Zou ik?

36 4 2
                                    

Het is bijna middernacht. Ik lig in mijn bed, de tranen stromen over mijn wangen. Ik sta zachtjes op uit mijn bed en sluip naar de andere kant van mijn kamer om een zakdoekje te nemen. Ik was niet stil genoeg want plots hoorde ik zijn stem, de man die zich mijn vader noemt schreeuwt door het hele huis: 'Wees stil vuil rotkind, ik probeer hier te slapen.'
Mijn benen trillen van angst. Bang dat hij weer naar boven zal komen om me te slaan, net als de vorige keer. Ik stond vol blauwe plekken. Na een tijdje is mijn hartslag weer wat rustiger en kruip ik stilletjes weer in mijn bed. Ik raak maar niet in slaap want mijn gedachten blijven door mijn hoofd spoken.

Ik denk na over hoe hard ik mijn leven haat, op school gaat het heel erg slecht, mijn cijfers zijn echt waardeloos. Mijn klasgenoten lachen me altijd uit omdat ik volgens hen rare kleren droeg. Zelf vind ik dat mijn kleren nog wel oké waren. Ik volg toch steeds de nieuwste mode trends. Ik draag misschien wel altijd lange broeken en T-shirts met lange mouwen, maar daar heb ik een goede reden voor. Ik wil niet dat iemand de blauwe plekken ziet wanneer mijn vader me weer geslagen heeft of de rode lijnen en littekens van snijwonden die ik maakte als het me weer eens te veel werd.

Ze lachen ook altijd met mijn figuur, ze vertellen me steeds weer hoe dik ik ben en hoe een lelijke kop ik heb. Dat wist ik al lang. Ik deed er alles aan om te vermageren. Ik at amper iets en als ik dan al iets at dan kotste ik het er nadien weer uit in het toilet. Door al dat overgeven hadden mijn tanden een vieze geelachtige kleur, hoe vaak ik ze ook poetste, ze werden niet terug witter.
En mijn kop dan, die is nog erger dan mijn lijf. Ik sta vol met van die vieze dikke puisten. Hoeveel moeite ik ook doe om ze te verbergen met foundation, het wilt maar niet lukken. En dan heb ik ook nog zo een irritant wipneusje dat echt niet bij de rest van mijn gezicht past.

Ik kan al dat gepest echt niet lang meer verdragen. Ik wil dit leven niet meer, ik word er ziek van om mezelf altijd te moeten verbergen op school en als ik na zo een lange dag thuis kom dan wordt het niet bepaald beter.
Sinds mijn moeder is gestorven drinkt mijn vader elke dag veel te veel alcohol. Hij krijgt zijn verlies niet verwerkt en door de alcohol wordt hij vreselijk agressief. In plaats van me met een lekkere warme knuffel te begroeten zoals vroeger, krijg ik een pak slaag als ik thuiskom.
Mijn gedachten dwalen steeds verder af tot ik in slaap val.

Het is ochtend. Ik sta op en neem mijn fiets om naar school te gaan. Honderd meter voor ik de schoolpoort bereik hoor ik opeens iemand mijn naam roepen. Zij was het, het meisje dat mijn leven de afgelopen maanden tot een hel heeft gemaakt. Snel fiets ik verder. Op het moment dat ik door de schoolpoort rijd word ik van mijn fiets gesleurd. Ik zie niet wie het is want het wordt even zwart voor mijn ogen. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en tegen de tijd dat mijn hoofd terug een beetje helder is, is er niemand meer te zien. De bel zal vast al gegaan zijn terwijl ik eventjes buiten bewustzijn was. Ik heb kippenvel over mijn hele lijf van woede.

Ik ben het beu, ik ga er nu een einde aan maken. Ik raap mijn fiets op van de grond en stap op, ik rijd naar de brug die zich twee kilometer verder bevindt. Ze gaat over één van de drukste autosnelwegen van het land. Het is de perfecte plek. Als ik er eindelijk ben, ben ik er honderd procent overtuigd dat dit het juiste is om te doen. Ik ga op de rand van de brug staan, klaar om te springen, maar dan...

De twijfel slaat toe. Ik denk terug aan mijn moeder. Ze heeft zo hard gevochten om in leven te blijven en nu ga ik dat van mij zomaar weggooien. Ik denk ook aan mijn vader, niet de vreemde die hij nu is geworden, maar de liefdesvolle vader die hij ooit was. Ondanks alles zie ik hem ergens nog steeds graag en ondanks alles begrijp ik hem ergens ook wel nu. Ik herinner hem aan de liefde van zijn leven. De liefde van zijn leven die nu dood is. Het is geen excuus om je kind zo te behandelen, maar ik begrijp dat het hem pijn doet om mij te zien. Het zou beter zijn voor hem als ik er niet meer was. Terwijl ik zo op de rand sta na te denken, hoor ik paniekerige stemmen dichterbij komen. Ik sta nog steeds op de rand van de brug en ze schreeuwen dat ik er af moet komen. Dat doe ik ook, maar niet aan de kant waarop ze hopen. De stemmen in mijn hoofd schreeuwden luider. Ik voel nog een laatste keer de wind, de zonnestralen en de adrenaline die door mijn lijf giert. Ik voel me zo springlevend en dan... Niets meer, ik ga naar mama.

Zou ik?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu