Hoofdstuk 1

226 8 2
                                    

Euhhm, okee, dit wordt leukk! mijn eerste verhaaltje op wattpad. ik zit hier eigenlijk vooral om te lezen, maar als ik hier toch ben, kan ik beter ook een wat proberen te schrijven! ik zou tips heel erg waarderen, hopen dat mijn verhaaltje iets wordt :p.ik moet nog even wennen aan hoe het werkt met notities en wat al echt verhaal is enzovoorts, maar dat zal nog wel lukken. Het kan ook zijn dat het ene hoofdstku belachelijk lang is, en het andere ontzettend kort, excuses daar voor :P. Ik ben nog niet zo goed met inschatten, maar ik heb hulp van de beste schrijfster van heel wattpad ;). Diegen we zelf wel wie <3 ;)

Ik haalde mijn handen van mijn oren en opende voorzichtig mijn ogen.

Ben ik dood? ziet de hemel er zo uit? wow... hé? dit lijkt mijn tuin wel. ooh nee... dit ís mijn tuin. Ik moest nog even wennen aan het zonlicht, maar toen mijn ogen weer een beetje normaal konden zien, zag ik dat heel mijn tuin was verwoest. De zon stond laag aan de hemel. Overal lag zwarte as, er brandden hier en daar nog wat zwakke vuurtjes en het tuinhuisje was totaal vernietigd. Ik probeerde voorzichtig op te staan, maar zakte meteen weer in elkaar. Ik was kapot en had totaal geen energie meer. Ik ging op mijn knieën zitten, keek om. Mijn huis was er net zo slecht aan toe als de tuin. Grote stukken waren ingezakt, en overal lagen kapotte glasscherven. De muren die nog overeind stonden waren helemaal zwartgebrand. Langzaam biggelde er een dikke traan over mijn wang. Ik zat hulpeloos, helemaal alleen op mijn knieën op de vieze, modderige grond. Het grappige was dat het leek alsof ik zo uit mijn normale leven in deze puin ben gestapt. Mijn skinny jeans was nog helemaal heel, maar door de modder van de grond zater er wat vlekken op, mijn t-shirt was nog helemaal schoon, en mijn haar hing in mijn slordige vlecht over mijn schouder, gewoon zoals ik die altijd heb. Mijn zwarte sneakers zouden zo uit de winkel kunnen komen, en zelfs op mijn nieuwe ice-watch horloge zat nog geen krasje. What happened?

Ik probeerde opnieuw op te staan. Toen ik een klein stapje zette, viel ik weer om. Ik zuchtte en stond opnieuw op. Ik kon een net iets groter stapje zetten, maar stortte weer in. Ik stond weer op, en viel weer om. Stond op, viel om. Stond op, viel om. Uiteindelijk kon ik heel even blijven staan, 2 pasjes lopen, en dan viel ik toch weer in elkaar. Ik zuchtte. Zo kwam ik hier natuurlijk nooit weg. Ik ging op mijn handen en knieën zitten, als een paard. Ik voelde me een beetje duizelig worden, maar dat trok snel weg. Voorzichtig zette ik mijn rechterhand een beetje naar voren. Dan mijn linkerknie, en vervolgens weer mijn linkerhand. Mijn rechterknie volgde natuurlijk. Langzaam maar zeker kwam ik vooruit. Ik kroop naar de achterdeur, of wat daar nog van over was. Toen ik de deur opende, kreeg ik de schrik van mijn leven. Overal stonden mannen, die druk met elkaar aan het praten waren. Toen de mannen mijn kant op keken, voelde ik me als een klein katje tussen de grote hongerige wolven. ik ging moeizaam staan en hield me vast aan een stuk muur. 'W.. w.. wa... wat doe.. doen jullie hie... ik.. ik heb nie... wat.. wat is di...'. Het viel wel erg op dat deze mannen zich eens wat beter moesten scheren. Ze hadden ontzetten veel haar op hun armen, pluche bakke baarden, en harige oren. Wattefuck! Harige oren? Er klonk een grommende, lage stem. 'Joan, luister. Ik kan alles uitleggen'. Ik zocht tussen de mannen naar een pratend persoon, maar het enige wat ik zag waren oranje oogjes die me aanstaarden. Opeens kwam er een zwarte schaduw aanlopen. Het leek op een hond, maar hoe dichterbij de schaduw kwam, hoe duidelijk zijn figuur werd. Zijn pootjes waren rood van het bloed, evenals zijn bek. In zijn bek zaten enorme, vlijmscherpe tanden, die je nek met een hapje door zouden kunnen snijden. Hopelijk mocht hij mij een beetje. Ik zou me niet kunnen verdedigen, ik zou helemaal niets tegen hem kunnen doen. het enige wat kon doen was hopen dat hij me niets zou doen.

Toen hij vlak voor mijn neus stond, kreeg zijn bek een rare kleine vorm. Hij komt langzaam op zijn achterpoten staan, en zijn pootjes werden armen met bloederige handen. zijn tanden werden kleiner en menselijk, en al het haar verwijnt. Of in ieder geval het grootste gedeelte. Het enige wat uiteindelijk nog hetzelfde was, waren zijn ogen. Hij veegde zijn handen af aan zijn broek en keek me aan.

'James?' vroeg ik. Ik had nog nooit zoveel emoties tegelijk gevoeld. Ik was bang, voelde me verraden en hopeloos. maar aan de andere kant ook trots, zovan, wauw; mijn broer is een wolf! oké, ik ben een beetje vreemd af en toe. niemand is er trots op als zijn of haar broer, vriend, of wie dan ook een weerwolf blijkt te zijn. Ik voelde me eigen niet heel onveilig. Ondanks dat ik me niet zou kunnen verdedigen als hij honger zou hebben, voelde ik me vrij op mijn gemak. Het was tenslotte wel James. Al hoewel, of ik hem hém nu nog kon vertrouwen.

'Joan' zei hij rustig. zijn stem klonk weer normaal. Als de oude goede James. De James die mij altijd duwde op de fiets als ik de berg niet op kwam. De James die stiekem mijn spruitjes voor mij op at zodat ik dat niet hoefde. de James niet mij hielp met mijn wiskunde huiswerk als ik weer eens in de knoop zat. ja, hij klonk weer als die James. Niet als de vuile verrader die me in de steek had gelaten. 'Joans, luister. Ik wil dat je niets vraagt, helemaal niets.-'

Nee hoor. mijn broer is een weerwolf, ik sta hier bij een ruimte met alleen maar grote vreemde mannen met hongerige blikken en ik kan geen kant uit. Ik zal echt geen duizend vragen in mijn hoofd hebben, dat zou toch raar zijn? 'Arthur brengt je zo terug naar de homebase, je neem daar een douche, eet wat en gaat slapen. En ik wil je niet meer zien of horen totdat wij komen, begrepen?'

Zijn strenge stem drong eindelijk tot mij door. 'huh wat? ohh, ja begrepen hoor.'

Ik keek hem een beetje wazig aan. De man die kennelijk Arthur heette nam mij als zijn bruid in zijn armen en bracht me naar de auto. zijn armharen kriebelden op mijn armen. Ik zag een gave, sportieve porsche 911 staan. Echt wat voor James. Hij zette me in de bijrijdersstoel en ging zelf achter het stuur zitten. ik kwam een beetje tot rust op de comfortabele stoel, en mijn ogen voelden zwaar aan. Toen we eenmaal reden viel ik in een diepe slaap. Vreemd, hoe veilig ik me eigenlijk voelde bij die mensenetende wezens.

'wakker worden Joan, we zijn er bijna.' ik opende langzaam mijn ogen en keek naar Arthur. 'Dus Arthur-' mijn zin werd onmiddelijk afgekapt. 'nee. geen vragen had James gezegd.'. Arthurs stem klonk bot. 'ahhh toe? Het is James maar, wat zou hij kunnen doen. ik bedoel, toe ik twee was gingen we samen stoeien en hij...-' Arthur keek me kwaad aan. 'sorry, laat maar.' zou ik snel en ik keek uit mijn raampje. We reden over een doodgewone straat, uit mijn doodgewone dorp waar ik met mijn doodgewone familie leefde. tenminste, dat dacht ik tot de dag van vandaag. nu weet ik wel beter over mijn familie.

Opeens werd het raampje zwart. we reden een tunnel in. zomaar opeens. In de straat die ik iedere dag twee jeer fietste. naar school, en weer terug naar huis. 'Sinds wanneer staat hier een tu...-' 'Joan! alsjeblíefd zeg! geen vragen zei James toch?' Arthur klonk behoorlijk kwaad. ik besloot mijn mond te houden. de tunnel was niet verlicht, het enige licht dat er was, was het licht in de auto. Geen lampen in de tunnel, geen koplampem van de porsche, gewoon een en al duisternis. met moeite slikte ik de vraag of hij wel iets kon zien in. geen vragen. was me diep op mijn hart gedrukt door Arthur, want blijkbaar had james dat gezegd. hoe kon ik dat dan weten...?

De auto remde. hoe kon Arthur in godsnaam weten waar we precies moesten stoppen? Hij stapte uit en ging een stuk voor de auto staan. hij maakte wat vreemde bewegingen in de lucht, en een grote garagepoort rolde omhoog. Arthur stapte weer in en reed de auto naar binnen. de poort sloot automatisch achter ons.

Opeens was alles verlicht. ik moest mijn ogen even laten wennen aan het licht. 'welkom in de homebase, Joan. Hier is de thuisbasis voor wolven. Nieuwe technologie wordt hier ontworpen, jonge weerwolfjes worden hier opgeleid om hun krachten te kunnen beheersen, en voor oudere weerwolven wordt hier getraind voor missies of onderzoeken.' We rijden in een soort garage en parkeren de auto. Arthur stapt uit en wil me weer optillen, maar ik ga zelf al staan. 'het gaat wel, Arthur.' Ik loop een paar pasjes en voel me al een stuk sterker. 'Euhm, Arthur? waar kunnen we na...-' Arthur kijk me strak aan. 'Jaon! alsjeblieft zeg!' roept hij boos. Oh ja, geen vragen dus. Nergens is een deur of uitgang te bekennen. de poort is verdwenen nadat hij zich weer sloot, en geen ramen of deuren om naar buiten te gaan. Arthur loopt naar een van de muren en maakt weer wat vreemd uitziende handgebaren. Er verschijnt een normale deur. ik kijk hem verbaasd aan. 'Deze plaats hier wordt steeds cooler.' glimlach ik. Arthur knikt en opent de deur. 'kom je?'.

Better to get Lost...Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu