Lightblood (proloog)
Elke nacht heb ik dezelfde nachtmerrie, altijd dat prachtige bos waar iets verschrikkelijks zal gebeuren. De winter is gekomen en overal ligt een dun laagje van sneeuw. De rivier waar een laag ijs op ligt, de bosdieren die ergens veilig in de bomen zitten en hun winterslaap houden. Het is nacht en de volle maan schijnt door de bomen heen. De bevroren bladeren liggen op de grond en er zit niks meer aan de bomen. En dan heb je mij nog. In een prachtige gala jurk. Hij is donker rood, hij heeft een diepe hals, een zwarte band bij mijn ribben en zwart kant over de gehele jurk die tot mijn enkels komt. Ik draag hoge hakken. Mijn nagels zijn perfect zwart gelakt, het bruine haar dat op mijn rug hangt is perfect gekruld en lippen zijn even rood als de jurk. Mijn blauwe ogen zijn zo opgemaakt dat het lijkt of ze licht geven. En ik heb een zwarte omslagdoek om dat me beschermt tegen de kou. Er staat een jongen tegenover me met een pistool in zijn hand. Zijn ogen staan kil. Hij kan niet ouder zijn dan 18. Hij heeft kort donkerblond haar en de donkerste bruine ogen die ik ooit gezien heb. Hij draagt een zwarte broek en een witte blouse. ‘Ik moet dit doen en het spijt me niet’. Dan de hardste knal die je ooit zult horen en ik zie mezelf in elkaar zakken. Dit zie ik gebeuren, want ik sta toe te kijken van achter de jongen. Ik weet altijd hoe de droom zal eindigen, maar nog steeds word ik trillend wakker. En altijd word ik rond 5 uur wakker.
Deze droom is altijd zo echt dat het geen leugen kan zijn. Ik ben zo bang dat het echt is. Deze nachtmerrie kwelt me al jaren. Ik kan nooit ontsnappen aan deze droom. Het zal uitkomen, dat weet ik en daarom ben ik bang.
Soms word ik huilend wakker, wetend dat het binnen een paar jaar zal zijn dat ik zal overlijden, want ik zie er bijna even oud in mijn dromen en ik ben pas 17 jaar oud.