Hoofdstuk 11

213 12 3
                                    


Ze waren ongeveer een uurtje onderweg toen de auto een woonwijk in draaide. Stick parkeerde de auto op een klein plaatsje en liet de motor draaien. Hij stapte uit en liep naar de kofferbak, terwijl Cor zich naar Wolfs toe omdraaide.

"We gaan iemand een boodschap geven. Hier, trek deze aan." Cor gaf hem een hoopje zwarte stof. Het duurde even voordat Wolfs door had dat het een bivakmuts was. "Je hoeft niet veel te doen," zei Cor. Op dat moment plofte Stick weer neer op de bestuurdersstoel. Hij had een sporttas in zijn handen die hij open ritste zodra zijn deur weer dicht was. In de tas zaten twee volautomatische vuurwapens. Cor pakte ze beet en gaf er eentje aan Wolfs. De andere hield hij zelf. "We rijden straks langs een huis met daarvoor een zwarte Mercedes, kenteken NV-403-P. Zodra je die bak ziet begin je te schieten, begrepen?"

Zonder op een antwoord te wachten begon Stick weer te rijden. Cor keek Wolfs even indringend aan via de achteruitkijkspiegel, tot dat Wolfs zijn wapen begon te controleren. Alles zag er goed uit; het wapen was klaar voor gebruik. Niet veel later reden ze een andere straat in. "Opletten nu," beval Cor. "Het is die auto daar rechts in de straat."

Stick zorgde ervoor dat de ramen bij Cor en Wolfs open gingen. Snel trok Wolfs de bivakmuts over zijn hoofd. Door de geblindeerde ramen van de Audi was hij eerst niet te zien geweest, maar nu de ramen naar beneden gingen wilde hij absoluut niet herkend worden. Niet met een wapen in zijn handen. Hij wist niet of het een afrekening zou worden, of dat er enkel een 'boodschap', zoals Cor het had genoemd, afgegeven zou worden.

Wolfs concentreerde zich op de auto. Het leek alsof er niemand in zat. Hij volgde de bewegingen van Cor en stak het wapen uit het raam. Net op het moment dat Wolfs de trekker overhaalde, ging de voordeur van het huis open en kwam een peuter naar buiten. Het kind verstijfde van de schrik toen hij de harde knallen hoorde. Zodra Wolfs het kind zag haalde hij zijn vinger van de trekker, maar Cor bleef doorschieten. Wolfs wilde zijn cover niet vergallen, maar hij wilde ook zeker niet het leven van een onschuldig kind in gevaar brengen. Gelukkig trok een hand het kind weer snel naar binnen. Alles gebeurde in slechts enkele seconden, maar zodra Wolfs zag dat het kind in veiligheid werd gebracht begon hij weer te schieten. De Mercedes was ondertussen doorzeefd met kogels. Het magazijn van Cor's wapen klikte leeg en direct gaf Stick gas. De Audi ging er met gierende banden vandoor.

Ze reden met volle snelheid de straat uit, terwijl de ramen weer omhoog gingen. Adrenaline gierde door het lijf van Wolfs. Niemand sprak terwijl de auto weer op meer normale snelheid begon te rijden en zo opging in het andere ochtendverkeer. Ze reden tien minuten tot dat ze onder een viaduct uit kwamen. Stick stopte de auto en iedereen stapte uit. Hij rommelde wat in een paar struiken tot dat hij tevoorschijn kwam met een aantal jerrycans. De lucht die om de vaten hing verraadde dat er benzine in zat. Stick gaf er een aan Wolfs en gebruikte de andere om de auto van benzine te doordrenken. Wolfs had geen uitleg nodig en begon aan de achterkant van de wagen. Hij sprenkelde de benzine over de lederen bekleding van de wagen, tot dat de jerry can leeg was. Cor gebruikte de laatste jerry can om een spoor van benzine te maken. Zodra ook Stick klaar was en op veilige afstand stond pakte Cor een sigaret en een doosje lucifers uit een van zijn zakken. Hij stak de sigaret aan en met een simpele handbeweging gooide hij de nog brandende lucifer in het benzinespoor. Binnen enkele seconden stond de Audi al in lichterlaaie.

Cor keek even naar de vlammenzee, maar draaide zich al snel weer om. "Ik moet even bellen, daarna gaan we." Hij liep van Stick en Wolfs weg, maar nog geen vijf minuten later was hij alweer terug.

"Kom, we gaan. Er staat hier vlakbij een auto klaar voor ons."

***

Het was nog geen negen uur in de ochtend toen Stick de tweede auto, een oude Volvo, voor het huis in Den Haag parkeerde. Stick liet Cor en Wolfs uitstappen en reed vervolgens weer weg. Cor en Wolfs liepen het huis binnen. Wolfs wilde de trap oplopen om zich om te kleden. De stank van rook en benzine zat in zijn kleding en hij verheugde zich op een douche en schone kleding.

Cor's woorden hielden hem tegen. "Kats, kom nog even mee."

Wolfs volgde Cor de woonkamer in. "Dit was een test, dat begrijp je?" vroeg Cor zodra ze in de kamer waren. De man kwam dreigend en dicht op Wolfs staan.

Wolfs dacht niet dat de vraag een antwoord behoefde, maar knikte voor de zekerheid met zijn hoofd. Hij zag hoe Cor zijn vuist balde, maar kon niet voorkomen dat de vuist in zijn maag stompte. Wolfs probeerde weg te bewegen, maar Cor was sneller en stompte weer in zijn buik.

"Ik heb toch gedaan wat je vroeg?" Protesteerde Wolfs met geklemde kaken.

Cor wilde hem weer slaan, maar deze keer had Wolfs het op tijd door en kon hij zijn lichaam wegdraaien van de vuistslag die op zijn ribben gericht was.

"Half," reageerde Cor. "De baas is niet blij dat je niet bleef vuren."

"Ik ga geen kind doodschieten. Dat was niet de opdracht. En ook al had je dat wel gevraagd, dan nog had ik het niet gedaan. Ik ben geen engel, maar ik ben ook geen kindermoordenaar." Wolfs was bereid een hoop te doen om zijn cover te beschermen, zeker in de wetenschap dat het CIE hem gratie zou verlenen voor 'misdaden begaan tijdens undercover werk'. Maar er waren grenzen. Het in gevaar brengen van een kind stond, wat Wolfs betreft, bovenaan het lijstje van dingen die hij absoluut nooit zou doen.

Cor liet hem gaan.

"Dat kan ik respecteren. Maar je doet wat de baas zegt, begrepen? Je hoeft niet op dat kind te schieten, die auto was je doelwit." Met die woorden liet Cor Wolfs achter.

Dat was de grote test van Horsberg geweest. Later had Wolfs op het nieuws gezien dat de Mercedes van een zakenman was geweest. De man was al eerder bedreigd door een criminele organisatie en de politie vermoedde dat de schietpartij een direct dreigement door die organisatie was geweest. De vriendin van de man wilde juist hun zoontje naar het kinderdagverblijf brengen toen op de wagen geschoten werd. Niemand was gewond geraakt. Van de daders ontbrak elk spoor, hoewel een afgebrande auto die een paar kilometer verderop was gevonden mogelijk in verband stond met de aanslag. Wolfs was blij dat niemand door had dat hij er bij betrokken was. Hij kon zich niet voorstellen wat zijn collega's in Maastricht van hem zouden denken als hij wéér als verdachte werd aangemerkt in een ernstig delict.

Horsberg had nog wat andere kleine dingen voor Wolfs gehad. Hij had wat pakketjes rond gebracht; waarschijnlijk met drugs, maar Wolfs vermoedde dat er wellicht ook wel wapens in een aantal van de pakketten hadden gezeten. Omdat het op dat moment vooral belangrijk was het vertrouwen van Horsberg verder te winnen had hij geen enkele nieuwsgierigheid getoond naar de inhoud. Voor het onderzoek van het CIE maakte het niet uit. Als Horsberg gepakt zou worden op enkel dealen of het vervoeren van illegale wapens zouden zijn advocaten er voor zorgen dat hij binnen de kortste tijd weer op vrije voeten was. Het was belangrijk om de man te pakken op de grote zaken waar hij zich mee bezig hield; mensenhandel en liquidaties.

Nu Horsberg zelf ineens weer voor hem stond was het voor Wolfs duidelijk dat dit een belangrijk moment zou zijn. Of Horsberg zou hem eindelijk vertrouwen en hem als mol gaan gebruiken, of het was Wolfs niet gelukt om het vertrouwen van de man te winnen. Aan de joviale reactie van Horsberg te zien zat het allemaal wel goed en kon het echte werk gaan beginnen. 

***

Bedankt voor het lezen en de stemmen! Ik hoor graag wat jullie van mijn verhalen vinden :)

Ingehaald door het Verleden - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu