hoofdstuk 7

208 15 1
                                    

20 Februari 1942

gisterenavond gebeurde er zoiets engs. het was al laat in de avond toen ik plots harde kloppen op de voordeur hoorde. ik ging zeer snel de voordeur open doen en ik dacht dat ik er geweest was. voor me stonden 5 grote, angstaanjagende mannen in SS  uniformen.  Ik begreep er niets van, zijn ze erachter gekomen dat ik voedsel heb gestolen? Maar dan begint een van de 5 op een verrassend vriendelijke toon tegen me te praten: "meisje, als ik jou was zou ik dat licht maar snel uit doen, je ziet het vanaf buiten en zo kunnen ze vanuit de lucht zien dat hier een dorp is. Je wilt toch niet dat hier een bom wordt gegooid, je wil de ondergang van je dorp toch niet op je geweten hebben?" jh.. jha...ja stammelde ik onder de indruk, ik sloot de deur en deed het licht uit. Ik kroop maar weer eens in mijn bed. een deel zullen ook maar mensen zijn zoals Frans zeker?

15 januari 1943

Eindelijk ben ik klaar met mijn opleiding als verpleegster. Ik zit op de trein met andere verpleegsters. we zijn er bijna. Maar we waren amper binnen in het ziekenhuis toen er al een lading soldaten binnenkwam. We moesten ze meteen te hulp schieten, maar ik schrok me rot! het was veel gruwelijker dan ik had verwacht. Ik begon te begrijpen waarom mama en papa er zo tegenop zaten dat ik ging. Maar ondertussen ben ik 17 en dus oud genoeg om zelf te beslissen, daar had ik nu spijt van. En van Frans hebben we ook nog altijd niets gehoord, ik vraag me af hoe het met hem gaat. Of hij nog leeft. Maar geen nieuws is goed nieuws zeker. Maar terug naar de gruwel hier die Frans waarschijnlijk elke dag moet meemaken. Voor mij staat een soldaat, hij moet iets in de 20 zijn schat ik. Hij is heel vuil en hangt vol met modder. Zijn gezicht is gewikkeld in een vuil verband, het ziet rood van het bloed en bruin van het vuil, je hoeft geen genie te zijn om te weten dat dat niet gezond is, hij moest dringend een nieuw verband aan. Ik weet niet of ik wel zo dapper ben om het verband uit te doen en te zien wat eronder zat. Ik wenkte hem en zei dat hij mee moest komen, ik moest dapper zijn, dapper zoals Frans en de andere soldaten elke dag zijn. Dus raapte ik al mijn moed en deed het verband af, wat daaronder zat tartte mijn verbeelding. Bestond zoiets wel echt? was dit niet gewoon een nare droom? de wonde liep vanaf zijn oor tot aan zijn mond. Hij had geen kin meer, door een bombardement vermoed ik. Een deel van zijn wang was ook weg. De wonde was vuil en etterde. Hij moet mijn geschokte blik gezien hebben, want hij zei: erg he. Dit is nog niets, Oh god, ik moest hem echt helpen. Dus ik begon eraan. Achter mij riep er iemand, het was een vrouwengil. Een jonge verpleegster die de gruwel van haar patiënt niet aankon. Ze werd gek, maar niemand bekommerde zich om haar, daar was geen tijd voor. Er waren mensen die onze hulp veel meer nodig hadden. Jammer genoeg kwam onze hulp voor sommige soldaten te laat. Zij stierven dan op de grond, of op een veldbed maar meestal op de grond. Ik had echt met hen te doen. Sommige van hen hadden hun familie al 3 jaar niet meer gezien. Het moet erg zijn om in zo'n omstandigheden, zo ver van huis te sterven.

Een klein meisje in een grote oorlogWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu