-Naamloos-

83 1 2
                                    

Hallo, Mijn naam is Elaine en ik ben 15 jaar. 1,5 jaar geleden ben ik beginnen schrijven aan een verhaal. Het verhaal kwam ineens in mijn hoofd binnen en ik heb het dan maar neergeschreven, uit verveling. Na mijn eerste hoofdstuk kon ik niet stoppen. Ik genoot er heel hard van! Het verhaal gaat over een jongen die ontwaakt uit een coma en niets afweet van zijn bestaan. Het is een vehaal met fantasie en romantiek maar het heeft nog geen titel ;) Natuurlijk zou ik graag wat feedback krijgen op mijn eerste hoofstuk om eens te zien of ik er iets van kan of wat er beter kan .. Dus lees gerust mijn hoofdstuk en vergeet geen feedback te geven !

Mijn ogen openden. Alles om me heen draaide. Zelfs het blauwgebloemde porseleinen theekopje dat ver van me verwijderd stond. Ik probeerde mijn zwakke armen onder mijn hoofd te plaatsen om mezelf recht te duwen en om de tekeergaande kamer halt te houden maar ze gaven geen kik. Ik kon niks bewegen. Alleen mijn wijd opengesperde ogen keken bang en verward om me heen. Ik hoorde allerlei geluiden om me heen. Krieerr. Ik kon het geluid moeilijk beschrijven en het getol eigenlijk ook niet. Ik zag alles in een flits voorbijgaan. Zo snel , dat mijn geest er grijs van werd , ik wilde het uitschreeuwen , brullen of krijsen. Maar ik hoorde alleen een zacht gepiep uit mijn mondholte komen dat klonk alsof iemand met lange nagels over een oud krijtbord gleed. Ik voelde mijn ogen rood worden en mijn oogleden verzwaren ; ik had nu al een minuut niet meer geknipperd. Het was afschuwelijk. Net toen ik op het punt stond het op te geven vertraagde de kamer. Mijn grijze geest verbleekte en eindelijk kwam er een einde aan het steeds herhalende gedraai. De wereld stond weer stil en was weer zoals het hoorde te zijn.

Ik gebruikte mijn slappe rechterhand om mezelf met behulp van de krakende leuning naast mijn dij recht te trekken.

Waar was ik ?

Wie was ik ?

Ik slenterde hulpeloos en zwak door de verlaten ziekenkamer. Ik zocht grondig naar aanwijzingen van mijn bestaan waarvan ik niks meer afwist maar ik zag alleen een bos verdorde rode rozen en een doosje chocolade die waarschijnlijk al ruim overtijd was. Ik slofte dus hopeloos op twee gevonden pantoffels de kamer uit waar geen spoor bleek te zijn van wie ik was of was geweest. Langzaam stapte ik richting de lift door de lange en verlaten gang van het kille ziekenhuis.

Toen ik versuft rond me keek bleek alleen mijn eigen kamer voorzien te zijn van een straaltje licht. Alle andere lege kamers waren donker, verlaten en stoffig. Ik hoorde mezelf stilletjes hopen dat de lift nog in werking zou zijn : in mijn conditie kon ik nog geen trede afgaan zonder iets te breken. Toen ik op de stoffige liftknop drukte ging de lift gelukkig open en slaakte ik een zucht. Ik slofte de lift in en leunde tegen de vieze en bevlekte spiegelwand. Ik hief mijn bonkend hoofd op naar het plafond van de lift waarin je duidelijk de geluiden van de neerdalende lift kon horen. Ik sloot mijn vermoeide ogen en probeerde mijn afgebrokkeld verleden voor de geest te halen. Maar het enige beeld dat ik kon waarnemen was dat van een jonge vrouw.

Ze zat recht tegenover mij aan een lange tafel. Het was een vaag beeld. De vrouw en ik bleken elkaar goed te kennen. Ik zag ook dat ze het naar haar zin had , er was namelijk een telkens terugkerende glimlach op haar gezicht die soms zo breed werd dat ze luidop lachte. Bij elke glimp van het gelaat van haar kreeg ik een warm gevoel door mijn lichaam heen. Een soort rilling die me toch gerust stelde. Net toen ik haar met mijn laatste krachten wilde vragen wie ze was of waarom zij de enige bleek te zijn die ik me herinnerde, vervaagde het beeld. Mijn ogen schrokken open toen de lift plots stilstond en de deuren krakend en piepend opzij schoven. Het bordje links van de lift gaf aan dat ik me op de gelijkvloerse verdieping bevond. Vreemd. Ik kon me niet herinneren dat  ik een tweede drukknop had aangeraakt. Wel , ik dacht er verder niet bij na , ik kon me naast het beeld de jonge vrouw toch niks meer herinneren, dus waarschijnlijk was dit kleine detail in een oogwenk uit mijn brein gewist. De hal die ik nu betrad had een aantal lichtjes die maar flauwtjes brandden. Enkele waren zelf niet meer in staat om voortdurend op te lichten en flikkerden hulpeloos. De hal had iets van een wachtkamer bij een dokter die alleen dodelijk zieke mensen verzorgde , het was er ook kil en er hing een sfeer alsof iedereen die deze hal betrad , zou neervallen na zijn eerste ijverige stap. Ik staarde recht voor me uit toen ik slaperig door de kille gang slenterde. Ik had per ongeluk één van mijn beige gevonden pantoffels achtergelaten in de lift , die nu roestig sloot. Ik wilde nog terugkeren , maar mijn ledematen lieten dat niet toe , ze weigerden om te keren en bleven doorstappen.

De uitgang aan het einde van de gang was mijn doel. Hoe eerder ik hier weg was , hoe beter. Maar voor ik de half-openstaande deur naar mijn vrijheid kon bereiken werd ik opgehouden door een schrikwekkende schreeuw. “Héla , blijf eens staan jij ! “ ,  Een klein mollig dametje was vanachter een loket gekomen waarvan de ramen zo goed als zwart waren door de dikke laag stof die zich had verzameld doorheen de jaren. Het trippelende dametje nam me bij de mouw en vroeg op een aandringende toon terwijl ze recht in mijn verwarde ogen keek : “Waar denk jij naartoe te gaan ?”

Het was uiterst moeilijk voor mij om verstaanbare tonen te vervormen tot zinnen of woorden dus wees ik met mijn trillende wijsvinger richting de tochtende deur van de uitgang. De frons op de dame haar gelaat vergrootte en ze beantwoorde mijn verlegen gebaar met een schuddend hoofd. “Nee  hoor , naar boven jij ! Terug gaan slapen , het ontbijt is om negen uur. “ bromde de dame streng. “Gaan slapen?” vroeg ik mezelf af , ik keek schaapachtig de kant op van het raam naast de deur. Het was nacht. Ik moest inderdaad naar mijn kamer , waar ik eigenlijk niks te zoeken had. Ik keek fronsend de dame aan, knikte flauwtjes en draaide me om naar de lift die me terug zou brengen naar mijn ziekenkamer. Hinkend op mijn ene voet waar nog een pantoffel aan vasthing bereikte ik de lift. Voor ik de liftknop maar kon aanraken spreidde de lift zich met geweld open. Geen verloren pantoffel meer op te merken. Blijkbaar was mijn pantoffel meegenomen of weggebracht. Nogal merkwaardig , zo midden in de nacht. Ik stapte de lift in en drukte op verdieping vier , waar mijn kamer zich blijkbaar bevond . De lift ging piepend open.

Ik schrok. De gang was veranderd. De grond was niet meer wit als crème en de muren niet hemelsblauw , maar alles was zwart.

Zelf het frame van de openstaande deuren waren zwart als de nacht. Ik controleerde of ik me wel op de juiste verdieping bevond. Verdieping 4 . Ik was juist. Stijfjes sluipte ik door de gangen. In elke deuropening stond een grijsachtige schim fluisterend tegen zichzelf te praten. Sommigen bonkten zelf hun kalend hoofd herhalend tegen de muur naast de deur. Ze hadden een menselijke vorm maar ik was toch niet zeker of deze ‘mensen’ wel echte mensen waren , hun armen waren veel te lang en hun ogen waren donkere zwarte gaten. Het gaf me de rillingen. Maar één schim viel me op. In het donkere hoekje , naast de zestiende deur stond een zwart gelaat. Hij keek me onderzoekend aan. Hoe dichter ik naderde hoe meer me opviel aan deze mysterieuze man.  Hij had een witte trui aan die vuil en grijs geworden was , zijn broek was doorsnee en zwart maar er viel mij iets op ter hoogte van zijn rechterdij. Er stak een vreemd wit voorwerp mijn richting uit. Op het moment dat ik het beter wou bekijken , deinsde de man naar achter en verdween in de schaduw van de duistere hoek. Als sneeuw voor de zon , was het zwarte gelaat verdwenen. Ik kon mijn ogen niet geloven.

Mijn hersenen gaven een plots sein van slaperigheid waardoor ik amper mijn ziekenbed kon bereiken . Ik stortte me op de witte lakens -knipperde nog een keer- en viel als een blok in een diepe slaap. Die nacht droomde ik over de jonge vrouw. Samen zaten we weer aan tafel. Lachend en pratend dronken we elk van een theekopje. Ik concentreerde me beter. Ik wilde details zien. De tafel bleek van eikenhout te zijn en was goed onderhouden , de thee was volgens mij groene thee , dat rook ik aan de walm die uit het theezakje kwam , die naast de jonge vrouw haar theekopje lag. Samen zaten we in een gezellige tuin. Een hommel vloog langs mijn oren , waardoor ik het luide gezoem van de vleugels kon horen. De vrouw ratelde maar door over dingen die haar een brede glimlach gaven op haar gezicht. Toen zag ik het , het theekopje in de handen van de dame was precies hetzelfde theekopje als het blauwgebloemde kopje dat op de vensterbank van mijn ziekenkamer stond. Dat theekopje had ik ook in mijn handen. Maar in mijn kopje bleek geen groene thee te zitten. Het had een andere kleur. Niet groen , nee , maar een soort paarsachtige kleur. Nee, niet paars , het leek heel hard op… Toen schrok ik wakker.

Dit was mijn eerste hoofdstuk..Heb je commentaar ? Zet gerust een reactie :) xElaine

-Naamloos-Where stories live. Discover now