespeurde een vleugje argwaan in zijn stem. 'Wat wilt u?'
'Ik kom de post bezorgen.'
A/N
Het één-na-laatste hoofdstuk alweer! Het gaat echt snel allemaal. Ik vind het stiekem een beetje eng.
JE LEEST
Vergeet me niet
Historical Fiction// Winnaar van People's Choice Award in de categorie Historische Fictie // De jonge vrouw schoof het raampje een tiental centimeters omhoog en liet de wind haar haren uit haar gezicht blazen. Toen stak ze de brief uit het raam. Haar hand trilde t...