16

272 24 17
                                    

Ik, zo impulsief als ik ben, laat het hier natuurlijk niet bij zitten. Ik grijp een loszittende tegel uit de grond en ren op mijn wiskundedocent af. Hij heeft het door en draait zich vliegensvlug om. Hij grijpt mijn pols vast en houdt me tegen.
"Dacht het even niet", sist hij.
"Dacht het even wel!" sis ik terug en ik geef hem een knietje in zijn maag. Hij krimpt ineen. Ik pak de tegel weer van de grond af, maar wanneer ik opsta, slaat hij me tegen mijn hoofd. Ik val op de grond en mijn hoofd raakt de tegels.
"Doe dat niet weer", zegt hij kwaad. Hij staat op en loopt verder. Ik rijk met mijn hand naar mijn rugzak en rits hem open. Ik pak mijn zakmes. Mijn wiskundedocent is al te ver om te steken, dat wordt gooien. Ik gooi het ding en krabbel overeind. Het mes heeft de kuit van de man geraakt en hij draait zich om. Ik sta al voor hem met de tegel en ik knal hem tegen zijn hoofd. Hij valt neer. Hij kreunt en ik laat de tegel op de grond neervallen. Ik moet de politie bellen. Mijn hoofdpijn wordt erger en mijn vingers raken mijn hoofd aan, er zit een warme substantie: bloed. Mijn ondertussen bebloede vingers tikken het noodnummer van het dorp in op mijn mobiel. Meteen begin ik te praten.
"Met Meghan Molemaker. Ik heb de moordenaar gevonden en hij is nu bewusteloos. Ook is er een nieuw lijk. Hendelswoodpark", zeg ik snel. Ik ben zenuwachtig en ik zit vol adrenaline.
"Ik stuur de politie en een ambulance", zegt de vrouw. Ik zeg dat ik het begrijp en hang op. Ik laat mezelf zakken op het bankje.
Piepende banden stoppen voor het bankje. Natuurlijk zijn er geen sirenes, we willen immers geen aandacht trekken. Twee politieagenten stappen uit de auto en lopen naar me toe.
"Meghan Molemaker?" vraagt de één. Ik knik.
"Daar ligt het lijk", ik slik en ik wijs naar Autumn en de glijbaan, "en daar ligt de imbeciel die hen heeft vermoord." De agent loopt samen met twee ambulancebroeders naar de glijbaan. De ene ambulancebroeder controleert haar hartslag, die er uiteraard niet is. Snel lopen ze door naar de moordenaar, om hem te helpen. Ze laden hem op de brancard en voeren hem weg.
"Zeg, jij bent toch dat meisje van die brieven?" vraagt de andere agent. Het is dezelfde die voor mijn deur stond. Hij kijkt me met samengeknepen ogen aan.
"Ja", antwoord ik wezenloos. Ik staar voor me uit, naar Autumn.
"Je spookte wel wat uit", zegt hij.
"Ik moest wel", zeg ik simpel.
"Je moet mee naar het bureau. Een verklaring afleggen. De anderen regelen het met het meisje en de man."
"Zij is niet meer te redden", zeg ik zacht, "ik wil gewoon een mooie begrafenis voor haar en de anderen." Ondertussen ben ik opgestaan en loop ik met de agent mee. Ik moet achterin gaan zitten en hij brengt me naar het gebouw. Ik heb handboeien om gekregen. Ze kunnen natuurlijk niet mij rond laten lopen terwijl ze niet weten wie de dader is, en al helemaal niet wanneer mijn naam altijd op de enveloppen stond.

"Wat heb jij met de moorden te maken? En het hele verhaal, graag", vraagt een agente.
"Ik heb er niks mee te maken", fluister ik.
"Waarom stond je naam dan op de brieven?" De agente kijkt me aan met een opgetrokken wenkbrauw.
"De man die daar bewusteloos op de grond las, de moordenaar, schreef naar mij. Ik vond het ook vreemd. Maar ik kreeg een raadsel. D-"
"Een raadsel?" onderbreekt ze me.
"Ja." Ik kijk haar vies aan, ze wilt het verhaal horen, maar ze onderbreekt me.
"Vertel verder."
"Het was een lastig raadsel, ik kreeg hints. Ik kan mijn aantekeningen laten zien, maar die zitten in mijn tas. Die tas die jullie nu hebben", vertel ik.
"Ik laat hem brengen. Maar waarom kreeg je het raadsel?"
"Het lag op het lijk van Dominique, een van mijn vrienden", ik slik, "en Autumn was weg. Als ik het goed zou hebben, zou ik het lijk terugkrijgen. Dit gebeurde vannacht."
"Maar waarom schakelde je ons niet in?" vraagt de agente. Een andere agent komt binnen, mijn tas brengen. Ik blijf stil en kijk hem na. Mijn mond gaat pas weer open nadat hij weg is.
"Mocht niet. En anders zouden jullie er toch niks aan doen. Dit hele dorp spoort niet!" roep ik boos. Ik ben woedend. Dit hele grafdorp is zo dom als het achtereind van een ezel. Als ze gewoon meteen een goed team en media op hadden gezet, had ik dit niet hoeven doorstaan en waren wat levens gespaard gebleven.
"Heb je zijn motieven gevraagd, daarstraks?"
"Ja. Het was verschrikkelijk dom." Ik zucht vermoeid en vertel haar de reden.
"Dit klinkt allemaal nogal onwaarschijnlijk..."
"Toch is het waar." De agente kijkt me twijfelend aan.
"Ondervraag de man die is afgevoerd. Als hij bekent dat hij schuldig is, regel je meteen de rechtzaak. Neem alles op. Als hij niet bekent, dan zien we zo wat er gaat gebeuren", zegt ze in haar portofoon.
"Komt voor de bakker", hoor ik uit de porto komen.
"Wil je me nu het raadsel en je uitwerkingen laten zien?"
Ik knik. "Mag ik dan wel uit deze handboeien? Dat gaat makkelijker."
"Mmh. Liever niet, maar als er een andere agent bij is, kan ik het goedkeuren."
"Oké." Vrijwel direct loopt er een agent binnen die mijn handboeien los maakt en gaat staan in de hoek van de kamer. Ik pak voorzichtig mijn tas op en ik pak de aantekeningen, de brief van Kayleigh en de brieven van de moordenaar. Ik heb nog niet over Kayleigh verteld, maar dat komt zo wel. Ik stal alle papieren uit en begin bij het begin: brief één. Ik bouw mijn verhaal zorgvuldig op en vergeet geen belangrijke informatie. Ik vertel letterlijk alles. Ik kom er toch niet onderuit.
"Agent Kwoile, de verdachte heeft geantwoord", zegt weer een andere agent, die net binnen is gekomen.
"En? Heeft hij bekend?"
"Nou..."

De blauwe glijbaan #Wattys2016Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu