Ik trok mijn bloederige strijdbijl uit het lichaam van de gorlac* en een diepe zucht van verlichting verliet mijn mond. Ik rechte m'n rug en keek om me heen. Overal zag ik dood en verderf, tranen vielen over de gevallen dwergen. Gewonden kreunden het uit en verdwaalde kinderen huilden om hun ouders die ze nergens vonden. De strijd was gewonnen, we hadden de vijand verdreven, maar een diep gevoel in mijn binnenste vertelde me dat de oorlog nog maar net begonnen was.
Ik zag een vrouw die wanhopig schreeuwend neerviel bij haar gesneuvelde man. Ik deed een paar stappen dichterbij zodat ik het gezicht van de man kon zien en ik herkende het gezicht van Borlar. Hij was een van onze dapperste strijders die met zijn gelach de sfeer altijd liet opleven. Persoonlijk kende ik hem niet zo goed maar ik mocht hem wel, zijn aanwezigheid was altijd aangenaam. Ik knipperde even een opwellende traan weg en draaide me met een laatste blik om. Ik liep de trappen naar de uitkijk op en ging aan de balustrade staan waarbij ik het slagveld in de berg achter me liet. De uitkijk was een simpele uitstulping in de berg, de simpele ronde kamer is uitgegraven en de balustrade is uit de rots zelf gehakt. Zo bevinden zich verschillende wachtposten aan de bergwand. Ik hoorde de hoorn van overwinning klinken en een paar minuten later weergalmde het lied voorgedragen aan de overwinning en gesneuvelden van de strijd, gezongen door honderden dwergen, doorheen de berg. Ik liet me even wegzakken in mijn gedachten toen ik iets later werd wakker geschud door een geschreeuw. Het zingen was weggestorven.
Een zwaar gevoel viel over me heen toen ik me haastte naar de grote hal. Ik hield halt toen een diep gebulder voortkwam uit het diepste van de berg. De berg leek het uit te schreeuwen van pijn en iedereen werd stil. Iets kwam dichterbij, en snel. Een paar trokken hun wapen terwijl iedereen gespannen afwachtte op wat komen ging. Even was er een moment van totale stilte en vlak daarna ging er een schok door de hele berg. De grond van de grote hal barstte open en brokstukken maakten nieuwe gewonden. Een groot monsterlijk wezen rees razendsnel omhoog uit het gat en het geschreeuw brak uit. Het beest zag er uit als een reusachtige, afzichtelijke slang met gifgroene schubben en pikzwarte ogen die al het leven uit je leken te zuigen. Ik omklemde het handvat van mijn bijl wat steviger en rende samen met de overige krijgers op de afschrikwekkende reuzenslang af. Het beest gooide dwergen de lucht in met zijn lange lijf en spuwde brandend gif op zijn tegenstanders. Pijlen ketste af van zijn lijf en onze mêlee-wapens hielden ook niets uit. Een enkele speer zoefde lang mijn hoofd en raakte de slang voluit maar de speer versplinterde alleen maar in duizenden stukjes. Strijdkreten werden luider en luider. Meer en meer dwergen werden het slachtoffer van het door het duister geschapen wezen. Ik hakte erop los maar ik werd samen met tientallen anderen naar achteren geworpen door het beest. Ik kwam hard neer en raapte mezelf met al mijn kracht op, klaar om terug in de aanval te gaan. Maar net toen ik mijn bijl opraapte en richting het gevaarte wou rennen werd ik tegengehouden door een stevige hand. Ik zag een eeltige hand met maar vier vingers die alle vier stevig om mijn arm waren gewikkeld. Ik herkende de hand meteen en keek op naar het bijbehorende gezicht. Een lange, gevlechte baard en donkere ogen die jarenlange wijsheid met zich meedroegen begroette me. Dit was het gezicht van Tolmar, mijn beste vriend en koning van deze berg. Ondanks de kracht die hij op me uitoefende zag ik dat hij heel zwak was. Hij was zwaargewond en hij verloor veel bloed uit een diepe wonde in zijn zij. "Neem een handjevol krijgers en zo veel mogelijk gezonde dwergen met je mee. Laat de gewonden hier, die vormen alleen een last. Ga naar Vhalnôr en waarschuw de mensen. Vraag voor hulp en onderkomen. Ga nu!" zei hij met een trillende maar vastberaden stem die geen tegenspraak duldde. Ik gaf nog een laatste blik naar de dappere man die samen met me is opgegroeid en prentte zijn gezicht nog een goed in mijn geheugen, daarna draaide ik me om en begon te rennen. Ik schreeuwde dat alle gezonde dwergen naar de troonzaal moesten en dat ze zoveel voorraad moesten brengen als ze konden terwijl ik de trappen naar de troonzaal opliep.
Ongeveer een halfuur later liep ik met zo'n zestigtal dwergen en zestien krijgers door de gangen. Iedereen had een rugzak volgepropt met proviand en noodzakelijk materiaal. Er waren een paar kinderen en jongeren met ons mee maar ook zij droegen een volle rugzak. Alle krijgers en andere dwergen die konden droegen wapens. We liepen door een gang met een opening aan de zijkant waardoor we zagen hoe de achtergebleven dwergen zich wanhopig verdedigden tegen het afgrijselijke wezen. Er was een nieuwe explosie in de grond waaruit honderden inktzwarte wormen de lucht in vlogen. We zagen nog net hoe de wormen zich vestigden op de lichamen van de gewonde dwergen toen we de hoek om gingen. Het geschreeuw van getroffen kameraden viel weg toen we de uitgang van onze geliefde berg naderden. Toen ik buiten aankwam en de ijskoude berglucht me tegemoet kwam viel er een zwaar gevoel om me heen. We waren onze berg en honderden trouwe dwergen verloren. Een duistere tijd was aangebroken...
*gorlac: Mensachtige wezens die zich vestigen in duistere gebieden. Ze zijn iets groter dan mensen en hun benen zijn kort in verhouding met de rest van hun lichaam. Ze hebben een plat voorhoofd en vooruitstekende onderkaak. Hun onderste hoektanden zijn vaak duidelijk zichtbaar.
YOU ARE READING
De duistere meester
FantasyEen mens en een elf and some others gaan de wereld redden. De rest moet ik nog verzinnen. Je leest het wel.